Hoofdstuk 6

12 5 0
                                    

Ik zit hier nu al een hele tijd. Ik weet niet hoe lang, aangezien hierbinnen geen daglicht schijnt. Ik staar naar de brandende fakkel die voor mijn cel hangt. Het is de enige warmtebron die ik hier heb. Ik kruip zo dicht mogelijk tegen de gevangenisdeur aan, in de hoop een beetje warmte op te vangen. Ik trek mijn knieën op en sla mijn armen er omheen. Het is hier zo koud. Volgens mij net iets boven het vriespunt. Ik adem diep in en uit, en kijk naar de damp van mijn adem die langzaam weer vervaagt. Hoe lang zou ik hier nog moeten zitten? In al deze tijd heb ik nog maar twee keer te eten gekregen, wat bestaat uit een snee droog brood en een kommetje soep. Nou ja, beter gezegd, water met kruiden. Ik moet hier weg, voordat ik helemaal gek word. Opeens hoor ik een stem. Het is een krakerige zachte stem.

"Hey, I know you are there. I smell your blood. Oeeeh... blood... What are you? An animal? A human? I hope you're a human. A woman, yah.., they have that tender flesh. Hmmmm... Come on! Don't be shy! I'll eat you slowly. Hehe..."

Op dat moment bonst mijn hart in mijn keel. Mijn ademhaling versnelt, wat niet goed uitkomt op dit moment. Ik probeer zo stil mogelijk in een hoekje te gaan zitten. De galmende voetstappen in de lange gang komen steeds dichterbij. Ik duw mezelf tegen de muur, tot ik in iets hards pak. Ik draai me met een ruk om, maar zie niet goed wat het is. Maar dan word het me duidelijk. Het is een skelet! Al die tijd heb ik met een skelet in een cel gezeten!

"Let's face where you are. I'm very, very hungry! I'll start at your feet. Come on, it isn't so bad..."

Hoor ik dan. Ik haal een keer diep adem, maar pak het skelet dan rustig op, en ik ga er achter liggen. De geur die er vanaf komt is vreselijk, maar het is dit, of het word mijn dood. Ik neem een grote hap adem, en lig geluidloos naar de voorbijgaande voetstappen te luisteren. Er loopt een kleine man langs mijn cel, die haastig naar binnen aan het gluren is in de hoop dat hij me vind. Maar dan stopt hij met lopen. Hij blijft maar staan en kijken.

"Hmmm..." Zegt hij dan. "A skeleton." En hij loopt door. Eindelijk kan ik weer uitademen. Ik ben niet van plan om mijn leven aan een bloeddorstige gek te gaan geven.

Als ik even later geen voetstappen meer hoor, kan ik het skelet eindelijk van me afhalen. Ik leun tegen te muur en hoor mijn maag knorren. Ik wil net opstaan, totdat ik iets voel. Een gat! Er zit een gat achter in de muur! Maar wat zit er achter? Voorzichtig gluur ik door het gat. Waarom heb ik dit nog niet eerder ontdekt? In de ruimte achter het gat is het nog donkerder dan dat het in de cel is. Maar toch twijfel ik geen seconde, en kruip er naar binnen.

Ik steek mijn handen voor me uit, maar voel niets. Ik zet voorzichtig twee kleine stappen naar voren, en voel dan een muur. Ik voel links van me, maar daar maakt de muur een hoek waardoor ik er niet meer door kan. Ik voel rechts en daar loopt de muur door. Stapje voor stapje volg ik met mijn handen hoe de muur loopt. Soms loopt hij in een bocht, en soms lijkt het rechtdoor lopen uren te duren. Maar dan zie ik eindelijk een lichtpuntje. Ik blijf lopen richting het licht wat steeds groter aan het worden is.

Als ik er bijna ben, voel ik iets aan mijn rechtervoet. Ik weet een kleine gil niet te onderdrukken. Waarschijnlijk zal het een rat geweest zijn. Langzaam zak ik door mijn knieën, en voel aan het voorwerp. Volgens mij is dit een wapen! Een hand pistool! Misschien kan die nog van pas komen. Ik hang hem aan mijn riem omdat ik geen zakken heb, en loop door naar het lichtpuntje.

Voorzichtig loop ik verder naar het licht, wat uiteindelijk een gat aan de achterkant van het gebouw blijkt te zijn. Ik gluur door de opening, maar zie helemaal niemand. Hier komt waarschijnlijk nooit iemand. Mooi. Ik loop het gat uit, maar schrik me dan helemaal kapot omdat ik me recht voor een afgrond bevind. Langzaam doe ik een stapje naar achteren, en ik laat alles even tot me bezinken. Daarna kijk ik eens goed om me heen. Voor me ligt een ravijn. Links van me zijn hoge muren, waar ik niet zomaar overheen kan. En rechts van me zie ik een hoek van het grote gebouw.

Omdat ik snel een keuze moet maken, besluit ik naar rechts te gaan, het laatste wat ik wil is dat de mannen weten dat ik ontsnapt ben, dus moet ik snel zijn.

OnheilWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu