Hoofdstuk 1

22 1 0
                                    

"Emy, kom je eten?" hoor ik mijn moeder roepen. Ik hoor haar, maar heb geen zin om uit bed te komen. Het is Maandag, maar we hebben vrij vandaag. Ik kijk op de wekker, 9 uur 's ochtends, waarom nu al? Vijf minuten later hoor ik mijn moeder weer roepen. In alle tegenzin stap ik uit bed, kleed ik me om en loop ik de trap af. Tot mijn verbazing is de tafel al helemaal gedekt, normaal eten we pas later. Mijn ouders zitten al aan tafel en wachten tot ik aanschuif. "Waarom nu al?", vraag ik aan mijn vader die me wachtend aanstaart. "Je moet zo naar het ziekenhuis, weet je nog?", ik kijk hem vragend aan, maar dan ineens weet ik het weer. Twee weken geleden heb ik een onderzoek gehad vanwege een raar bultje op mijn linker arm, vandaag krijgen we de uitslag. Ik ga aan tafel zitten en eet rustig mijn eten op. Een half uur later zitten we in de auto, ik zeg niks, ik heb geen zin om te praten. Mijn vader blijft thuis bij mijn zusje, zij ligt nog in bed. Mijn moeder zit naast me en zingt mee met de radio. Normaal zou ik mee zingen, maar het is veel te vroeg, ik wil slapen. Het is een uurtje rijden, dat is nog lang ook. Normaal gaan we naar het ziekenhuis hier in de buurt, maar daar konden ze het onderzoek niet uitvoeren, daarom moeten we nu veel verder. Ik ben moe, ik heb hoofdpijn, ik wil slapen. Waarom moet er überhaupt een onderzoek uitgevoerd zijn? Het is maar een klein bultje, misschien is er gewoon iets ontstoken, wat kan het anders zijn? Die laatste vraag blijft de hele rit door mijn hoofd spoken. In de hal van het ziekenhuis lacht een oude mevrouw me vriendelijk toe. Ze loopt met een infuus naast haar en ziet er moe uit. Ik glimlach terug, maar van binnen vind ik het geen fijn idee om hier te lopen. Allemaal witte gangen, alles lijkt op elkaar. Ik zie mensen met een rolstoel, krukken en infuuspalen. Mijn moeder stelt me vragen over hoe het de afgelopen twee weken is gegaan met mijn bultje en of het nog pijn doet. Ik geef antwoord, maar mijn gedachtes zijn afgeleid. Normaal heb ik dit niet, maar nu ik zelf een onderzoek heb gedaan, voelt het anders. Het komt vast wel goed, toch? Honderden vragen spoken door mijn hoofd en na een paar minuten in de wachtkamer hoor ik mijn naam. Daar gaan we. Als ik binnenkom in de bespreekkamer wordt het nare gevoel alleen maar erger. Het is alsof mijn lijf al weet wat de uitslag is, maar mijn gedachtes niet. Ik staar de dokter aan en zie dat hij moeite heeft om de eerste woorden uit zijn mond te krijgen.

"Zo, daar zitten we dan Emy, hoe is het nu met je?"
"Het gaat wel prima."
"Het onderzoek heeft ons een duidelijk beeld gegeven van het knobbeltje, ben je klaar om de uitslag te zien?"
"Ik denk het", ik voel hoofdpijn opkomen, wanneer hij het scherm naar me toe draait.
"Als je goed kijkt, zie je hier een ontsteking, helaas hebben we geen goed nieuws..."

Mijn moeder en ik wachten in spanning af tot hij zijn zin af maakt. Het lijkt eeuwen te duren, maar dan zie ik zijn lippen weer bewegen.

"Je hebt kanker Emy, er zit een tumor in je hoofd. Normaal krijg je daarvan geen knobbeltjes op je arm, maar hij is al aardig ver gegroeid tot in de rest van je lichaam, we moeten hem meteen behandelen."

Mijn moeder barst in tranen uit en ik weet niet wat ik moet zeggen. De dokter lijkt geen woorden meer te vinden en hier zitten we dan, met zijn drieën in een nare kamer waar je liever niet komt. Kanker, dat zag ik niet aankomen. Maar wat is het eigenlijk? Je hoort zoveel, maar ik heb geen enkel benul wat het precies is. Ik moet huilen, maar ik kan niet huilen, niet hier, ik moet weg. Ik ren de kamer uit en zoek een wc. Onderweg bots ik tegen een klein meisje aan, ze is kaal, heeft zij ook kanker? Wordt ik ook kaal? Ik voel de eerste tranen over m'n wangen lopen en sluit mezelf op in de eerste wc die ik tegen kom. Op mijn blauwe spijkerbroek zie ik kleine donkerblauwe stipjes verschijnen, mijn tranen. Wat moet ik doen, ga ik dood? Een kwartier lang blijf ik zitten, tot er geen tranen meer over zijn, ze komen niet meer. Ik probeer mijn traanogen weg te krijgen en loop terug. Halverwege zie ik mijn moeder aankomen. Ze rent naar me toe en slaat me in haar armen. Samen lopen we terug naar de kamer en nemen we weer plaats tegenover de dokter. Hij legt uit wat het behandelplan is en wat kanker inhoud. Maar hoevaak hij het ook vertelt, er komt niks binnen. Het is alsof mijn hoofd op stil staat en ik niet meer kan denken. Het enige wat door mijn hoofd blijft spoken zijn de vragen zonder goed antwoord. Ga ik dood? Hoelang gaat dit duren? Wanneer moet ik kaal? En misschien het belangrijkste, hoe gaan de mensen om me heen reageren?

Ziek of Dapper?Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu