Ik begin keihard te rennen. 'Snel, Olivia!' hoor ik achter me. Ik kan bijna voelen hoe ze achter me aan komen. Ik probeer wanhopig van ze weg te komen, de heuvel af, de stad weer in. Ik ren langs takken heen, maar struikel over boomwortels. Ik dacht dat ik erdoor heen kon. Ze kunnen me toch niet zien? En zelfs met die zakspiegeltjes moeten ze achteruit lopen om me te zien. Hoe kan het dan dat ze me nog steeds volgen?
Dat ze me volgen, is in ieder geval een feit. Ik hoor hoe ze met elkaar communiceren.
'Ze gaat naar links!'
'Snel, hierheen!'
Ik waag het om even achterom te kijken. Ze hebben hun zakspiegeltjes niet eens in de hand! Ik blijf rennen. Had ik nu niet al lang buiten adem moeten zijn ofzo? Misschien hoort dat ook bij het Aigry zijn. Je hoeft niet te slapen, omdat je niet moe wordt. Terwijl je niet hoeft te eten om energie te krijgen. Hoe weet ik überhaupt dat je eten nodig hebt voor energie?
Dit is niet het moment om daar over na te denken! Rennen! Uitvinden waarom ze je nog steeds kunnen volgen. Ik kan niet nadenken en rennen tegelijkertijd. Ik moet iets doen, iets waardoor ik tijd krijg. Mijn hoofd probeert zich te concentreren. Wat, wat, wat? Mijn gedachten worden de hele tijd afgeleid! Door het feit dat ik nodig een shirt wil, door het feit dat ik, ondanks het vermogen niet moe te worden wel last van mijn zij heb en ik verwonder me er nog steeds over dat ik niet moe word.
Maar dat is het! Ik word niet moe, dus ook niet als ik een sprintje trek! Wie zegt dat die Fanels dat ook kunnen zonder moe te worden? Ik begin keihard te rennen. Mijn zij doet hierdoor nog meer pijn, maar de gedachte aan de mogelijke pijn die ik krijg als Olivia en Hans me te pakken krijgen houdt me op de been. Na een paar seconden hoor ik de Fanels al niet meer. Als ze me nu kwijt zijn, en ze volgen me niet op geluid, is het misschien handig een bocht te nemen. Nu ren ik alleen maar in een rechte lijn.
Ik ga naar links. Ik sprint nog een tijdje, en belsuit dan bij een dikke boom te stoppen. Voor de veiligheid besluit ik erin te klimmen. Met enige moeite lukt het me. Dan ga ik op een tak zitten. Ik duw mijn hand tegen mijn zij, maar het verhelpt de pijn niet. Sterker nog, het maakt het alleen maar erger. Ik haal mijn hand er weer snel af, om tot de ontdekking te komen dat er zilverkleurig spul aanzit.
Voor het eerst kijk ik naar mijn zij. Er zit iets wat niet klopt. Een wond, bedenk ik me. Een flinke, van wel tien centimeter lang. Ik heb geen idee hoe die daar komt. Misschien door het boom-incident, of ben ik ergens achter blijven haken tijdens mijn vlucht? Ik kan me niet herrineren hoe ik aan de snee gekomen ben. Er druipt zilverachtig spul uit, dat in straaltjes langs mijn benen loopt en via mijn tenen op de takken onder me druipt. Wat is dat?
Uit een wond komt bloed. Maar bloed is rood. Bij mensen, ten minste. Zou dat ook een verschil zijn? Ik zucht. Het is me allemaal veel te ingewikkeld. Aigrybloed of niet, de pijn komt van de wond, en door middel van pijn geeft je lichaam aan dat er iets mis is. Dus, die snee hoort niet. Ik moet er wat aan doen. Maar wat? Ik kan het niet eens zien door het stroperige bloed. Het bloed moet weg, dus.
Ik kan een deel van mijn broek afscheuren. Maar ik heb al zo weinig aan. Met veel spijt scheur ik het eraf en veeg dep ik de wond schoon. Het prikt, maar ik bijt op mijn tanden. Als het stroop-spul weg is, bekijk ik het eens goed. De snee is niet eens zo diep als verwacht, ik moet alleen zorgen dat het niet ontsteekt.
Ik probeer door de takken heen naar mijn afgelegde route te kijken. Nu ik weet wat die pijn veroorzaakt, moet ik de weten waarom ze me kunnen volgen.
Ik steek net mijn hoofd uit de bladeren, als de Fanels tussen de struiken door vliegen. Ik trek snel mijn hoofd terug.
'Waar is zo nou?' de Fanels hijgen een beetje.
'Ik weet het niet, het bloespoor stopt hier.' Aha! Dus zo konden ze me volgen!
'Ik mis de tijden dat we nog ongeëvenaard veel en snel konden rennen zonder moe te worden.' zucht Olivia. Met haar handen steunt ze op haar knieën.
'Moet je je hakken uitdoen. En trouwens, je hebt inkijk.' wijst Hans haar. Ik gniffel zachtjes.
'Stt! Hoorde je dat ook?' vraagt Hans. Ships. Wat ben ik toch ook een kluns.
'Nee! Ik was even te druk bezig met mijn jurkje, oke? Je zal vast wel de wind gehoord hebben.'
'Nee, de wind was het niet. Ik voel dat die Lily hier dichtbij zit.' Ships, ships, ships, ships, ships.
Ik probeer geen geluid te maken, doodstil te blijven zitten. Ik moet me ergens op concentreren. Ik kijk naar een druppeltje zilvere stroop. Ik volg de weg via mijn been naar mijn voet.
'Hans, ze is hier niet!' hoor ik onder me. 'Stop met in die bosjes zoeken! Ga weg van die boom!'
Ik bid dat het niet mijn boom is waar hij bij staat. De druppel is zijn weg langs mijn voet geëindigd en ik besef te laat dat hij gaat vallen. Voor ik de druppel tegen kan houden, zie ik hoe hij valt. Waarom valt hij niet op geen enkel blaadje?
De druppel valt niet op een blaadje, niet op een tak.
Recht op de neus van Hans, die onder mijn boom staat.
JE LEEST
Wings - Lack of love
FantasyAigry's zijn mensenmeisjes tussen de 14 en 18 jaar met platinablond haar. Ze moeten elke vierentwintig uur met hun werktuig mensen voorspoed brengen, anders sterven ze af. Anders zijn ze voor eeuwig jong. Ze zijn onzichtbaar voor het mensenoog, maar...