10. Rust in de tent?

29 1 0
                                    

Ik werp een vluchtige blik op Zoë en begin dan te rennen richting Yiri. Ik kom dichterbij. Ik ben er bijna.

'Yiri! Wat is er gebeurd?!?' Ik ren zo hard als ik kan, maar ineens zakt Yiri in. Hij valt op de grond en verdwijnt in het hoge gras. Ik probeer de steek in mijn buik te negeren en ik ren door. Maar dan ineens zie ik een zwarte schim, nog geen paar meter van de plek waar Yiri is gevallen. Het is de schim van een lang persoon met brede schouders. Als ik dichterbij kom zie ik dat het een man is. Het is een man met een kaal hoofd en een tatoeage in zijn nek. Inmiddels loop ik tussen de struiken. Bij iedere stap let ik op alle takjes op de grond. Geluid maken kan nu fataal zijn. Ik sluip dichterbij, en ineens draait de man zich om. Hij staart recht mijn kant op. Ik verstijf, ik verroer me niet en houd mijn adem in. De man knippert met zijn ogen en knijpt zijn ogen tot spleetjes. Mijn hart klopt nu in mijn keel en ik voel de adrenaline door mijn lichaam razen.

'Hallo?' Hoor ik de man met een brommende stem zeggen. De man stapt naar voren en buigt voorover. Nog steeds lijkt hij niet door te hebben dat ik achter de takken in het donker verschuild sta. Als hij nog een stap naar voren doet, leg ik mijn hand op mijn wapen. Dit geeft me een zekerder gevoel, ook al zal hij ook wel een wapen hebben.

Naast me hoor ik ineens een hele harde knal. De man draait zich om naar de knal en zijn aandacht schijnt niet meer bij mij te zijn. Ik blaas mijn adem uit en zie de man het bos in lopen. Langzaam loop ik het bos uit, naar de plek waar ik Yiri net nog had zien lopen. Mijn hardslag wordt rustiger en ik denk na.

'Help...' hoor ik zacht uit het gras komen. Schichtig kijk ik om me heen. Als de kust veilig is ren ik op Yiri af. Ik kijk hem aan en schrik bij het zien van zijn gezicht. Zijn ogen rood, zijn haar plakkerig van het bloed. Na een korte aarzeling steek ik mijn hand naar hem uit.

'Gaat het?' Vraag ik zachtjes. 'Kom, ik help je. We moeten hier nu weg! Die man rende net het bos in.' Ik zie de wanhoop in zijn ogen, maar hij moet nu sterk zijn. We moeten hier weg. Zoë ligt alleen in de bosjes en ze hebben beide medische hulp nodig. Ik pak mijn zender en toets de code van meneer Burgman in.

'Wat dacht jij Noa?!? Ik hang gewoon op. Ik zorg dat ze me niet kunnen tracken want ik los het allemaal zelf wel op??' De harde stem van meneer Burgman schud mij wakker uit de hele situatie. Ik haal diep adem en denk even na.

'Sorry. Het spijt...'

'Het spijt je? Noa! Je zit niet voor niets in elite 2! Ken de regels! Je hangt een meerdere niet op!'

'Weet ik. Help alsjeblieft. Yiri ligt hier en hij ziet er niet goed uit. Kom alsjeblieft.' Met dat ik de woorden uitspreek zie ik onze wagen in de verte aan komen rijden. 'Meneer, stop daar. Zoë ligt aan de rand van het bos. Neem haar mee!'

'Zoë ligt waar?' Meneer Burgman klinkt verontwaardigd. Ik hoor hem iets tegen de chauffeur zeggen en dan zie ik dat de wagen stopt. Mijn blik glijd weer naar Yiri en ik spits mijn oren of ik nog iemand hoor. Ik kan niet hier blijven zitten als ik niet zeker weet dat we veilig zijn en blijven. Als ik opsta en het bos in kijk zie ik de man van net in de verte aan komen. Ik kijk om me heen. De wagen is weer gaan rijden en ik besluit Yiri overeind te helpen zodat we meteen in de wagen kunnen.

'We zijn er bijna Noa, we hebben Zoë.' Hoor ik aan de andere kant van de lijn. 'Straks stappen jullie snel in en rijden we door naar een veilige plek.'

'Duidelijk' Antwoord ik. 'Yiri, je moet proberen dichter naar de weg te lopen.' Nog steeds komt er niets uit hem en hij kijk versuft om zich heen. Na een klein duwtje richting de straat begint hij wankel te lopen. De wagen is er nu bijna. Ik kijk nog een keer achter me het bos in en dan zie ik de man weer. Akelig dichtbij. Hij ziet me staan en zijn drafje veranderd in hard rennen. Hij komt steeds dichterbij. De wagen is er bijna. Ik kijk in paniek om mij heen.

'Kom hier!!!!' Hoor ik de man roepen. 'Ik zal je krijgen!'

De wagen stopt en er gaat een deur open. Ik help Yiri naar binnen en spring dan zelf naar binnen. Ik kijk de man nog recht in zijn ogen aan als de deur dichtgaat en ik hoor een schot.

'Zo... dat was me het dagje wel.' Zegt meneer Burgman op een rustige toon. 'Gaat het met jou?'

Ik kijk verward om me heen. Ik zie Zoë liggen en Yiri wordt geholpen aan zijn verwondingen. De woorden schieten door mijn hoofd, maar er komt niets uit mijn mond.

'Het spijt me.' Is het enige dat er na enige tijd uit komt. 'Het spijt me.'

'Noa, het spijt mij.' Zegt meneer Burgman. 'Ik had de gevaren moeten zien, jullie hadden nooit in deze situatie mogen komen. Dit is een enorme blunder van mijn kant.'

'Het spijt me.' Zeg ik nog een keer terwijl ik met een dode blik voor mij uit kijk. 'Het spijt me echt.'

'Noa. De enige die hier iets aan kon doen was ik. Wees boos op mij, maar maak jezelf geen verwijten.'

'Het spijt me.' Zeg ik weer. Ik voel me draaierig.

'Noa, ik...' Ik hoor niet meer wat hij zegt en ik voel de wereld onder mijn voeten voorbij gaan. Ik hoor nog iets over een shock en dan hoor ik alleen geruis. Alles wordt even donker en ik probeer om mij heen te kijken. Alles is grijs. Ik knipper met mijn ogen. Alles blijft grijs.

'Ik...' mompel ik. Dan zak ik weg en merk ik niets meer van alles om me heen. Het is heerlijk stil en ik voel me vredig.

Mission 267Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu