Hoofdstuk 5

304 19 2
                                    

Thuis aangekomen ging ik op mijn kamer zitten met een grote emmer ijs. Ijs was de oplossing voor alle problemen, of toch zo lang de problemen gingen over een knuffel die ik niet meer vond als kind. Nu de kapotte band met mijn zus het probleem was hielp het ijs helemaal niet. Als ik mijn tranen had opgevangen met een emmer was de emmer waarschijnlijk vol geweest. Ik begreep niet waarom ze andere kleding dan mij aan wou hebben. Ik kon het echt niet begrijpen hoe hard ik ook probeerde. Het was niet eerlijk dat ze zo veranderde. Ik was blij voor haar dat ze een nieuwe liefde had gevonden maar het deed me pijn dat het op die manier moest. Dat nieuwe vriendje trok haar elke seconde verder weg van me en binnenkort zou ze misschien zelfs haar naam laten veranderen of zich laten opereren. Alles zou goed zijn om minder op me te lijken. Ik sloeg mezelf in het gezicht. Ik mocht me niet laten meeslepen door mijn gedachten want zo ver zou het heus niet komen. Ik moest proberen er het positieve in te zien. We konden toch niet eeuwig op elkaar blijven lijken? Ik probeerde te glimlachen en de gebroken spiegel lachte terug. Die breuk zat er nog niet in maar zou er snel inzitten. Ik voelde aan dat ik in een depressie begon te zakken al wist ik niet hoe ik dat wist. Mijn hele leven lang was er geen reden om echt ongelukkig te zijn. Nu was er wel een reden. Ik kon mijn emoties niet meer controleren. Het was alsof ik veel te gevoelig was. Ik hoopte dat het nog steeds normaal was dat ik me zo slecht voelde en dat moest ook wel waar zijn. Toch leek het alsof ik overdreef. Ik overdreef altijd. Dat zei mijn moeder vaak tegen me. Ik moest leren kalmeren dus ik probeerde het. Ik stond recht en ademde diep in. Toen ik uitademde balde ik mijn vuist en sloeg ik met volle kracht op de spiegel. Daar was de barst die ik eerder had zien aankomen. Glas vloog op de grond en een stukje van de spiegel zat in mijn hand. Ik zakte op de grond met mijn hoofd tegen de muur en huilde tot mijn tranen op waren. Toen begon ik mij af te vragen waarom tranen opgeraakten. Waarschijnlijk zou ik anders huilen tot ik stierf door uitdroging. Na enkele minuten veegde ik de tranen van mijn wangen en keek ik naar de klok. Ik trok de scherf uit mijn hand en besloot dat ik beter mijn gezicht zou gaan wassen. Dat was inderdaad het geval. Mijn make-up was helemaal uitgelopen en ik zag eruit alsof ik in geen weken meer geslapen had. Mijn ouders en mijn zus zouden bijna thuis komen en ik wou ervoor zorgen dat niets liet zien wat er gebeurd was. Mijn ouders zouden anders veel te bezorgd worden en dan moest ik misschien in therapie. Dat wou ik niet, tenzij de "pie" stond voor de Engelse pie en ik taart kreeg. Mijn zus die zou willen weten waarom ik al die dingen deed. En dat wist ze zelf want zij was de oorzaak van al die dingen. Het enige wat zij toen nog niet wist is dat ik het wist. Ik wist dat zij mijn zus niet meer wou zijn.

De VeranderingWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu