3. De zeven dwergen

8 0 0
                                    

Op een mooie zomerdag liep Sneeuwwitje dus over de heide. Achter haar liep een lange, slungelige jongen op het paadje, volledig in stilt gehuld en verwikkeld in de gevoelens die hem overspoelden. Sinds Sneeuwwitje hem was komen ophalen had Jaak nog amper iets gezegd. Niet dat Sneeuwwitje dat heel erg vond. Ze was namelijk aan het genieten van de zonsopgang en ze vond het niet nodig dat daarbij gepraat werd.

Toen ze het dorp al uit waren, bedacht Sneeuwwitje zich dat ze was vergeten te ontbijten. Het had geen zin om helemaal terug te lopen, maar haar buik was zo hevig aan het knorren dat ze stiekem wat peperkoek uit het mandje nam en in haar mond stopte. Opa zou heus niet merken dat er wat uit was, en zij had nu eenmaal voedsel nodig. De tweede keer dat ze wat koek wilde nemen, bedacht ze zich dat Jaak misschien ook nog niet gegeten had. Ze draaide zich naar hem om en vroeg: 'Wil jij ook een stukje?'

'Is dat peperkoek?', vroeg Jaak voorzichtig.

'Ja', luidde het antwoord.

'Oh, ik ben gek op peperkoek!', riep hij verrukt uit. Toen hij echter zag waar ze de koek vandaan haalde betrok zijn gezicht een beetje. 'Euhm, is die niet voor je opa?'

'Ach, wat maakt het uit? Het was inderdaad voor opa bestemd, maar hij houdt niet zo van peperkoek. Het zou toch zonde zijn om hem dingen te brengen die hij niet lust om ze maar wat slecht te laten worden, niet? Dan kunnen wij hem toch beter opeten?', antwoordde Sneeuwwitje met een uitgestreken gezicht.

'Wacht, wie gaan we nu opeten, je opa of de peperkoek?', vroeg Jaak met een serieus gezicht. Toen barste hij in lachen uit. Sneeuwwitje schudde haar hoofd. Jongens en humor!

'Wil je nu nog of niet?', vroeg ze. Jaak nam het plakje aan en begon er braaf aan te knabbelen. Zo vervolgden ze hun pad, verder in stilte.

Ze hadden al een flinke weg afgelegd en waren bijna bij de wegwijzer aangekomen. Daar splitste de weg zich op, en hadden ze de keuze: ofwel gingen ze via het Groene Woud ofwel via de Oude Molen. Die keuze was niet zo moeilijk te maken. Ze zouden via het Groene Woud gaan, want dat was de kortste weg. Langs de Oude Molen zou je helemaal moeten rondlopen, waardoor ze waarschijnlijk niet meer voor het donker thuis zouden zijn. Jaak werd al bang als hij er nog maar aan dacht... In het donker de weg naar huis vinden... Brrr.

Ze hielden een kleine pauze om nog wat peperkoek te eten. Die was al bijna op, zoveel hadden ze er al van gegeten. Sneeuwwitje waagde het zelfs een slok te nemen van de fles wijn. Ze bood Jaak ook wat van de rode vloeistof aan, maar daar bedankte hij voor, hoeveel dorst hij ook had. Daar zaten ze dus, rustig te eten, toen ze plots geritsel hoorden in het struikgewas. Het geritsel werd luider en luider, tot het niet meer gewoon geritsel was maar de hele struik wild heen en weer schudde. Jaak sloeg een gil die je eerder aan een meisje zou toeschrijven en sprong op. Hij liep snel naar Sneeuwwitje toe, en probeerde zich achter haar te verstoppen, wat niet zo ideaal was aangezien hij veel groter was dan haar. Hij keek onzeker en doodsbang van de struiken naar Sneeuwwitje en terug. Jaak kende niet veel dieren die zo luidruchtig waren dat er hele struiken van gingen bewegen. Misschien was de struik zelf wel tot leven aan het komen! Met sprookjes wist je nooit...

Sneeuwwitje vond het minstens even vreemd, maar zij was niet bang. Integendeel, ze wilde graag weten wie of wat daar zo luidruchtig zat te wezen. En dus, nieuwsgierig als meisjes zijn, ging ze een kijkje nemen, Jaak als een zielig hoopje achterlatend in het midden van de weg. Ze duwde voorzichtig de takken en bladeren weg, tot ze plots oog in oog stond met het wezen. Ze schrok zich een ongeluk en schreeuwde luid.

'Kalm, je hoeft niet zo te brullen hoor. Ik ben niet doof. Tenminste, dat was ik niet voor jij je keel open zette.', klonk het chagrijnig vanuit de struik. Na nog wat meer getrek en gesleur aan takken en bladeren kwam het wezen onhandig de struik uit gekropen, waarbij het over zijn eigen voeten struikelde. Sneeuwwitje begon hard te lachen. Niet te geloven dat ze daarvan geschrokken was. Voor hen stond een dwerg. Hij was, zoals de meeste dwergen, aan de kleine kant en droeg een bruingroene broek die keurig op zijn plaats bleef hangen door de leren riem die om zijn buikje spande. Eronder droeg hij schoenen die gigantisch groot waren voor zo'n klein mannetje. Zijn oranje hemdje mocht wel eens gewassen worden, want het zag er redelijk smerig uit, net als zijn rode puntmutsje trouwens, dat hij droeg om zijn kale kop te verbergen. De enige haarbegroeiing die hem restte was waarschijnlijk de lange witte baard die vol zat met klitten en de resten van zijn ontbijt. Zijn ronde appelwangetjes bloosden hevig en zijn kleine bruine oogjes keken geïrriteerd rond.

Fairy TailsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu