Hoofdstuk 9

14 5 0
                                    

Even later zitten we onze meegesmokkelde kokosnoten op te eten. Niet alles natuurlijk, we weten tenslotte niet hoe lang de reis nog gaat duren. We bespreken hoe we van de boot ontsnappen als we eenmaal aangekomen zijn. Waar weten we alleen nog niet. Als het even stil valt, begin ik te denken. Iets wat ik misschien iets te vaak doe. "Thijs?" Vraag ik voorzichtig. "Ja schat?" "Hoe zou het met Lola, Tim en Rosa zijn?" Thijs kijkt me met een geruststellende blik aan. "Die zullen vast thuis zitten te wachten op ons. Ik weet 100% zeker dat zij wel opgehaald zijn door de helikoper, ik heb het tenslotte met mijn eigen ogen gezien." Reageert hij. Ik zucht een keer diep, en richt me dan weer op mijn kokosnoot.

~ Die nacht ~

Ik wordt wakker door een geluid. Het klinkt als iemand die aan het traplopen is. Ik draai me om om weer verder te kunnen slapen, maar dan realiseer ik me pas weer dat ik niet veilig thuis ben, maar op een boot van een kwaadaardige stam. Paniekerig kom ik overeind, en ik kijk om me heen. Naast me tref ik een slapende Thijs aan, en aan mijn andere kant een stapel dozen. Het geluid wordt luider, en ik hoor dat een deur met een piepend geluid geopend wordt. Een lichtstraal komt de ruimte binnen, en ik voel dat ik hier weg moet. Ik probeer Thijs wakker te maken, maar zo als gewoonlijk slaapt hij gewoon door. Een schaduw van een grote man vormt zich op de muur naast me, en de voetstappen worden luider. Wat moet ik doen?!

Ik grijp Thijs vast aan zijn beide bovenarmen, en sleep hem achter een stapel dozen. Ik ga gehurkt zitten met Thijs half op me leunend. Ik zie dat hij zijn ogen opent en hij kreunt zachtjes. Ik leg mijn vinger op mijn getuite lippen als teken dat hij stil moet zijn. Het geluid van de voetstappen wordt duidelijker, en ik hoor dat er nu een tweede man naar binnen is komen lopen. "Nothing here, we can better go sleep." Hoor ik een zware stem zeggen. "I really thought I heard something." Zegt een andere stem. "You always think you hear something. Go to sleep." De voetstappen worden tot tegenstelling van de situatie van net steeds onduidelijker, en de kamer is weer net zo donker als hiervoor. "Dankje" Zegt Thijs. "Ach, dit is toch het minste wat ik kan doen voor iemand die mijn leven gered heeft." Zeg ik. "Kom, we gaan weer slapen."

Een schel geluid zorgt dat ik ontwaak uit mijn slaap. Ik herken het geluid. Dit is hetzelfde geluid als dat ik hoorde toen de boot aangekomen was op het eiland. Dat betekend dat... "Thijs! Thijs wakker worden! We zijn aangekomen! We kunnen hier weg!" Fluister/roep ik. Thijs opent zijn ogen, en glimlacht. We weten niet hoe snel we moeten vluchten, weg van de boot. Maar het moet voorzichtig gebeuren, niemand mag ons zien. Ik pak de doos met de reisgidsen stevig vast met mijn ene hand, en met mijn nog vrije hand pak ik die van Thijs vast. "Dit is het moment om hier weg te komen, voor goed! Alles moet perfect verlopen zoals we hadden gepland. Anders loopt het slecht met ons af." Fluistert Thijs, terwijl hij een kneepje in mijn hand geeft. Deze keer ben ik het, die knikt als bevestiging.

Samen sluipen we via de trap het dek op, het is nog schemerig. Ik gluur een hoekje en zie dat er verschillende mannen met dozen aan het tillen zijn. Precies volgens plan. Ik kijk goed rond, en zie dan de kamer waar we naar op zoek waren. "Op mijn teken." Fluister ik. "3...2...1... NU!" Samen rennen we naar de verblijfkamer van de mannen op het schip. En daar treffen we precies aan wat we dachten: kleren. Snel trekken we een soort overal aan; een pak wat al de mannen op de boot verplicht moeten dragen. Zo onopvallend mogelijk lopen we de verblijfkamer uit, met de doos met gidsen in mijn handen. We lopen het dek af, langs alle sjouwende mannen. Als we bijna aan land zijn, horen we een stem roepen: "Hey, you! Come here and help us, now!" Thijs draait zich om, kijkt me onzeker aan, maar loopt dan naar de groep mannen toe. Zo onopvallend mogelijk loop ik verder. Niemand mag zien dat ik een vrouw ben, of ik zal gebruikt worden als sexslaaf voor de rest van mijn leven.

Als ik van de boot af loop, zie ik in mijn ooghoek Thijs ook al aankomen met een grote stapel dozen in zijn handen. Langzaam loop ik verder, z over mogelijk weg van de boot. Ik houd mijn adem in, in de hoop dat niemand me ziet. Maar na een paar stappen besluit ik toch over mijn schouder te kijken, en daar zie ik dat Thijs de stapel dozen neerzet, en mijn kant op komt gelopen. Als hij eenmaal binnen mijn bereik is, pak ik zijn hand, en begin ik te rennen. Rennen naar de vrijheid.

Buiten adem komen we aan bij een steiger, met mooi uitzicht op de zee. Ik zet de doos neer en sta stil. Ik staar naar het uitzicht, en langzaam dringt alles tot me door. Ik kijk naar Thijs, die mij blijkbaar al de hele tijd aan aan het staren is. "We... we hebben het gered." Fluister ik. "We hebben het gered!" Roep ik nu harder. Ik spring in Thijs zijn armen, en tranen van vreugde rollen over mijn wangen. "We gaan naar huis!" Fluistert Thijs in mijn T-shirt. Met een glimlach kijk ik hem aan, en ik zucht. "Niet te geloven... We kunnen eindelijk afscheid nemen van deze nachtmerrie." Zeg ik. Samen kijken we naar de tollende zee, met daarboven de zon die opkomt. Even blijven we staan, tot Thijs voorstelt om een plek te zoeken waar we contact kunnen opnemen met thuis. "Wacht." Reageer ik. Ik grijp naar het pistool aan mijn riem. Ik kijk naar hoe het in mijn handen ligt. Ik voel woede in me opkomen. Ik haal uit naar achteren, en ik gooi het ding zo hard als ik kan de zee in. "En jou hoef ik nooit meer te zien! Jij hebt me genoeg ellende bezorgd!" Schreeuw ik het pistool na, waarna het met een plons in de oceaan terecht komt. Ik draai me om naar Thijs, die me glimlachend aan staat te kijken. "Ik ben trots op je." Zegt hij. Ik pak de doos met alle contactgegevens er in, waarna ik Thijs zijn hand vastpak. Ik leg mijn hoofd op zijn schouder, en ik zucht van tevredenheid. "Kom, we gaan naar huis."

OnheilWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu