Hoofdstuk 10

43 11 3
                                    

Vader rende en ik rende achter hem aan. De omgeving van Tarkan schoot als een waas aan me voorbij. Zijn woorden spookten nog steeds door mijn hoofd. Weg... Weg uit Tarkan. Zolang ik me kon herinneren woonde ik al hier. Nog nooit in mijn leven had ik het dorp verlaten. De meeste mensen werden geboren in Tarkan en stierven er ook weer. Een oneindige cirkel van het leven, waarin we allemaal terecht kwamen. Alleen nu was de cirkel onderbroken, een barst was door de harde schil doorgedrongen. Ik leek het nog niet goed te beseffen dat ik mijn geliefde dorp moest gaan verlaten. Plotseling besefte ik dat we thuis aangekomen waren. Thuis.

Vader gooide de deur open. In de eetkamer keken vier bange gezichtjes ons aan. Vader liep naar moeder toe en omsloot met zijn handen haar hoofd. Hij drukte een kus op haar slaap en trok zijn vrouw daarna dicht tegen hem aan. Op fluistertoon sprak hij tot haar. "Merrill, we moeten weg." Moeder knikte, waaruit ik kon ophalen dat ze wist dat dit ging gebeuren. Vader strekte zijn armen uit naar ons. Het hele gezin stroomde toe en omhelsde elkaar. Voor een tijdje stonden we in stilte, terwijl er een ongewone spanning om ons heen lag. Vader was de eerste die los liet, hij ging voor het gezin staan. "Merrill, Sofia, Isis, Amelia, Fiëro en Nora." Hij sprak ons allen aan met onze voornaam. "We kunnen niet langer in dit huis blijven. Tarkan wordt geëvacueerd." Ik voelde een hand de mijne opzoeken en er daarna zacht in knijpen. Iemand sloeg een arm om mijn schouder heen. Alles ging nog steeds in een waas aan me voorbij. "We hebben geen tijd om spullen te pakken, we moeten ze snel mogelijk weg." De kleintjes van de familie knikten angstig, waarschijnlijk omdat ze bepaalde woorden nog niet kenden. "Sofia, jij haalt de spullen. Merrill, jij zorgt voor het voedsel. Isis, zorg dat je broertje en zusjes hun cape om krijgen." Ik hoorde mijn naam en werd daardoor weer teruggebracht naar de harde werkelijkheid. Ik kreeg een taak toegewezen. Als een zombie liep ik naar de haken aan de muur waarop de capejes hingen. "Nora, Fiëro, komen jullie eens hier." De twee kindjes kwamen aangeschoven. Bij Nora hing ik het kleinste capeje om, een donkerrode van een flinterdunne stof. De kap die eraan vast zat, trok ik strak op haar rug. Ook bij Fiëro maakte ik de knoopje om zijn nek vast, waardoor zijn bruine cape over zijn rug viel. Ik hield de twee vast en drukte ze tegen me aan. Op dat moment was dat het enige wat me kon kalmeren.

Even later stond iedereen klaar in de eetkamer. Sofia had de spullen gehaald, die wonder boven wonder al in linnen tassen zaten. Met twee lapjes stof was het mogelijk om ze op de rug te dragen. Het feit dat alles in huis al gereed was voor vertrek, was me nog niet eerder opgevallen. Nu ik beter keek, zag ik overal kleine dingen die op voorbereiding wezen. De tassen waren ingepakt, de capejes waren uitgewassen en de laarzen gepoetst. "Het is tijd om te gaan." Vader was een van de enige geweest, die iets gezegd had vandaag. Normaal was Zondag een relaxte dag, het einde en begin van een week. Het was geen dag om je huis te verlaten. Iedereen stond op en liep naar de deur. Moeder schoof snel nog alle stoelen goed aan. Ik vroeg me af of we hier nog een keer terug zouden komen. Mijn hoofd had hoop, maar mijn hart schudde nee. Vader nam het voortouw en liep naar buiten. De rest van het gezin volgde. Nog steeds zwijgend keken we toe hoe de deur werd gesloten. De sleutel werd uit het slot gehaald en verdween in de diepe zak van vaders pak. Een vraag die al een tijd lag te branden op mijn lippen, ontsnapte. "Vader, waar gaan we heen?" Hij schudde zijn hoofd en wenkte ons met zijn hand. "Dat zullen jullie nog wel zien."

Al snel werd duidelijk dat Nora het tempo waarop we liepen niet bij kon houden. Ze hing meer aan moeders arm, dan dat ze zelf moeite deed om te lopen. Fiëro vond de stilte genoeg en begon op een gegeven moment met praten. Hele gesprekken voerde hij met zichzelf en het enige wat ik kon doen was knikken. Ik probeerde mijn gedachten leeg te maken door me te focussen op het pad. We hadden de stenen wegen verlaten en waren nu aangekomen bij stoffige zandweggetjes. De zon had hoog aan de horizon gestaan toen we vertrokken. Inmiddels was hij afgezakt, wat betekende dat we al lang aan het lopen waren. "Hoi." Amelia kwam naast me lopen. "Hey..." Ik begroette haar terug en deed mijn best om naar haar te glimlachen. "Papa en mama doen vreemd." concludeerde ze. Het enige wat ik kon doen was hiermee instemmen. Ze was al heel wijs, tenminste voor haar leeftijd. Ik vroeg me af hoeveel zij meegekregen had van de veranderingen thuis. "Papa zegt dat we weldra zullen stoppen om te rusten." Ik keek naar Nora, die inmiddels op de rug van moeder was gekropen. Iedereen had duidelijk rust nodig. Zelfs ik voelde me compleet uitgeput. De zon scheen op mijn haren, die daardoor wel in brand leken te staan. Ik legde mijn hand op Amelia's haar. Ze glansden nog meer in dit felle zonlicht.

"Stop maar met lopen, we gaan eventjes zitten." Ik liet een adem over mijn lippen ontspannen als teken van opluchting. Mijn lichaam voelde zwaar en ik was eventjes bang dat ik compleet in zou zakken. Het wandelen zelf putte me helemaal uit en de zon gaf geen fijne bijdrage daaraan. Ik liet mezelf zakken en ik viel als een lappen pop in elkaar. De zwaartekracht had meteen vat op me en maakte dat ik tegen de grond aan sloeg. De dreun klonk door tot in mijn hoofd. Wat voor mij spectaculair voelde, zag er voor de andere waarschijnlijk normaal uit. Mijn lichaam bracht zichzelf naar beneden en ik vond mij rust. De rest van mijn familie deed hetzelfde. Ik kroop op mijn knieën naar de oever van een meer. Het water was ondiep aan de kant, ik kon de steentjes op de bodem zien glinsteren. Het vloeibare goedje was helder, waardoor ik merkte hoeveel dorst ik had. Mijn handen vormden ik tot een kommetje waarmee ik water ophoog schepte. De eerste plens verdween in mijn hals en gezicht. Door de koude aanraking werd mijn zicht weer scherp. De zon was nog verder gezakt en ik voelde dat het niet meer zo lang zou duren voordat de schemer begon. Waarschijnlijk had niemand anders van mijn gezin deze gave, want iedereen leek gespannen; alsof we ieder moment weer konden vertrekken. Mijn gevoel zei alleen dat we hier waarschijnlijk de nacht door gingen brengen. Een idee wat eigenlijk nog niet eens zo slecht klonk. Door de open plek die gecreëerd werd door het meer, zou ik uitzicht hebben op de sterrenhemel. Alsof ik de toekomst kon voorspellen, keek vader net op dat moment naar de zon. "De schemer zal weldra beginnen." zei hij. Als een ware leider ging hij voor de groep staan. Ik stel voor dat we hier blijven overnachten en morgen weer te vertrekken zodra de zon op komt."

Het zag er dus naar uit dat we hier wel een tijdje zouden verblijven, dus schopte ik mijn - inmiddels niet meer zo schone - laarsjes uit. Het gras waar we op lagen kietelde mijn voeten. Vader was begonnen met spullen uit de tassen te halen, Sofia hield hem daarbij. Ik keek om me heen en zocht mijn zusjes. Amelia zat met Nora op schoot tussen boterbloempjes. Samen probeerden ze een zo lang mogelijke ketting te maken. Het deed me goed om te zien dat ze beiden niet meer zo gespannen waren. Moeder maakte eten klaar. De schemer werd steeds heviger. Het zicht van de rest van mijn gezin werd slechter, dat had Sofia mij eens verteld. Ik echter, kon nog steeds scherp zien. De donkere kleuren van de nacht overspoelde de heldere kleuren van de dag. Iedereen was onder lakentjes gekropen, om ze te beschermen tegen de kou van de nacht. Fiëro was bij vader en moeder, die haar armen om Nora heengeslagen had, gekropen. Amelia was dicht tegen mij aan komen liggen. Haar gouden lokken kriebelden in mijn neus. Haar ademhaling was onregelmatig. Ze was nog steeds gespannen. Ik aaide over haar arm heen. "Ik ben bij je, het komt goed." Ik probeerde de woorden zo puur mogelijk over te laten komen, maar dat was lastig. Hoe kon ik iemand vertellen dat het goed zou komen, als ik diep van binnen wist dat het grote avontuur pas net begonnen was.


Strijders van de nachtWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu