Hoofdstuk 3

131 7 3
                                    

Ze zit met haar rug tegen een boom en haar aardrijkskundeboek op schoot. Het is meer dan een week geleden sinds de eerste trainingsdag. Gisteren is het eindelijk gelukt om een klein vuurtje te doven, ze was de rest van de dag uitgeput. Ze moet blijven trainen als ze ook grotere vuren uit wil laten gaan.
Maar nu gaat haar aardrijkskundeproefwerk van morgen voor. Het bevalt haar wel om in de natuur te leren, met de geur van het bos en het geluid van de vogels. Ze probeert zich te concentreren op de tekst. Die gaat over verschillende soorten grondgebruik. Laag grondgebied, klei, stuwmeren en meer van dat soort vervelende onderwerpen. Het kan haar niet boeien. Ze heeft zich net door paragraaf twee geworsteld, als het boek uit haar handen vliegt. Ze draait zich met een ruk om.
Haar boek zit vastgepind tegen een boom.
Vastgepind door een pijl.
Een gil ontsnapt uit haar mond. Robyn springt direct achter een boom voor dekking. Paniek beneemt haar de adem. Ze wordt aangevallen! Ze heeft niets om zich te verdedigen. En als ze wegrent, wordt ze neergeschoten.
'Geen zorgen. Ik doe je niets. Het was niet mijn bedoeling je te laten schrikken. Sorry.' Een vriendelijke meisjesstem.
Robyn kijkt voorzichtig om de boom heen, erop bedacht om weg te duiken als er iets naar haar hoofd vliegt.
Voor haar staat een meisje van haar leeftijd. Ze heeft lang, bruin haar dat is samengebonden in een slordige paardenstaart, enkele sproeten om haar neus en een zongebruinde huid. Ze is broodmager en draagt kleren die zo te zien vaak zijn versteld, met daaronder donkerbruine laarzen. De vreemdeling doet Robyn denken aan een jager van eeuwen geleden.
'Ik zweer het.' Het meisje legt haar kruisboog aan de kant, steekt haar handen op en doet een paar stappen bij haar wapen vandaan. 'Ik ben ongevaarlijk.'
Langzaam komt Robyn achter de boom vandaan. Ze blijft het meisje strak aankijken, erop voorbereid dat ze elk moment weer naar haar kruisboog kan duiken.
De jager glimlacht ondeugend, waardoor een spleetje tussen haar voortanden zichtbaar wordt. 'Je vertrouwt me nog steeds niet, hè? Heel goed.'
'Natuurlijk niet, je hebt net een pijl op me afgeschoten!'
'Niet op jou, op jouw boek,' zegt het meisje opgewekt. 'Ik mis nooit.' Ze loopt naar de boom waar het schoolboek nog aan hangt, trekt de pijl eruit en opent het. 'Wat is dit? Een kaart? Reykjawattes?'
Robyn doet vlug een paar stappen naar voren, grist het boek uit haar handen en slaat het dicht.
'Hé!' Het meisje kijkt haar verontwaardigd aan. 'Dan héb ik een keer belangstelling voor een boek en dan is het nog niet goed!'
'Wat doe je hier?' vraagt Robyn dringend. Ze denkt aan de woorden van Nevan. 'Niemand – en dan ook echt niemand – mag weten wat jullie kunnen. Anders zullen we allemaal een gruwelijke dood sterven.'
Zou dit meisje hun gaven hebben gezien? Daar moet ze achter zien te komen.
'Ik kwam hier om te jagen,' zegt het meisje en ze kijkt haar met een schuin hoofd aan. 'Voor mij en mijn broer.'
Robyn fronst haar wenkbrauwen. 'Woon je hier vlakbij?'
'Mwoah, een uur lopen.'
'En bij jullie in de buurt is geen wild?'
Het meisje kijkt haar wantrouwend aan: 'Wat is dit? Een kruisverhoring? Ik weet wat je bedoelt: je wilt weten of ik hocus spocus dingen heb gezien. Of ik weet dat jullie magische krachten hebben... Maak je maar niet druk om mij, ik weet helemaal niets.'
Robyn doet haar mond open om iets te zeggen, maar er komt geen geluid uit haar keel.
'Een gruwelijke dood sterven.'
'Ik heb geen... idee waar je het over... hebt,' weet ze uiteindelijk uit te brengen.
'Logisch, heb ik het ergens over dan? Ik heb het toch over niets? Ik weet niets.' Haar bruine ogen twinkelen en Robyn wordt ongerust. Ze beseft dat ontkennen geen zin heeft. 'Wie ben jij?'
'Charissa,' lacht ze, 'en jij bent Robijn.'
Robyn fronst haar wenkbrauwen. Als Charissa een deel van haar naam weet, dan moet ze hier vaker geweest zijn. Hoeveel informatie kan ze al verzameld hebben? Werkt ze voor degenen die mensen met magische gaven executeren?
'Het is Robyn,' zegt ze terwijl ze koortsachtig nadenkt. 'Spreek het uit met een 'i', niet met een 'ij'. Voor wie werk je?' Ze moet op de een of andere manier Nevan zien te waarschuwen.
'Ik snap dat je bezorgd bent,' zegt Charissa nu ernstig. 'Maar dat hoeft niet. Ik ben dolblij dat er eindelijk mensen zijn die tegen de onderdrukkers gaan vechten. Je kunt je niet voorstellen hoe dankbaar ik jullie ben! Daarom heb ik je boek ook kapot geschoten. Ik wil graag dat je gaat trainen.'
Robyn staart haar aan. Vechten tegen onderdrukkers? Dankbaar?
'Want... dat is toch waarom jullie trainen?' voegt Charissa er onzeker aan toe. Haar ogen zijn groot van verwachting en hoop. Robyn heeft nog nooit zoveel pure emotie op iemands gezicht gezien.
'Ik weet... niet waar je het over hebt. Welke onderdrukkers?'
'Ik bedoel de zes magiërs die al twintig jaar dit continent tiranniseren! Ze sturen mannen naar de mijnen, jonge meisjes naar hun paleizen, elke dag sterven er mensen van de honger! Díé onderdrukkers, bedoel ik.' Ze is steeds sneller en harder gaan praten.
Robyn laat zich langzaam op de grond zakken. Nu begrijpt ze waarom Nevan tien jaren naar hen heeft gezocht. Natuurlijk deed hij dat niet alleen om hen te helpen, hij deed dat omdat hij hoopt dat zij deze wereld zullen helpen.
'Robyn?' Charissa gaat voor haar op de knieën zitten. 'Het spijt me, ik had je er niet zo mee moeten overvallen. Ik heb gezien dat jullie uit een andere wereld komen. Jullie weten van niks, of wel?'
'Nee.' Robyn schudt haar hoofd. 'Het spijt me.'
Charissa grijpt plotseling haar handen en omklemt die zo hard dat ze pijn doen. 'Ik begrijp dat jullie niks met deze wereld te maken hebben,' zegt ze. 'Maar alsjeblieft, ik smeek je. Help ons!'
'Ik kan niet... ik weet niet...' Het kost haar moeite om haar gedachten op een rijtje te krijgen. 'Ik ben nog maar een week aan het trainen. Je zegt dat die magiërs al twintig jaar ervaring hebben. Ik kan jullie onmogelijk helpen.'
'Jawel,' knikt Charissa vol overtuiging. 'Na een paar maanden of jaren trainen en een goed plan. De magiërs wonen ver uit elkaar, het kan vier tegen één zijn.'
Robyn weet niet hoe ze Charissa moet uitleggen dat ze dat niet wil. Ze wil niet zoiets gevaarlijks doen. En ze wil geen mensen vermoorden, hoe slecht ze misschien ook zijn. Maar ze kan het niet over haar hart verkrijgen dat te zeggen.
'Dit is natuurlijk veel om te verwerken,' zegt Charissa verontschuldigend. 'Ik laat je wel even alleen. Sorry van je boek.' Binnen enkele tellen is ze tussen de bomen verdwenen. Robyn blijft een tijdje nietsziend voor zich uit kijken, terwijl Charissa's woorden door haar hoofd malen. En Nevans ware motief om hen te trainen.
Met een zucht staat ze op om haar leraar te zoeken. Als ze hem vindt, vertelt ze over haar ontmoeting met Charissa.
'Het klinkt inderdaad alsof ze niet voor de vorsten werkt,' is Nevan het met haar eens. 'Dan is deze plek is nog steeds veilig. Maar waarschuw me alsjeblieft als je haar weer ziet, ik wil graag zelf met haar praten.' Hij mag dan zeggen dat ze geen gevaar vormt, ze kan zien dat hij zich zorgen maakt.
'En Robyn, ik betreur het dat je op deze manier over de omstandigheden van deze wereld moest horen.'
'Wanneer had je het ons willen vertellen?' zegt Robyn direct. 'Dat je al die tijd van plan was om ons als soldaten te gebruiken tegen de dictators?'
Ze ziet schrik in Nevans ogen. 'Dat was absoluut niet mijn bedoeling,' zegt hij met nadruk op elk woord. 'Als jullie tegen de magiërs zouden vechten, zou dat jullie eigen keuze zijn. En alleen als jullie een heel goede kans maakten. Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik het niet hoopte, maar... Ik zou jullie beslist nooit de dood in willen jagen.'
Robyn bestudeert zijn gezicht, speurend naar iets wat erop wijst dat hij liegt. Maar hij lijkt oprecht. 'Oké,' zegt ze uiteindelijk. 'Ik geloof je. En ik zal voorlopig niets tegen de anderen zeggen. Maar ik denk dat het goed is als je het binnenkort zelf vertelt.'
'Dat zal ik zeker doen,' knikt Nevan. 'Maar ik wacht liever tot jullie de basis onder de knie hebben. Ik kan me voorstellen dat het... beangstigend is om in een wereld te trainen met gevaarlijke magiërs. Ik wil niet het risico lopen iemand weg te jagen voor die getraind genoeg is om ongelukken te voorkomen.'
'Is het geen optie om in onze eigen wereld te trainen?'
'Daar heb ik over nagedacht. Maar helikopters, vliegtuigen en misschien satellieten zouden jullie al snel kunnen ontdekken.'
Robyn knikt, tevreden met die verklaring.
'Maar Robyn, zodra ik denk dat deze plek gevaar loopt, zal ik uiteraard een nieuwe zoeken. We zijn hier alleen omdat ik zeker weet dat het veilig is. Het is zo afgelegen, dat ik nooit had verwacht dat jullie een bewoner van deze wereld zouden tegenkomen. En zeker niet zo snel al.'
'Oké,' zegt Robyn. 'Bedankt in elk geval voor alle tijd en moeite die je in ons steekt, terwijl je niet eens weet of we je ooit kunnen helpen.'
Nevan glimlacht. 'Geen probleem, Robyn. Weet in elk geval dat ik jullie nooit zal vragen tegen de magiërs te vechten. Maak je daar geen zorgen over.'
Robyn knikt hem toe. 'Ik ga maar weer eens trainen.'
Als ze naar het bos loopt, komt ze Cameron tegen. Ze denkt aan de driehonderd ongelezen berichten in hun whatsappgroep. Maar ze kan hem nu niet meer ontwijken.
'Hé,' zegt hij.
'Hoi.' Haar hoofd is nog steeds bij Charissa. Maar ze houdt zich aan haar belofte en zegt niets over de magische onderdrukkers.
'Myrthe, Mitchell en ik gaan straks wat drinken in de stad. We zouden het leuk vinden als je ook meegaat.'
'Echt?' zegt Robyn. Ze kan de sarcasme nauwelijks verbergen. 'Waarom zou je dat leuk vinden? Ik ben nooit heel aardig tegen jullie geweest.'
'Omdat we je graag beter willen leren kennen. Want of je het nu wel of niet wilt, we zitten hier samen in.'
'Bedankt voor het aanbod, maar ik kan niet.'
'Morgen dan?'
'Dan kan ik ook niet.'
'Hmm. Ik heb het gevoel dat je nooit kunt.'
'Daarvoor moet ik in mijn agenda kijken.'
'Waarom doe je zo?' zegt Cameron plotseling. 'Waarom ben je zo afstandelijk?'
'Gewoon.' Robyn haalt haar schouders op. 'Daar heb ik mijn redenen voor.'
'Ik heb enkele... dromen gehad.' Direct gaan Robyns haartjes overeind staan. Maar nee, als hij het wist, zou hij niet meer met haar praten.
'Ik weet dat je veel wordt gepest,' zegt Cameron uiteindelijk. 'Ik begrijp ook dat je het daarom misschien moeilijk vindt om je open te stellen voor andere mensen. Maar echt, wij zullen je nooit op die manier behandelen.'
'Wij?' zegt Robyn scherp. 'Mitchell heeft me anderhalve week geleden in elkaar laten slaan door zijn vrienden.'
Cameron haalt een hand door zijn haar. Het valt Robyn plotseling op dat het niet meer strak achterover is gekamd. Het zit volkomen door de war, waarschijnlijk door zijn kracht over wind. Hij ziet er daardoor meteen een stuk jongensachtiger, losser en leuker uit. 'Oké, daar heb je een punt. Het is belachelijk wat hij heeft gedaan. Hij zal nog zijn excuses aanbieden.'
'Daar kijk ik naar uit.'
'Maar je hoeft Myrthe en mij niets te verwijten. Ik beloof je dat we je niet zullen kwetsen.'
Robyn heeft nooit veel waarde gehecht aan beloftes. 'Ik denk gewoon dat wij niet bij elkaar passen. Er is geen klik tussen Myrthe en mij. En jij glimlacht te veel.'
Cameron kijkt haar bevreemd aan.
'Of je nu boos of verdrietig bent, jij verschuilt alles achter een glimlach. Ik zag het in het echt en ik zag het in mijn dromen. Je bent constant vriendelijk en beleefd. Daardoor ben je precies het tegenovergestelde van mij. Ik zeg precies wat ik denk. Maar ik weet nooit wat jij denkt. Dat lijkt me oneerlijk. Hoe moet ik ooit weten of je iets meent van wat je zegt?'
Cameron is even stil, lijkt na te denken over haar woorden, wrijft over zijn kin. 'Oké.' Zijn mondhoeken krullen een beetje omhoog, wat Robyns punt meteen onderstreept. Blijkbaar beseft hij dat ook, want hij laat dat glimlachje gauw wegsterven. 'Dat heeft niemand ooit tegen me gezegd. Ik heb daar nooit over nagedacht. Maar je hebt gelijk.' Er schitteren pretlichtjes in zijn blauwgrijze ogen. In tegenstelling tot de andere drie, hebben zowel zijn haren als ogen een natuurlijke kleur. 'Ik zal mijn best doen om eerlijk tegen je te zijn.'
'Dus je zult eerlijk zijn wanneer je boos bent, verdrietig bent en ook wanneer je me niet mag?'
'Ik zal mijn best doen. Deal?' Hij steekt zijn hand uit.
Robyn grijnst. Het is moeilijk om afstand te houden als hij zo blijft doen. Ze had verwacht dat hij nooit meer met haar zou praten na haar belediging, maar in plaats daarvan ziet hij het blijkbaar als een uitdaging. Ze wil zijn hand aanpakken.
Maar dan denkt ze aan het geheim dat ongetwijfeld zal uitkomen en haar gebaar blijft halverwege steken.
'Sorry, Cameron. Ik zal geen vriendschap met jullie sluiten.'
'Leg me dan alsjeblieft uit waarom niet.'
Robyn haalt haar schouders op. 'Wat ik al zei: ik pas niet bij jullie. Ik zeg altijd precies wat ik denk en Myrthe is gevoelig en onzeker, ik wil haar niet beledigen. Ik heb wel eens geprobeerd mijn uitspraken te filteren, maar op de een of andere manier lukt het me niet. En sorry, maar ik denk dat ik ook over jou heenloop.'
Cameron fronst zijn wenkbrauwen, Robyn is blij dat hij zijn irritatie laat zien. 'Ja, ik merk inderdaad dat je precies zegt wat je denkt.'
'Sorry, de waarheid is hard.'
'Je zult meer vrienden maken als je de waarheid op een vriendelijker manier brengt. Je zegt dat je mij te beleefd vindt, maar jij bent het andere uiterste. Je mag er wel eens tussenin gaan zitten.'
'Ik ben blij dat je eindelijk eerlijk bent,' zegt Robyn. 'Maar zoals je merkt, zoek ik geen vrienden.'
Cameron staart een moment in de verte, alsof hij nadenkt over het beste antwoord. Dan zegt hij: 'Ik zal je niet langer lastig vallen. Maar je houdt me niet voor de gek, ik weet dat je expres afstandelijk doet. En ik ga mijn best doen om erachter te komen waarom. Want ik geloof wel dat we dit samen moeten doen. En Myrthe en Mitchell geloven dat ook. Tot later, Robyn. En onthoud dat je altijd welkom bent je bij ons aan te sluiten als je je bedenkt.'
Daarop loopt hij weg. Robyn kijkt hem na. Spijt knijpt haar keel dicht. Maar ze laat hem gaan.

#1 De kracht van vuurWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu