Hoofdstuk 7

13 5 0
                                    

"She escaped! Find her, right now! Where are you waiting for!?" Hoor ik van de hoge uitkijktoren afkomen. Shit, ze hebben me door. Oké, rustig blijven. Ik duw mijn rug tegen de muur, zodat niemand me kan zien vanuit de uitkijktoren van het grote gebouw. Langzaam, stapje voor stapje loop ik verder. Wanneer de muur ophoud stop ik even met lopen. Nu pas voel ik hoe mijn knieën knikken en mijn handen trillen. Ik ben te bang om het hoekje om te kijken. Misschien zien ze me wel, of erger... Toch weet ik na een paar minuten al mijn moed bij elkaar te rapen, en kijk dan om het hoekje.

Langzaam dringt tot me door wat ik zie. Nee, dit mag niet! Wat kan ik doen? Ik kijk om me heen, maar kan geen voorwerp vinden wat voor deze situatie bestemd is. Dan voel ik het pistool wat ik in de donkere gang gevonden heb aan mijn riem hangen. Zonder mijn ogen van de situatie af te halen, grijp ik naar het pistool. Langzaam haal ik het van mijn riem af. Ik wil dit niet, ik kan dit helemaal niet! Ik kijk naar het pistool wat inmiddels in mijn handen ligt. Dan gluur ik weer langs het muurtje, naar de man die het mes vast heeft, en op het punt staat om Thijs te vermoorden. "Ik moet, ik moet voor Thijs." Denk ik hardop om mezelf wat moed in te spreken.

Na een paar keer diep adem te hebben gehaald, kom ik achter het muurtje vandaan. Ik richt het pistool op de man. Ik voel mijn bibberende vinger langs de hendel gaan. Ik sluit mijn ogen. En dan, haal ik hem over. Na een luide knal, open ik mijn ogen. Ik zie dat de man met het mes voorover op de grond valt, en dat Thijs kan nog net opzij kan springen om het mes te ontwijken.

De man ligt op de grond, en Thijs kijkt geschrokken om zich heen. Ik hang het pistool weer terug aan mijn riem, terwijl ik naar Thijs toe begin te rennen. Het voelt alsof ik vlieg, zo makkelijk gaat alles ineens. Thijs schrikt even als hij iemand op zich af ziet rennen, maar komt er daarna achter dat ik het ben. Er verschijnt wen glimlach op zijn gezicht, waarna ik in zijn armen spring.

Ik voel mijn schouder nat worden door zijn tranen. "Dankje" weet Thijs na een tijdje uit te brengen. "Gaat het?" Vraag ik terwijl ik mijn gezicht uit zijn T-shirt haal om hem aan te kijken. "Ja, dat was op het nippertje." Hijgt hij, nog steeds buiten adem. Ik kijk naar de man de naast ons op de grond ligt. "Ik... Ik heb iemand...vermoord..." Fluister ik, waardoor mijn tranen sneller over mijn wangen beginnen te rollen. Thijs neemt me nog een keer stevig in zijn armen, wat mijn tranen laat minderen.

We schrikken van een paar luide knallen die door de bergen galmen. "Kom, we moeten hier weg, voor ze ons vinden." Zeg ik. Thijs knikt, zoals hij dat altijd doet. Ik heb het zo gemist. Samen rennen we de bossen in, ver van het gebouw vandaan.

Uiteindelijk komen we in een dichtbegroeid stuk bos uit. "We hebben voedsel, een warmtebron en een plek om te overnachten nodig. We moeten opschieten, aangezien het al donker aan het worden is." Zegt Thijs. Ik knik, en samen gaan we op zoek. Al snel vinden we een open plek. Rond de plek zoeken we naar eten en geschikt brandhout. Ik maak een stapel van het brandhout, en leg een kring stenen om de stapel heen. Aangezien we hier in een dichtbegroeid bos zitten, lijkt het me slim om een bosbrand te voorkomen. Ik maak het vuur aan, waarna Thijs komt aangelopen met een paar kokosnoten.

Nadat we rond het vuur ebben gezeten en zo weer op temperatuur zijn gekomen, proberen we de kokosnoten te openen. Maar dat gaat moeilijker dan verwacht. We hebben de kokosnoten al op de grond gegooid, er op gesprongen, en ze proberen open te branden, maar niets hielp. Maar dan herinner ik me dat ik een pistool aan m'n riem heb hangen. "We kunnen ze open schieten?" Zeg ik. "Hmmm... Zouden ze de knal niet in het gebouw kunnen horen?" Vraagt Thijs. "Nee joh, dat is vast veel te hoog." Reageer ik.

We leggen de kokosnoten klaar, en ik richt het geweer er op. Maar als ik mijn vinger over de hendel voel gaan, zie ik het beeld van de man voor me. Ik hoor de knal, en zie het bloed. Ik laat het pistool uit mijn handen vallen, en barst in tranen uit. Ik voel hoe ik door mijn knieën zak en hard op de grond terecht kom. Dan worden er twee sterke armen om me heen geslagen. "Schatje, wat is er ineens?" Vraagt Thijs lief. "Ik... Ik zag... De m-man." Stotter ik. Alsof hij precies weet wat ik bedoel, knuffelt Thijs me en stelt me gerust. "Ik snap dat je het moeilijk hebt. Het is ook niet niets. Ik ben je daarom ook zo dankbaar dat je toch mijn leven gered hebt. Dit kan een trauma voor de rest van je leven worden. Maar geen zorgen, het zal nooit meer gebeuren. Ik blijf altijd bij je, en zal je beschermen." Bij die geruststellende woorden kom ik weer op adem.

Als we de kokosnoten op hebben, gaan we naast het vuur liggen. Ik hoor dat Thijs zijn ademhalingen langzaam en zwaar zijn, en luister daarna naar het krakende vuur naast me. Ik kijk naar boven, naar de heldere met sterren gevulde hemel. Dit deed ik met mijn vader ook altijd als we samen op reis gingen. Ik voel dat een traan mijn ooghoek verlaat. Ik mis hem zo. En nu heb ik ook geen aandenken meer aan hem. Alles is opgegaan in de zee. Het enige wat ik nog van hem heb, zijn mijn herinneringen. Ik hoor zachtjes het geluid van een soort uil, en het geritsel van een paar krekels. Met al mijn kennis over de natuur probeer ik te achterhalen waar we ons bevinden. Maar zonder ook maar enig succes.

Ik voel hoe Thijs met zijn vingers door mijn haar gaat. Het is zo fijn en rustgevend als hij dat doet. Ik kruip nog wat dichter tegen hem aan. "Thijs?" Vraag ik. "Ja?" Reageert hij slaperig. "Ik houd onwijs veel van je." En met die woorden val ik in slaap.

OnheilWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu