Deel 7

21 6 2
                                    

De volgende dagen voelden de jongens zich opgejaagd. Het gevoel dat ze iets op het spoor waren dat ze misschien beter met rust hadden kunnen laten, hing als een zware deken over hen heen. Toch wisten ze dat ze niet zomaar konden stoppen. Ze moesten weten wat Ezra en die onbekende jongen verborgen hielden.

Koen, altijd degene met de grootste mond en de meeste moed, besloot Ezra rechtstreeks aan te spreken. Hij ving Ezra op na schooltijd, op een moment waarop hij zeker wist dat de anderen hem konden zien.

"Ezra," zei Koen terwijl hij naast hem kwam lopen. "Ik moet met je praten."

Ezra keek geschrokken op, alsof hij al verwachtte wat er zou komen. "Ik heb geen tijd, Koen," mompelde hij snel, maar Koen greep hem bij zijn arm.

"Dat is onzin, en dat weet je. Wat weet je van die jongen in het bos? We hebben je gehoord in die schuur."

Ezra verstijfde en zijn gezicht werd bleek. "Jullie... jullie weten het?"

"Ik weet niks," zei Koen scherp. "Maar jij wel. Vertel het me."

Ezra keek om zich heen, zijn ogen groot van angst. "Ik kan er niet over praten," fluisterde hij. "Het is niet veilig."

"Niet veilig voor wie?" vroeg Koen. "Voor jou? Of voor ons?"

Ezra keek hem aan met een blik die zoveel zei en tegelijk niets. "Ik... ik wil jullie er niet bij betrekken," fluisterde hij uiteindelijk. "Het is te gevaarlijk. Hij wil niet dat iemand het weet."

"Wie is 'hij'?" vroeg Koen, maar voordat Ezra kon antwoorden, trok hij zich los en rende weg, zijn hoofd laag, alsof hij bang was dat iemand hem zou zien.

Koen bleef achter met meer vragen dan antwoorden.

"De Vijfde Zonder Naam"Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu