Die avond was het zover. Een uur van tevoren had ik me helemaal gereed gemaakt. Ik droeg niet langer mijn kleren, zelfs niet mijn binnenuniform. Nee, ik had een pak aan waar ik echt trots op was. Vergelijk het maar met een militair gevechttenue maar dan helemaal zwart, met kisten en een Black Hawk opsvest (een opsvest is zeg maar een vest wat je over je gevechtstenue doet, waar allemaal zakjes opzitten voor munitie en dergelijke dingen). Het hele tenue bestond uit een strak zwart shirt met, liggend aan het seizoen, lange of korte mouwen, een lange zwarte broek (met zes zakken) met elastiek aan de onderkant van de pijpen zodat ze tot de rand van de gevechtslaarzen kwamen, een jasje, wat ik alleen in de winter droeg, en het kogelvrije opsvest. Om mijn rechterbeen had ik een holster met de spiksplinternieuwe Sig en aan mijn rechterheup hing een survivalmes. Ik had de zonnebril die Thompson me gegeven had bij mijn eerste VAMP missie op en het armbandje zat om mijn pols. Overige gadgets zaten in een speciaal zakje op mijn vest die ik standaard aan mijn rechterzij droeg. Het ligt er vaak maar net aan of iemand rechts of links is waar hij zijn zakjes op heeft gevlochten. Als ik links was geweest had ik dat zakje waarschijnlijk links gehangen. Verder droeg ik een paar strakke, leren handschoenen en een zwart elastiek hield mijn haar bij elkaar. Lorcan, Jack en ik ontmoetten elkaar bij de uitgang van Janssen & Clarence. Zij droegen hetzelfde als ik alleen Jack had een zwarte muts op, zo’n militaire muts, niet eentje die je op straat zou dragen en Lorcan had zijn jasje aan. Jack en ik droegen allebei een shirt met korte mouwen en als finishing touch droegen we alle drie een porto en een oortje zodat we ten aller tijde met elkaar in contact konden blijven.
Een helikopter stond op ons te wachten buiten Amstelveen. We werden er heen gereden met een auto en nog voordat we volledig gestopt waren sprongen we alle drie snel uit, renden naar de heli en klommen er één voor één in. Even later steeg het ding op en vloog het ons naar Brabant. In een mum van tijd waren we waar we moesten zijn. We bedankten de piloot, want, in tegenstelling tot veel jongeren van tegenwoordig, waren wij nog goed opgevoed, en schoten als ratten weg de schaduwen in. We vonden onze weg naar het gebouw met gemak en binnen de kortste keren stonden we bedekt in de schaduwen van een huis of iets dergelijks naar het RHC gebouw te kijken. Het was… groot. Met relatief kleine neonletters die Ronald Hayden Clark zeiden en grote letters daaronder die Research Labs zeiden.
“Mon Dieu, c’est tres bien, mais révoltant aussi!” Zoiets mompelde Lorcan onder anderen, de rest verstond ik echt niet want hij mompelde zo snel en mijn Frans is nou niet bepaald goed, bij het zien van het gebouw en ik was het er wel mee eens. De architectuur was raar en modern en lelijk maar wel imponerend. Het vierkante ging bij de noordoost kant van verdieping drie tot bovenaan ineens over op een ronding die steunde op pilaren en aan de westkant was een identiek middeleeuws torentje gebouwd en op het dak van het vierkante gedeelte was nog een grote bol gebouwd wat wel op een uit de kluiten gewassen minihockeyballetje leek, zo’n ding vol gaten. Een curieuze combinatie maar wel indrukwekkend. Gehuld in schaduwen slopen we naar het gebouw en drukten ons tegen de muur. Op de plattegrond had ik een deur gezien aan de zuidkant van het gebouw die geen camera bewaking had. We slopen er heen en ik checkte eerst of er licht van onder de deur naar buiten scheen, maar dat was niet zo, en probeerde toen of het op slot zat. Dat was inderdaad het geval. Hoewel ik in mijn vest vast wel ergens een gadget had die sloten open kon maken nam ik niet de moeite dat te pakken. In plaats daarvan viste ik mijn oeroude haarspeldje uit mijn zak.
“Oh, let op,” fluisterde Jack tegen Lorcan. “Dit is haar specialiteit.” Ik kon een grijns niet verbergen toen ik het speldje in het slot stak en begon te draaien. Plusminus een halve minuut later hoorde ik vijf klikjes en was de deur van het slot. Ik deed de speld terug in mijn zak en deed de klink naar beneden, zo zachtjes als ik kon. Ik kromp ineen toen er een piep vanaf kwam maar er gebeurde verder niks dus op hoop van zegen deed ik de deur verder open. De gang die ik zag was donker en leeg. Geen gezoem van camera’s en volgens mijn zonnebril ook geen laser etc. Maar dit was nog maar het begin, we hadden nog ver te gaan. Tegen de muur aangedrukt slopen we verder. Hoekje om, nog een hoekje om, deuren checken. Alles was stil en verlaten, zoals elk normaal bedrijf ‘s nachts. En echt, op het eerste gezicht leek het ook echt normaal. Alle kamers waren gewoon saaie kantoortjes met een hoop onbelangrijke papierstapels en nietmachines. De gangen waren recht toe recht aan dus dat was ook geen probleem. Maar op een bepaald punt kwamen we op een kruising. Er waren drie opties dus besloten we op te splitsen. We keken elkaar even aan en toen scheidden onze wegen zich. Ik ging recht door, Lorcan ging linksaf en Jack rechtsaf. Ik sloop dicht tegen de muur aan, met de knieën iets gebogen, mijn zonnebril op nachtvisie. Volgens de plattegrond zou ik nog een hoek om moeten en daar zou aan het einde van de gang een trap omhoog zijn naar een zwaar bewaakte verdieping en zwaar bewaakt betekent belangrijk en belangrijk betekent de moeite waard om even te gaan kijken en als iets de moeite waard lijkt te zijn dan ben ik erbij. En dus liep ik heel sneaky naar de hoek en keek erom heen. En toen schrok ik me bijna dood want daar stond een bewaker met zijn rug naar mij toe. Ik bekeek snel mijn mogelijkheden. Ik kon naar hem toe sluipen en hem of knock-out slaan of hem de nek om draaien, maar ik zag ook pijpen langs het plafond lopen die door liepen tot aan de trap. Daar kon ik aan gaan hangen als een luiaard en dan geruisloos naar de trap gaan. Dilemma’s, dilemma’s. En dus koos ik een tussenweg. Met een kleine sprong greep ik een pijp beet en slingerde toen mijn benen omhoog die ik vervolgens achter de pijp haakte. In de zogenaamde apenhang verplaatste ik me verder, de hoek om, en op dat moment draaide de bewaker zich om en kwam hij mijn kant op lopen. Hij had me niet in de gaten omdat het volledig duister was, en hij scheen met zijn zaklamp niet op mij. Blijkbaar had hij niet verwacht dat de problemen letterlijk uit de lucht zouden komen vallen. Want toen hij net onder me door liep liet ik met mijn benen los en knalde ik mijn hak tegen zijn slaap aan. Met een kreun zakte hij in elkaar. Ik glimlachte vergenoegd en liet de pijp los. Ik kwam vlak naast de man neer en checkte snel zijn pols om zeker te weten dat hij nog leefde. Dat was het geval en ik rolde hem snel een donker hoekje in. Ik veegde mijn handen af aan mijn broek ook al ondanks dat ik handschoenen aan had, en rende toen naar de trap.

JE LEEST
VAMP
مصاص دماءDe zeventien jarige Tessa is een tienerspion. Voor haar loopt alles op rolletjes. Maar dan ontmoet ze Jack en komt ze erachter dat er veel meer bestaat tussen hemel en aarde dan ze ooit had gedacht