9. Flinn

575 44 6
                                    

9. Flinn

De blauwharige jongen - Colin - was bij ons komen staan en ik keek hem met gefronste wenkbrauwen aan. Waarom kwam ik de twee jongens tegen die ik allebei als klant in de winkel had gehad had vandaag? Was dat toeval of kenden zij elkaar? Mijn ogen schoten van de ene naar de andere jongen en ik probeerde om mijn gedachten te ordenen. Dit kon haast geen toeval zijn, ze moesten elkaar wel kennen. Niet dat het muzikantenwereldje heel groot was, want ik vermoedde dat de meesten elkaar wel kenden daar. En dat zou ik ook vrij logisch vinden als dat het geval was.

'Wie is er zeshonderdvijf?' herhaalde hij zijn vraag met een scheve grijns. 'Ben jij een wereldwonder, Lukie?'

Dit was het antwoord op mijn onuitgesproken vraag. Ze kenden elkaar dus echt. Maar toch moest ik de vraag stellen. 'Jullie kennen elkaar?' De grijns op het gezicht van Colin werd breder en hij knikte langzaam.

'Lukie en ik kennen elkaar al heel erg lang. Sinds we zo,' hij liet zijn hand bij zijn knie zweven, 'groot zijn.'

'Dan was het vast ook geen toeval dat jullie allebei vandaag in mijn winkel opdoken.' De veelzeggende blik die de jongens uitwisselden, ontging me niet. Maar wat kon ik ervan zeggen? Waarschijnlijk hadden ze hun eigen geheimen en hun eigen dingen na zo'n lange vriendschap. Wie was ik om daar iets van te kunnen zeggen?

Colin haalde zijn schouders op. 'We delen een appartement en toen Luke thuis kwam, vertelde hij over jouw winkel.' Hij liet even een pauze vallen om een slok van zijn drankje te nemen. 'Over hoe aardig en mooi je was, hij kon er niet meer over ophouden.'

De andere jongen deed of hij Colin een klap wilde geven, maar hij raakte hem niet echt. Waren de wangen van Luke roder of leek dat zo, omdat het licht boven onze hoofd van paars naar roze verkleurde. Ik merkte dat een van mijn mondhoeken omhoog ging in een halve grijns. 'En dat moet ik geloven zeker?'

Hij grinnikte. 'Nee, eigenlijk zei hij dat je op een ontzettend lelijke hobbit leek en aangezien ik nog nooit eentje gezien heb, moest ik wel met eigen ogen gaan kijken of mijn bro gelijk had natuurlijk.'

'Nou, jij weet ook wel hoe je complimenten moet maken. Eerst denk je dat ik tien pond nodig heb en nu noem je me een een lelijke trut.'

'Ho, ik heb je nooit een lelijke trut genoemd.' Colin grinnikte en het was duidelijk dat hij zichzelf maar wat grappig vond. Maar stiekem moest ik ook lachen om zijn enthousiaste gezicht erbij.

'Een hobbit dan. Dat is hetzelfde.'

Op dat moment klonk er een kuchje en ik realiseerde me dat ik Luke helemaal vergeten was. Zijn ogen schoten over ons heen en geamuseerd sloeg hij ons gade. 'Jullie kibbelen of jullie broer en zus zijn.'

'Nou, misschien zijn we dat ook wel. Weet jij veel wat mijn vader stiekem uitgespookt heeft toen hij jong was?'

Luke trok zijn neus op. Zelfs dat kon hij hebben, hij bleef jaloersmakend knap. Zelfs met rimpels naast zijn neus en samengeknepen ogen. 'Bah, dat wil ik helemaal niet weten. Ik wil ook niet weten dat mijn ouders jong geweest zijn, want dan kom ik vast achter schandalige dingen.'

'Ja, dat je moeder weleens een andere man gekust heeft dan je vader zeker. Dat zou ik ook schokkend vinden.'

Ik sloeg de rest van mijn cola achterover, terwijl de twee jongens kibbelden over wat ze wel en niet wilden weten van hun ouders. Er waren genoeg dingen die ik niet wilde weten van mijn ouders. Mijn ogen schoten de ruimte rond, op zoek naar Celeste. Waarschijnlijk zou die haar neus ophalen voor blauwe Colin, want ze hield niet zo van vreemde jongens. Niet zoals ik. Ik had een zwak voor jongens die iets gewaagds durfden zoals hun haren verven of jongens die zich totaal niet schaamden voor wie ze waren. Zelfs al hield dat in dat ze in een tutu rond zouden lopen.

Maar Luke zou bij haar in de smaak vallen, al zou ze hem misschien wat te stil vinden, maar ze zou hem zo om haar vinger winden. Dat wist ik zeker. Misschien moest ik het haar maar niet vertellen, hem niet aan haar laten zien.

Ik werd uit mijn overpeinzingen gehaald door een schrille meisjesstem. 'Luke,' schreeuwde ze tegen de boomlange jongen. 'Ik wil een selfie met je. En met jou ook.' Nu zwaaide ze naar Colin. Opnieuw wisselden ze een blik en toen zag ik dat Colin een bijna onmerkbaar knikje gaf. 'Eentje dan, daarna moeten we echt weg.'

Het meisje kreeg de selfies en leek weg te zweven van trots. Beide jongens sloegen hun drankjes achterover. Colin was de eerste die de vloeistof door had geslikt. 'Het was gezellig, Flinn, maar nu moeten we echt weg.'

'Waarheen?' vroeg ik verward. 'Of is het een smoes omdat jullie me niet leuk vinden?' Dat laatste had ik niet hardop willen zeggen. Mijn wangen kleurden rood en ik hoopte dat niemand het zou zien. Ik wilde het antwoord helemaal niet weten, want wat als het wel zo was?

'Oh My God! Ik dacht dat je het verzonnen had dat Luke hier is,' gilde ergens een meisje. 'Mijn bae is hier. Ik ga zo flauwvallen.'

Colin vloekte zacht en onhoorbaar, maar ik kon wel wat scheldwoorden invullen die voor hem van toepassing waren. Hij greep Luke's arm. 'We moeten hier nu weg. Doei, Flinn!'

Tijd om iets te zeggen was er niet, want toen waren ze al in de menigte verdwenen. Verward knipperde ik met mijn ogen. Wat was er zojuist gebeurd? Waarom moesten ze in vredesnaam zo snel weg? En misschien nog wel belangrijk: waarom herkenden al die meisjes Luke? Was hij bekender dan ze gedacht had?

'Ik zou je portemonnee niet zomaar op de bar rond laten slingeren, mop.' De barman stond achter me en knikte naar een bruine leren beurs. 'Niet iedereen is even eerlijk en voor je het weet, ben je hem kwijt.'

'Maar hij is niet ...' begon ik, omdat er op dat moment een lampje begon te branden. Wat als hij van Luke was? Of van Colin? Zou ik dan antwoorden krijgen. Ik griste het ding snel naar me toe en propte hem in mijn zak. Ik schonk de barman een alleraardigst lachje en een 'dank je.' Ik zou er thuis naar kijken en hem dan meenemen naar de winkel in de hoop dat de jongens daar langs zouden komen om het ding op te halen. Naar de politie gaan was immers niet zo handig, omdat ik ze als laatste gezien had. Iets zei me dat ze eerst naar mij zouden gaan.

Dit was echt belachelijk. Absurd. Idioot. Maar mijn vingers trilden toen ik de portemonnee voor me op de eettafel legde en een voor een de pasjes eruit begon te halen. Waarom deed ik dit? Waarom wilde ik het ineens weten? Het was me te binnen geschoten toen ik het ding op de bar had zien liggen en het was niet meer uit mijn hoofd gegaan. Om er op deze manier achter te komen of de jongens iets verborgen. Er klopte iets niet, maar ik wist niet wat. En hoe bewijs je dat iemand iets verbergt als je geen idee hebt wat hij of zij dan verbergt?

Misschien moest ik mijn ogen dicht doen en niet meer kijken, maar alles gewoon terug stoppen. Waarom zou ik Luke herkennen? Had ik hem misschien ooit gekust? Nee, dat zou ik geweten hebben. Net als dat af viel dat hij een ex of zoiets was, want het was niet dat ik zwom in de exen.

Er zat een creditcard in waar de naam John Smith op stond. Was het dan toch de verkeerde beurs geweest die ik had meegenomen? Hij heette Luke.

Een Australische identiteitskaart met de naam Luke Smith. De foto erop was van de jongen die ik gezien had, die ik gered had. Luke Smith. Zijn achternaam was zo algemeen dat hij me ook niets zei.

Maar ik wist in elk geval dat het zijn portemonnee was. Misschien heette zijn vader wel John. En ik wist nu dat zijn accent Australisch was. Waarom het Brits geleken had, maar toch niet helemaal.

Ik weet niet wat je voor me verbergt, Luke, maar ik zal erachter komen.

Inktzwart hartWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu