Hoofdstuk 4

4 1 0
                                    

Ik word wakker van een laag slepend geluid dat alleen maar afkomstig kan zijn van de ijzeren poort op de binnenkoer. Moeizaam probeer ik overeind te komen. Mijn rug voelt stijf aan van het liggen op de harde grond en ook mijn nek doet zeer. Moeizaam knipperend tegen het schemerige licht kijk ik rond me heen en alles van de vorige dag komt weer naar boven. 

De ruiters, madame Valeir, de enveloppe. Wat een ellende. Stilletjes sta ik op en loop naar de deur toe. Het handvat voelt koel aan in mijn hand, maar als ik een rukje aan de deur geef, zit hij nog steeds op slot. Ik zucht diep en laat mijn hand zakken.

Het is zo koud in de schuur dat mijn adem voor me uit wolkt. Ik houd mijn adem in en probeer enig geluid op te vangen van buiten de schuur. Af en toe hoor ik stemmen en het opengaan van de poort, maar voor de rest blijft het stil op het plein. Stiller dan gewoonlijk en dat geeft me een benauwd gevoel. Net wanneer ik denk dat er niemand meer is, hoor ik voetstappen mijn richting uitkomen. Onmiddellijk ben ik op mijn hoede en doe een paar stappen achteruit. Door de spleten van de deur zie ik dat er een gedaante voor staat. Een sleutel wordt in het slot gestoken en...

'Anne', zucht ik opgelucht. Mijn vriendin glipt naar binnen en doet de deur achter haar dicht. 'Wat doe je hier?' 

'Ik kan het niet verdragen dat je hier moet blijven. Madame Valeir heeft gezegd dat ze je zeker nog een dag laat zitten en langer als dat moet. Ik adem diep in. Nog een dag langer in deze schuur en ik verander zeker in een ijsklontje.

'Shit. Wat is het koud.' Ik maak een instemmend geluidje. 'Ze wil me hier houden, omdat ik met de ruiter heb gepraat. Ze denkt dat ik een verrader ben.' Anne bijt op haar lip en ik zie dat ze iets achterhoudt. 

'Wat is er.' Ze schudt haar hoofd. 'Hier. Ik heb wat eten voor je meegenomen. En een laken.' Ik kijk niet naar het eten. Zelf het laken doet er niet toe. 'Anne, vertel me wat er aan de hand is.' 

Ze neemt een zenuwachtige houding aan en ik krijg een zwaar gevoel in mijn borst. 'Ik weet het niet zeker. We.. Er is horen vallen dat ze de Gezegende Gelovigen heeft gecontacteerd.' Mijn hart hapert even bij die woorden.

'Dat kan niet', mompel ik, maar de woorden voelen als as aan op mijn tong. Natuurlijk kon het wel. De Gezegende Gelovigen zijn een groep mensen die zich voordoen als de rechtstreekse dienaren van God. Ze hebben een hoge stand binnen deze maatschappij en bepalen veel mee in het bestuur van onder andere ons dorpje. Maar dat is niet hetgeen wat me angst in boezemt. 

Ze hebben een hele sterke mening over de wezens aan de andere kant van de muur. Volgens hen is het de wereld van de duivel. Als je ermee in contact komt...

'Wanneer?' vraag ik en wrijf met een hand door mijn haren. 'Vandaag', zegt ze en ik zie dat ze een sombere blik in haar ogen krijgt. Oké, dat wil zeggen dat ik hier zo snel mogelijk weg moet. Ik kan het amper geloven. Mijn leven is voorbij. Op een dag wordt alles van me afgenomen net als ik zo dicht bij de vrijheid ben waar ik zo lang op gewacht heb. Mijn eigen stekje beginnen ergens in een warmer land waar ze een vreemde taal spreken. Alles om hier maar weg te kunnen geraken. 

'Denk je dat je aan gerief kan komen? Een zak met kleren, eten, misschien een zakmes', voeg ik er vertwijfelend aan toe. Mijn leven is pas voorbij als ze me gevonden hebben. Ik heb niet voor niets achttien jaar gewacht om vervolgens in een klooster gestoken te worden. En dat is dan de meest vredevolle optie. Ik probeer niet te denken aan de verhalen die ik horen vallen heb over de exorcismes en andere wandaden waarbij veel mannen en vrouwen omgekomen zijn.

Annes ogen wijden zich een beetje wanneer ze beseft wat ik van plan ben. 'Waar ga je naar toe?' Dat weet ik zelf nog niet eens. 'Weg. Hier blijven is geen optie meer. Als die gelovige dwazen hier toekomen wil ik het liefst al een paar kilometer uit de buurt zijn.' Hoewel de angst op mijn vriendin haar gezicht duidelijk te zien is, merk ik ook een andere emotie bij haar op. Vastberadenheid. Een tel later knikt ze en verzekert ze terug zal komen met de spullen, voor ze de deur uitglipt. 

Ze heeft zich aan haar woord gehouden en goedkeurend kijk ik naar de twee dikke truien, broeken, broodjes, fruit en water die zich in de tas bevinden. Ik kijk terug op in haar met tranen gevulde ogen en trek haar tegen me aan in een omhelzing. 'Vertel aan niemand dat je me geholpen hebt. Ook al voelt het verkeerd aan om te liegen.' Ik weet dat ze een geloviger en puurder hart dan het mijne heeft en het voelt als een enorme eer aan dat ze me hiermee helpt.

We doen beiden een stapje achteruit en ze veegt een traan weg. 'Beloof me dat je het voor je houdt.' Ik zou niet willen dat ze door mijn schuld in de problemen komt. Ook zij heeft recht op haar vrijheid. Anne knikt. 'Ik wens je het beste toe. Als je hier uit geraakt, reis dan zo ver mogelijk als je kan en kom hier nooit meer terug.' Ik slik iets weg en knik. 'Dat ben ik niet van plan.' Ik knijp in haar schouder, kijk of de kust veilig is en loop dan de binnenkoer over naar buiten zonder een blik op  het weeshuis achter me te werpen.

------------------------------------------------------------------------------------------


  

De laatste dochterWhere stories live. Discover now