Het is een uur later en ik lig nog steeds in bed. Alle truien heb ik op de grond gegooid. Ik ben in de vensterbank gaan zitten. Het uitzicht bekijk ik eens goed. De straten zijn nat van de regen. De put iets verder is verstopt. Rijtjeshuizen tegenover me zijn gemaakt van donkergrijze bakstenen. De overburen hebben het rolgordijn helemaal scheef hangen en de gordijnen zijn geel van kleur. Ik vraag me af of ze verkleurd zijn of dat het komt door de rook. Deze gordijnen zijn namelijk ook een beetje geel verkleurd. De zon is ergens achter de wolken waardoor de woonwijk er erg somber uit ziet. De deur hoor ik met een piep opengaan. Mijn hart begint sneller te bonzen. Met grote ogen kijk ik hem aan.
'Hey, je bent wakker.'
Ik knik en kijk weer naar buiten. Hij komt naar me toe gelopen en komt bij me op de vensterbank zitten. Onze ogen ontmoeten elkaar.
'Lev, wat doe ik hier?'
'Ik- je lag op de grond in het bos. Je ademde bijna niet meer. Toen heb ik je meegenomen naar mijn huis. Mijn ouders zijn toch niet thuis, dus.'
Weer knik ik naar me. Gelukkig is hij het want ik had echt niet gewild dat het een rare man was.
'Wat deed je daar dan?'
'Gewoon.'
'Gewoon?'
'Joint roken.'
'Mijn ogen sla ik ten hemel en daarna kijk ik naar het raam. Nog steeds snap ik niet waarom iemand rookt en al helemaal niet waarom iemand ooit een joint zal roken. Dat is ook echt iets waar ik op afknap. Ja, ik had een vermoeden maar ik wilde het niet weten.
'Hoe laat is het?'
'Twee uur 's middags.'
Mijn handen sla ik voor mijn mond van schrik. Ik ben al bijna vierentwintig uur van huis. Ik weet bijna het zeker dat hij hetzelfde over mij denkt: 'Je moet naar huis toe. Je bent hier al te lang en ik heb geen zin om de politie voor de deur te hebben staan.'
'Waar is mijn telefoon?'
Hij haalt het uit zijn broekzak en geeft het aan mij.
'Lift?'
Mijn mond krult in een glimlach. Deze vraag doet me denken aan de eerste keer dat we elkaar zagen. Samen loop ik met hem naar zijn auto. Net als de eerste keer liggen er allemaal pakjes sigaretten in zijn auto. De pakjes gooi ik op de achterbank. Hij gaat achter het stuur zitten en zet een metal band aan. Hij rijdt naar mijn huis toe. Ongeveer honderd meter daarvoor zeg ik: 'Stop hier maar. Anders vliegt mijn vader je weer aan.'
'Als je naar mij toe wilt kun je me beter bellen anders word je weer aangevallen.'
'Hoe weet je dat?'
'Dat is de dealer. Een paar minuten eerder was ik bij hem.'
Hij pakt mijn gezicht vast en zoent me. Ik zoen hem terug. Het mag van mij uren duren maar ik weet ook wel dat dat nu niet kan. Als we ons losmaken zegt Lev lachend: 'Laten we maar stoppen voordat de politie je uit de auto rukt.'
Lachend kijk ik hem in de ogen aan. Daarna maak ik de deur open en loop naar mijn huis toe. Nog één keer draai ik me naar hem om en steek mijn hand op. Als ik naar binnen stap hoor ik zijn auto wegrijden.

'Pap, mam? Zijn jullie thuis?'
Als er geen reactie komt smijt ik mijn jas op de grond. Mijn telefoon zet ik aan als alles is geladen zie ik tot mijn grote ergernis geen voicemails of berichten. Fucking, fucking sukkels! Ik ben bijna vierentwintig uur weggeweest en er is niet eens een berichtje. De bom ontploft voor mij. Ik pak mijn telefoon en zet metal muziek aan. De kussens gooi ik van de bank af. Ze geven alleen maar commentaar op de Doornwijk maar zelf zijn ze te idioot bezig. Ze maken zich niet eens zorgen om mij. Mijn telefoon pak ik van de tafel en app Lev.
Heb je nog iets?
Meteen komt er een reactie dat hij naar mijn huis komt. Ik hoor dan ook niet veel later de bel gaan. Lev staat voor de deur. Hij duwt me naar binnen en sluit de deur achter zich. Hij begint me te zoenen. Samen lopen we naar buiten toe.
'Hé, je weet dat je nooit drugs moet gebruiken als je boos bent?'
Mijn schouders haal ik op.
'Je kan dan beter roken.'
Hij houdt een pakje sigaretten voor mijn neus en ik pak een sigaret. Hij volgt mijn voorbeeld. Zwijgend roken we de sigaret op. Twee biertjes van mijn vader staan tussen ons in. We hebben het over van alles. Het voelt alsof ik hem al jaren ken. Ik vertrouw hem nog beter dan mijn bloedeigen ouders. Net wanneer ik aan hem wil vragen over een oplossing voor de oplossing voor wat dat briefje en wat er met mijn moeder is gebeurd, gaat zijn telefoon af. Hij werpt me een spijtige blik toe maar neemt wel op en blijft ook naast me zitten.
'Hey mam.'
'Ja.'

'What the fuck? Ik kom er nu meteen aan. Bye.'
Lev kijkt me geschrokken aan.
'Wat- wat is er?' vraag ik voorzichtig.
'De politie staat voor de deur.'
Die woorden voelen als een klap in mijn gezicht.
'Ik moet gaan. Mijn moeder kan ik nu niet alleen laten.'
'Wacht, ik ga met je mee.'
Ik zie dat hij een weerwoord probeert te verzinnen maar ik trek hem al mee naar zijn auto. Samen rijden we weer terug naar zijn huis.

Bij zijn huis aangekomen zien we drie politiewagens staan. Ik druk een kus op zijn wang en ik fluister hem "succes" toe. Zijn gezicht staat hard. Samen stappen we uit de auto. Twee agenten komen op ons afgelopen. De ene loopt naar mij toe en de ander naar Lev. De agent loopt met me een paar meter verderop.
'Mag ik je ID?'
Ik pak hem aan uit mijn jaszak en overhandig hem aan hem. Hij bekijkt hem aandachtig en maakt een aantekening op een kladblokje.
'Je ouders hebben ons gebeld, wegens een vermissing.'
'Vermissing? Ik was net al een half uur thuis.'
'Was je hier?'
Precies op dat moment kijken ik en Lev elkaar aan.
'Hij heeft niks gedaan.'
Mijn frustratie wordt steeds groter. Dit moeten wel mijn ouders zijn geweest. Dat kan gewoon niet anders.

Na zeker een half uur te hebben ontkend dat Lev echt niks raars heeft gedaan, nemen ze hem mee naar het bureau. Ik blijf geshockeerd achter en sla mijn handen in mijn gezicht. Een deur hoor ik opengaan. Ik kijk niet op of om. De tranen voel ik over mijn wangen lopen. Een warme hand voel ik op mijn schouder.
'Kom binnen, meid.'
Met mijn betraande gezicht kijk ik naar een vrouw van midden vijftig. Ze heeft haar grijze haar in een vlecht en ze heeft een nette zwarte broek aan met een grijze trui erop. Ze wrijft met haar hand over mijn rug en neemt me mee naar binnen. Ze zet een kop thee voor me en geeft hem aan mij.
'Sorry,' fluister ik.
'Waarvoor? Dat hij mee moet met de politie? Daar hoef jij echt geen sorry voor te zeggen. Het is wel eens vaker gebeurt en altijd komt hij zonder straf terug.'
Haar stem klinkt lief.
'Mijn ouders mogen hem gewoon niet alleen maar omdat hij hier woont.'
'Jij woont hier toch ook?'
Ze kijkt me erg verbaasd aan. Ik voel mijn wangen gloeien en het verbaast me dat ze niet weet dat ik hier helemaal niet woon.
'Ik woon in de Lindestraat.'
Ze knikt kort en zegt dan: 'Dat kan. Het maakt me echt niks uit waar je vandaan komt alleen vind ik het minder leuk dat Lev niks heeft gezegd.'
Nadat ze dat heeft gezegd geeft ze me een knuffel. We praten nog een tijdje verder. Het is erg gezellig en ik voel me erg bij haar op mijn gemak. Het is voor mij wel erg duidelijk dat Lev geen lieverdje is. Ze vertelt dat hij op school al een aantal mensen in elkaar heeft geslagen. Ook rookt hij veel en gebruikt hij drugs. Ze vertelt me dat hij een tijdje naar een afkickkliniek is gegaan maar dat dat niks heeft geholpen. Ook hoor ik positieve dingen zoals dat hij op erg hoog niveau bokst.

The Mill Of Love ✔️Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu