Toen Valère zijn overjas aantrok en steunend op zijn wandelstok het huis in de Doelenstraat verliet, liet de zon zich schuchter zien aan de einder en verjoeg ze de fonkelende tranen van de nacht. Hij passeerde de gietijzeren brievenbus en haast mechanisch zette hij zijn dokterstas neer en keek hij of er post was - zogezegd achteloos, maar hij had het sleuteltje al in de hand, ook al was het nog vroeg en verwachtte hij niets. Dokter Verdoodt kon van ouderdom niet meer neerknielen om te kijken, dus zijn hand verdween in de brievenbus en hij had hem ook meteen willen terugtrekken, als hij geen enveloppe had gevonden.
Aan de ouders van Nestor Verdoodt, las hij, en daaronder zijn adres.
Valère schudde zijn hoofd in ongeloof, kneep de brief samen in zijn hand en beende weer naar binnen, terwijl zwarte vlekken voor zijn ogen dansten. Zijn dokterstas bleef staan onder de rozenstruik. Hij sloot de voordeur achter zich, kon zich nog net overeind houden aan de deurknop.
"Nestor, wat hebt ge uzelf toch aangedaan?" fluisterde hij en hij streelde de enveloppe als het gelaat van zijn jongen. Hoewel hij de brief niet eens moest openen om de inhoud te kennen, scheurden zijn trillende handen de enveloppe open. Een typemachine vertelde hem zakelijk wat hij weten moest.
Valère schudde zijn hoofd, bleef zijn hoofd schudden. "Wat hadt ge gedacht?" vroeg hij aan de brief, en hij verfrommelde hem in zijn vuist. "Ik wist wel dat dit zou gebeuren, dat wist gij ook. En zal ik u eens iets vertellen, zogenaamde zoon van mij? Ik veracht u! Elke cel in mijn lichaam veracht u. Altijd heb ik een normale zoon gewild, ik heb alles voor u gedaan, ge hebt van mij alles gekregen wat ge woudt, en toch waart ge nooit gelukkig. Wat moest ik u geven, moest ik het geluk op een zilveren schaal aanbieden? Och, mocht ik zelf zoiets kostbaars hebben, ik zou het in één hap verorberen, stiekem achter het gordijn. Ha! Hoort ge mij? Wat ben ik toch verdorven, wat voor onzin kraam ik uit. Ik heb gezwegen omdat dit is wat er uit mijn mond komt als ik met u spreek! Ge beseft het misschien niet, maar gij hebt ons geluk ook vernietigd. Gij hebt mij doen lijden, zo doen lijden, omdat ge altijd een mysterie gebleven zijt. Ge leefde elke dag in mijn huis, ge leekt op mij, ge waart mij, en toch bekeken wij elkander als toevallige passanten. Het is op momenten als deze, dat ik me gelukkig prijs dat ik u nauwelijks gekend heb. Misschien voelde ik altijd al aan dat deze dag zou komen en behandelde ik u daarom niet als een gelijke. Gij moet het zeggen, is het niet beter dat de liefde tijdens het leven afneemt zodat het afscheid u minder kwetst? Ik heb u nooit zo graag gezien als Dimp en Albinus - dat is goed, zo hoort het, ondervind ik nu. Ach, ge hadt het moeten weten, dat die uitblijvende liefdesgevoelens een hoger doel dienden. Wie kan immers een kind verliezen dat hij graag gezien heeft? Dokter Hartman is een dochter verloren, lang geleden, toen het meisje nog heel klein was - hoe kan iemand zoiets doorstaan, en voortleven? Of zijt ge soms vertrokken om mij op de proef te stellen, Nestor? Wilde ge altijd al weten of ik van u hield? Wel, nu kent ge het antwoord! Ge stelt me teleur met uw sterven, ge maakt me woedend, en ik denk niet dat die woede ooit zal gaan liggen. Ik veracht u!" krijste Valère en hij verscheurde de brief. "Misschien, Nestor," raasde hij tot de dwarrelende snippers, en hij schopte ze in het rond nog voor ze het tapijt konden raken, "misschien zult ge denken dat ik u gedood heb. Dat ik, uw eigen vader, u heb vermoord! Ge hebt mij verteld dat ge naar de oorlog zoudt vertrekken, en ik heb u slechts met verbazing aangehoord, ik hield u niet tegen. Was dat voor u een goedkeuring om te gaan, een teken dat uw lot mij koud liet? En nu komt ge niet meer terug en zult ge het mij verwijten, omdat ik niet hemel en aarde bewogen heb om u tegen te houden. Maar waarom zou ik? Ik geloofde u niet, want ik dacht niet dat een zoon van mij zo krankzinnig kon zijn, ik dacht dat ge dronken waart! Het is misschien de plicht van een vader om zijn zoon te bedaren wanneer deze onnozele dingen zegt en hem tegen te houden wanneer hij onnozele dingen wil doen en een oorlog te stoppen als dat is waar hij heen wil. Gij moet het zeggen, moet een vader zoiets doen? Ge hebt maar één vader en dat ben ik en ik heb dat niet gedaan. Maar ik weet dat ge het mij verweten hebt, toen ge daar laagt te sterven. Ik heb het ooit gelezen, ergens, ik weet niet meer wie het schreef maar het zal wel een wijs man geweest zijn, die zei: laten wij liever eervol sterven dan smadelijk leven in slavernij. Want dat waart gij, een slaaf van uw eigen eenzaamheid, een slaaf die hunkerde naar de liefde van... Och, wat voor een vader ben ik ook, ben ik die hoogstaande titel wel waardig? Ik ben slechts een vader omdat ik u verwekt heb in een moment van hartstocht, een moment dat het leven van uw moeder tot een hel maakte. Dat moment is er in mij een vader geboren, kunt gij het u voorstellen! Zoiets eervols dat voortkomt uit zoiets onreins! Maar het kan, het is gebeurd, Nestor, en het is gebeurd binnenin mij. Hoe dan, zult ge vragen, hoe kan het dat ik u voor uw geboorte heb liefgehad, en nu nog steeds, ja, dat is het probleem, ik heb u te erg liefgehad - dat ik u liefheb en u tegelijkertijd haat? Vraag me niet waarom, ik weet het niet! Maar ik voel het, en ik ga eraan kapot! Ik voel het in elke cel van mijn lichaam, dat ge mijn zoon zijt, en ik uw vader. Ik heb nog andere kinderen gekregen, maar een andere vader kondt gij niet krijgen. Och, Nestje, waarom sterft ge nu? Laat de wereld naar de verdommenis gaan, want mijn zoon is dood. God, nee, mijn zoon is dood."
Die laatste woorden sprak Valère op fluistertoon, alsof hij na een lange strijd tegen een geest weer controle had over zijn tong. Tranen stroomden over zijn gelaat. Hij schudde zijn hoofd en steunde op zijn stok om niet in elkaar te zakken. Zijn gedachten waren leeg; hij had zelfs geen kracht meer om kwaad te zijn - waarom zou ik kwaad zijn, dacht hij, op iemand die wil rusten? Deed het pijn, Nestor, hebt ge lang geleden? Waart ge bang, waart ge alleen? Uw moeder... het zal haar breken.
Valère staarde naar de flarden van de brief. "Ze zal het niet te weten komen. Ze kan het niet aan en ik kan haar niet troosten. Och Nestor, waarom hebt ge het toch gedaan?" vroeg hij luidop, en plotseling viel zijn blik op de wenteltrap en bracht hij zijn wijsvinger voor zijn lippen.
Met de zijkant van zijn schoen schoof hij de restanten van de brief onder het tapijt. Hij sloop naar zijn studeerkamer, naast de slaapkamer waar Berenice sliep, zocht briefpapier en een vulpen in de lades van zijn schrijftafel en trachtte zich het handschrift van zijn zoon voor de geest te halen. Wat is er toch van me geworden? Zou Berenice beseffen hoe veel ik over heb voor haar gemoedsrust?
Zijn hand beefde nog steeds toen hij de pen boven het vel hield, maar hij eens hij schreef, klonk hij standvastiger dan ooit.
Liefste moeder en vader,
Het doet mij plezier dat ik u eindelijk kan schrijven. Ge hoeft niet ongerust te zijn, want ik ben tevreden en ik stel het wel, omdat ik een vrouw heb leren kennen van wie ik stilaan ben gaan houden. De oorlog leek dus slechts een tussenstop in een veel grotere reis. Vechten zal ik niet doen; zij en ik zullen spoedig de oversteek maken naar het beloofde land aan de andere kant van de oceaan. Of het geluk daar op mij wacht, kan ik vooralsnog niet zeggen, maar ik koester hoop.
Ik hoop dat ge niet te eenzaam zult zijn nu ik weg ben. Ik zou graag hebben dat ge een kostgastje neemt, iemand die even oud is als ik en op mij lijkt, zodat ge toch nog een zoon dicht bij u hebt. Indien dat niet gaat, moogt ge ook een fotootje van mij op de kast zetten.
Voor nu zeg ik u vaarwel, ik hoop u te kunnen schrijven als ik veilig in Amerika ben aangekomen. Het spoor van tranen dat mij in Geel volgde, laat ik nu achter mij. Ik hoop enkel dat ge af en toe nog eens denkt aan uw bron van ergernis en steen des aanstoots,
Nestor VerdoodtZo zou Nestor het geschreven hebben, dacht Valère terwijl hij het schrijfgerei opborg en naar beneden sloop. Hij klinkt zo lief als hij schrijft over dat kostgastje, mijn zoon was ook erg lief. Zeg mij, geesten, hoe kan een lieve zoon als hij voortkomen uit zo'n verdorven vader? Kijk, Berenice, hoe veel ik van u houd, dat ik u behoed voor al dit kwaad. Een goede vader ben ik niet, maar niemand kan mij ervan beschuldigen een slechte echtgenoot te zijn.
De brief lag in snippers onder het tapijt, maar de enveloppe trof Valère nog heel aan op het tafeltje naast de voordeur. Hij vouwde zijn briefje op, stopte het in de omslag en likte hem dicht.
Voor enkele tellen staarde hij naar de vloer. Uiteindelijk fatsoeneerde hij vlug zijn haren, griste zijn hoed van de grond, verliet het huis en deponeerde de brief in de brievenbus. "Eerst mijn patiënten bezoeken", prevelde hij, "en dan rouwen om mijn zoon." God, wat ben ik slecht. Wat is er toch van me geworden?
JE LEEST
De Kinderen Van Verdoodt
General FictionDe Kinderen van Verdoodt is het magisch realistische levensverhaal van Berenice Claus en Valère Verdoodt. Zij groeien op als de laatste nakomelingen van twee vooraanstaande families in een Vlaams dorp, in het begin van de twintigste eeuw. Er ontstaa...