Hoofdstuk 12

51 12 5
                                    

Oneindige vlaktes groen strekten zich uit over de hele horizon. Woeste rotsen wisselden de fleurige bloemen af. De wind was meedogenloos en liet alles wat niet vast zat opwaaien. Het landschap bleef onbeweeglijk. Een tjirpend vogeltje en het zachte getik van de regen op alle bladeren waren de enige geluiden die te horen waren. Een constante beweging onderbrak de stilte van de natuur, het op en neer gaan van borst door mijn ademhaling. Ik streek met mijn hand door mijn haar, die de wind weelderig had gemaakt. De ijzige kou prikte in mijn ogen, maar kou deerde me nu niet. Met versnelde pas beklom ik het laatste stukje van de heuvel. Wortels van verdwaalde bomen zorgden ervoor dat dit pad gevaarlijk was. Maar ik schonk hier geen aandacht aan en klom hoger. Steeds meer van het prachtige landschap werd zichtbaar voor mijn ogen. Het had de mystieke thuisplaat kunnen zijn van de kleine kaboutertjes, waarvan grootmoeder vroeger altijd spannende verhalen vertelde. Waardoor je de hele nacht stiekem je ogen open hield om de wonderen met eigen ogen te zien, waarna je alsnog in slaap viel en iedere keer weer de grappige mannetjes mistte. Het was betoverend mooi, zelfs het mooiste sprookjesboek zou het nog niet kunnen beschrijven. Rivieren, watervallen en meren lagen gelegen tussen grote bergen afgewisseld met veel groen. Aan het meeste moest je je eigen fantasie op los laten, alles hier leek wel fantasie.

Een lichte kreun rolde over mijn lippen. Ik hief mijn hoofd, maar het tolde nog steeds. Ik greep mijn hand naar mijn voorhoofd en voelde de huid onder mijn hand branden. Nog steeds was de drukkende pijn in mijn hoofd aanwezig, al was de intensiteit afgenomen. Ik concentreerde me op mijn ademhaling. Ik hapte naar lucht en tot mijn verbazing stroomde het mijn longen binnen. Mijn borst bewoog rustig heen en weer, toen ik het goede ritme teruggevonden had. Ik was ontwaakt uit mijn slaap, maar ik was nog steeds bang om mijn ogen open te doen. Bang voor het licht, bang voor de werkelijkheid. Mijn oogleden drukte ik zo hard op elkaar, dat het ging irriteren. Voorzichtig opende ik een oog, om de situatie waar te nemen. Tot mijn verbazing lag ik in een donkere ruimte. Ik opende beide ogen en liet ze aan het donker wennen. Heel langzaam werden de vormen van de kamer zichtbaar. Het had een simpele indeling, de muur was enkel met een deur versierd. Het was stil, op een paar ademhalingen na. Een diep ronkend geluid vulde soms de ruimte. Het was een teken dat ik niet alleen was, maar wel dat de rest in diepe slaap was.

Ik schoof mijn hoofd heen en weer. Ik lag op iets wat hard en zacht tegelijk was. Het voelde ruw, maar ik zakte er diep in weg. Voorzichtig stond ik op en bekeek het voorwerp. Het had een rechthoekige vorm en deed me het meest denken aan stro. In de kamer lagen in totaal vier strobalen, waarvan drie gebruikt werden. Drie verschillende personen lagen vredig te slapen. Degene die van mij was geweest was nu leeg. Nog steeds voelde ik me licht in mijn hoofd, dus ondersteunde ik hem met mijn hand. Opeens voelde ik de onverklaarbare drang om naar buiten te gaan. De kamer slokte me op in al zijn duisternis en het deed mij benauwd voelen. Ik wachtte nog even voordat ik zeker wist dat ik het juiste pad zichtbaar had. Ik wilde voorkomen dat ik de andere personen in de kamer zou laten ontwaken, al had ik het gevoel dat ze diep in slaap waren, aan het ronkende geluid te horen. Ik liep vooruit en vond op de tast de muur. Met mijn vingertoppen gleed ik langs het ruwe, zanderige oppervlak, totdat ik vond wat ik zocht. Het hout voelde na de eerste aanraking glad, maar toen ik met mijn hand eroverheen wreef, raakte mijn huid splinters. Toch ging ik door met mijn handeling, tot mijn vingers op koud metaal stuitten. Een klein gaatje was zichtbaar in de deur als ik mijn hoofd dichterbij bracht. Ik tuurde door het sleutelgat en concludeerde dat de sleutel nog op de deur stond. Toch voelde ik aan de klink en drukte hem naar beneden. Ik was zeer verrast om te merken dat de deur meegaf en ik de kamer kon verlaten. Zodra ik een stap buiten mijn tijdelijke verblijf zette, werd ik opgewacht door twee mannen.

Beiden stonden tegen de muur geleund. Hun pak was gemaakt van dunne stof. Ze zagen er net uit, maar waren totaal anders dan vader. Hun lichaam was fors gebouwd en de enorme sleutelbos om hun riem, vertelde me dat het vermoedelijk bewakers waren. Er stond een enge glimlach op hun gezicht, alsof ze me minachtig uitlachten. Echter keken ze me niet aan. Ze hielden hun ogen gesloten, terwijl hun borst op rustig ritme heen-en-weer bewoog. Ze sliepen. Voorzichtig draaide ik me om, om de deur te sluiten en de sleutel te pakken. Dit keer draaide ik hem wel om, wat betekende dat de drie andere personen opgesloten zaten. De koperen sleutel liet ik in de zak van mijn jurk vallen. Zelfs door de stof heen kon ik het koude materiaal voelen. Hoewel de bewakers achter mij sliepen, voelde ik me toch bekeken. Heel voorzichtig liep ik weg. Ik probeerde zelfs op mijn tenen te sluipen. De gang waar ik in liep was slechts verlicht met olielampen, die her en der op bepaalde plekken van de muur waren neergezet. De grond was koud en nu pas besefte ik me dat ik geen schoeisel droeg. Mijn blote voeten voelde nu al behoorlijk onderkoelt, maar ik probeerde het te negeren. De drang om naar buiten te gaan werd groter met iedere stap die ik zette. Aan het einde van de gang zag ik een deur verschijnen. De klink was een zware ring van een verroest metaal. Normaal zou mijn lichaam moeite hebben gehad om het op te tillen, maar nu leek het zo licht als een veertje. De deur ging luid piepend en krakend open. Het toonde mij daarna een prachtig uitzicht, de hemel van de nacht.

Als betoverd stapte ik naar buiten. Mijn voeten raakten de koude stenen van de straat. Een hevige wind kwam opzetten, die de deur weer dicht blies. Mijn jurkje wapperde om mij heen en meteen voelde ik dat de stof niet dik genoeg was om mij warm te houden. Ik liep over de straten en besefte me dat het er verlaten uit zag. Er stonden enkele huizen, maar de meeste zagen er nog niet bewoonbaar uit. De daken waren nog lang niet af, of er misten ramen en deuren. De wind was guur en waaide langs mij af. Kippenvel kwam opzetten, het liep langzaam vanuit mijn nek over mijn rug naar de rest van mij lichaam. Ik sloeg mijn armen om mezelf heen, in de hoop alle warmte vast te houden. Plotseling voelde ik iets op mijn neus landen. Ik wreef eroverheen met mijn hand en voelde dat het nat was. Ik besteedde er weinig aandacht aan en liep verder. Steeds vaker voelde ik kleine vochtige bolletjes op mijn huid terechtkomen. Het werd steeds harder. Toen ik naar boven keek, was de maan geheel verdwenen achter wolken. Het grijs domineerde de kleur van de hemel. Een bolletje viel op mijn vingertop en ik proefde het. Het deed me denken aan water. Opnieuw probeerde ik een druppel op te vangen, dit keer met mijn tong. Mijn kleren begonnen te plakken en ik zocht een plek om te schuilen. Het leek echter alsof ik de bewoonde wereld had verlaten, dus wandelde ik rustig door. Er viel steeds meer water om mijn huid en kleren, waardoor alles klef en vochtig voelde. De wind maakte dat ik het nu nog kouder kreeg. Een druppel belandde op mijn voorhoofd, langzaam verspreidde hij naar onder, waar hij in mijn ooghoek terechtkwam. De druppels gleden over mijn wangen, waar ze natte banen achterlieten. Ik probeerde ze steeds opnieuw weg te vegen met mijn handen, maar het was een onbegonnen werkje. Ik staarde opnieuw naar boven, in de hoop een beetje licht te ontdekken in de duisternis. De druppels prikten in mijn oog. Het deed pijn. Nog steeds had ik de onbekende verschijning niet geïdentificeerd. Wanneer ze oer mijn wangen liepen, leek het alsof ik huilde. Deze tranen kwamen alleen niet uit mijn ogen, maar uit de hemel. De nacht huilde.

Een klein beetje poëzie verwerkt in het laatste stukje. Vond het zelf een hele mooie vergelijking. Dit stukje speciaal voor de mensen die zo enthousiast zijn. Dat geeft mij weer kracht om door te schrijven. Dankjulliewel!

Strijders van de nachtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu