2.

1.5K 92 9
                                    

We zitten al een week in het tentenkamp. Iedere dag, op dezelfde tijd, vijf keer per dag, zitten mijn vader en de buurmannen naar de radio te luisteren voor het laatste nieuws over de zombie apocalyps. Miami en Orlando zijn bezet. Meer dan de helft van de bevolking van Florida is vermoord, of veranderd. Waar wij zitten, en de kuststrook naar het noorden zijn nog 'normaal'. De buurmannen hebben besloten om toch nog te blijven. Als we nu verder gaan, zitten we in de drukte. Vandaag staat er in totaal al 12 uur file in totaal. Mijn broertje speelt met onze buurjongetjes. Ik verveel me dood. Naast alle klusjes heb ik niets te doen. We tappen stroom van het hotel af. Dus ik heb mijn vijf powerbanks allemaal kunnen opladen. Ik kan mijn laptop ook gebruiken, maar veel bereik is hier niet. Ik heb boeken kunnen downloaden op mijn laptop en telefoon zodat ik nog iets te doen heb. Maar daar houdt het mee op. Van mijn vriendinnen heb ik amper nog iets gehoord. Heel soms krijg ik een vaag berichtje over waar ze zijn.
Het is hoog zomer, er zitten dus overal vervelende vliegen en muggen. Er zijn dit jaar extra veel vliegen, logisch, de zombies trekken ze natuurlijk aan. Ik sla de zoveelste mug van me af, en veeg wat vliegen van het scherm van mijn laptop. "Cara, kun je helpen afwassen?" Vraagt mama.
"Kom eraan!" Roep ik terug. Ik strompel de tent uit, de hitte in. Mama wast af en ik droog af. Mama is, vanzelfsprekend, eerder klaar. Ze loopt alvast weg om de tent weer op te ruimen. Terwijl ik op het kleed bij de put zit hoor ik geritsel. Ik kijk vlug op. Mijn ogen knijp ik een beetje samen om beter te kijken. Een oog! Ik deins iets achterover. Wat zit daar in godsnaam? Ik sta snel op en grijp de afwas bij mekaar. Zonder nog om te kijken ren ik terug naar de tent. Ik dump er de spullen. Mama kijkt me raar aan. "Wat is er?" Zegt ze zacht. "Ik schrok van een slang." Zeg ik met een onzekere glimlach. Ik ga naar mijn slaapzak en trek een mes uit mijn tas. Ik sluip weer terug naar de plek waar ik net zat. Ik loop redelijk rustig zodat het niet opvalt dat ik weg loop. Ik sta stil achter de put, bij de scheiding van het kamp en het bos. Ik sluip dichter naar de struik waar net het geritsel vandaan kwam. Ik steek mijn arm uit om de struik een beetje aan de kant te duwen. Ik houd mijn adem in. Er zit niets. Ik wurm mezelf door de struik heen. Ik sta nu aan de rand van het bos. Ik knijp mijn ogen weer iets samen en tuur door de bomen heen. Over de grond beweegt iets. Ik doe een stapje dichterbij. Het ding, blijkbaar een konijn, schiet weg. Mijn handen worden geel omdat ik het mes zo strak vast houd. Ik loop nog wat verder door. Ik stap perrongelijk op een tak die knapt. Ik sla een klein gilletje maar loop dan geruisloos door. Na tien minuten lopen door het bos en takken ontwijken, kom ik op een soort pad. Geen asfalt maar plat gelopen plantjes en zo. Het kan misschien komen door een kudde dieren, maar dan zouden er wel uitwerpselen liggen. Ik besluit het pad te volgen. Na nog eens tien minuten zie ik dat de bomen verder van elkaar gaan staan. Ik stop achter een paar struiken. Vanaf hier kan ik goed uitkijken over het wijde grasveld. Op het grasveld staan tenten en oude, verroeste kampers. Alsof er hier nog een tentenkamp is. Er lopen mensen. Ze zien eruit als mensen, maar ik denk niet dat het echt mensen zijn. In de haren van de vrouwen en meisjes die er lopen zitten klitten. Op de meeste kleren zitten vlekken, bruine moddervlekken en rode bloedvlekken. Ook zijn de kleren gescheurd. De ogen, voor zover ik ze kan zien, zien er leeg uit, niet levend. Maar verder zien ze er normaal uit. Niet zoals alle zombies die je ziet in tv programma's en op de foto's uit het nieuws. Ik sta doodstil. Ik wil niet opgemerkt worden. Ik sluip een stukje dichterbij, gewoon om de boel iets beter te bekijken. Ik hoor een tak achter me knappen. Ik kijk om. Er lopen twee jongens, ook zombies, over het pad. Ik buk en sluip een pas naar achter zodat ze me niet zien. Nu ze langs me lopen zie ik dat ze er echt heel menselijk uitzien. Hun haren zijn iets lichter, alsof er een licht grijze gloed in zit. Hun ogen hebben ook iets grijs, doods. Hun huid is besmeurd met modder, bloed en meer vlekken en vegen. De jongen met het zwarte haar heeft een grote kras op zijn arm. Hij lacht. Zijn tanden zien er geel uit, niet rottend, maar lang niet gepoetst. De jongens lopen zonder mij op te merken door. Gelukkig, stel je voor dat ze me hadden gezien. Ik val natuurlijk erg op tussen deze mensen, zombies. De jongens zijn uit het zicht dus ik sta voorzichtig op. Ik sluip zo zacht mogelijk weg, langs het pad door de bomen. Zodra het veld uit het zicht is loop ik weer op het pad. Ik sprint terug naar ons tentenkamp. Net voordat ik uit de bosjes te voorschijn kom blijf ik haken aan een tak met mijn hemdje. Ik draai me om en ruk de tas los van de stof. Nu zit er een gat in. Ach ja, boeiend. Ik loop snel terug naar onze tent. Er is niemand binnen, dus loop ik door naar Hanks tent. In hun tent wordt vaak afgesproken omdat daar de radio staat. De voor flap is open. En inderdaad zitten mama papa en Tommy daar binnen. Tommy is druk aan het spelen en rent langs mij naar buiten. Ik loop de tent binnen. De mensen die binnen zitten kijken allemaal verrast om. "Cara, waar was je?" Vraagt mama bezorgd. "Ik was, euhm, een wandeling aan het maken door het bos." Het komt er zelfverzekerder uit dan ik had verwacht.
"Ik wil dat je dat voortaan zegt voordat je zomaar weg gaat. Je bent bijna een uur weggeweest." Zegt mijn vader streng.
"Waarom?" Vraag ik uitdagend.
Mijn vader zucht. "Omdat ik me zorgen om je maak. Ik wil niet dat je zomaar weg gaat. Dadelijk zijn we je kwijt en ga je dood."
"Ik kan wel voor mezelf zorgen! Over een paar maanden ben ik achttien!" Verdedig ik mezelf.
"Cara, als de apocalyps niet was uitgebroken had je gelijk gehad. Maar nu moeten we op elkaar letten. Hier zijn nog geen zombies gesignaleerd, maar het zal niet lang duren voor ze hier zijn. Je hebt het laatste nieuws toch ook gehoord." Zegt Hank. Ik ga zwijgend op de grond zitten. Het is het beste als ik zeg wat ik heb gezien, maar als ik dat doe raken ze in paniek. "Moet je iets vertellen Cara?" Vraagt mama.
Ik kijk verbaast op. "Nee, hoezo?"
"Oh, gewoon, je leek ergens mee te zitten."
"Nee." Snauw ik.
"Cara, ga weg alsjeblieft." Zegt mijn vader.
"Waarom?" Protesteer ik.
"Cara, ga." Zegt papa kortaf. Zonder nog iets te zeggen loop ik de tent uit. Tommy rent langs en tikt mij lachend aan. "Jij bent hem!" Roept hij terwijl hij door rent. Mijn buurjongetjes rennen ook snel de andere kant op. Ik ren lachend achter ze aan.

Zombae || #netties2017Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu