Delphi rent weer naar binnen en haalt Roses op. Ik pak snel mijn pijl en boog, en mijn messen steek ik in mijn riem. Roses komt naar buiten met een mes in haar hand, en Delphi met haar wapens. Haar krukken legt ze zorgvuldig naast zich neer. Die wil ze denk ik meenemen. Ik weet niet waarom, maar het voelt als een compliment. En het werkt motiverend. Zij gaat er van uit dat we naar huis gaan. Ik kan niks anders doen dan haar geloven. Langzaam komen Grey en Valeria op ons af lopen. Als ze vlakbij zijn zegt Delphi iets tegen ze. “Goeiemorgen meiden,” zegt ze opgewekt. Fout. Dit gaat meteen fout. Ik kijk Delphi waarschuwend aan. Ik vertrouw ze niet. Ze hoeven maar een seconde sneller te zijn dan wij, een fatale seconde. Een seconde die een tribuut uit 12 minder betekent. “Goeiemorgen,” zegt Grey. Ze houd zich sterk, maar haar ogen verraden hoe bang ze is. Maar er is nog iets te lezen in haar ogen. Ze wil wraak. “Alles goed? Ik heb een beetje honger, jullie niet?” vraagt Delphi weer. Wat is dat nou voor vraag? Ik snap het niet. Dan pakt Delphi een mes. Heel goed, actie in de tent. Gelijk pakt Valerie er ook één. Ik heb mijn hand al bij mijn riem, bij mijn messen, maar het is niet nodig. “Ja, met jullie?” vraagt Valerie, terwijl ze haar mes laat zakken. Ze is op haar hoede. Delphi gaat, heel kwetsbaar, zitten, en klopt met haar vlakke hand op de grond. “Kom toch zitten, dan kunnen we even práten,” zegt Delphi. Ik ga zitten, terwijl al mijn zintuigen schreeuwen dat ik dat niet moet doen. Ik kijk Delphi aan met een waar-ben-je-mee-bezig-blik, maar krijg een knipoog terug. Ik haal mijn schouders op. Mijn hand hou ik bij de riem met de messen, voor het geval het fout gaat. “Jammer dat Laurel er niet is, vind je niet Grey?” vraagt Delphi gemeen. Grey knikt, het doet haar zo te zien niks. “Tja, eigen schuld hè?” is het antwoord. Delphi kijkt haar vernietigend aan. “Het is niet haar schuld. Het is jouw schuld dat ze er niet is,” zegt ze. Ik weet wat ze aan het doen is. Grey breken, met woorden. En het werkt. “Mijn schuld?!” ze vliegt woedend op. Delphi staat langzaam op, en ik vlieg snel overeind. Roses volgt langzaam. “Ja, jouw schuld. Jij hebt haar toch vermoord? En niemand anders,” lacht Delphi gemeen. Ze is goed. “Ik ben niet bang voor je.” Delphi is veranderd, sterker geworden. “O nee? Zullen we wedden?” vraagt Grey enigszins in paniek. “Ach die arme schat. Per sé wedden. Weet je zo zeker dat je zo meteen thuis bent? En wat ga je zeggen tegen Laurel’s ouders? ‘Sorry dat ik jullie dochter heb vermoord?’ Jullie hadden hier met z’n drieën uit kunnen komen, maar nu dus niet meer,” daar heeft Delphi een punt. Een goed punt. Grey tast haar riem af naar haar mes. “Ben jij er zo zeker van dan?” vraagt ze. Er klinkt wanhoop door in haar stem. Ik denk aan de krukken. Delphi wéét dat we thuis komen. “Het spijt me Grey. Als je aardiger was geweest tegen mij,” bemoei ik me ermee. Delphi knikt. “Je hebt Terra twee keer aangevallen. Zonder succes,” doet Delphi een duit in het zakje. Ik grijns. “Het was raak, niet zonder succes!” lacht Grey. Dat eerste gedeelte klopt. Het was twee keer raak. Het tweede gedeelte niet. Ik ben er nog steeds. “Ik sta er anders nog steeds,” merk ik op. Delphi lacht. Grey kijkt –voor een seconde- beteuterd. Ik zie het net, dan staat Roses naast me. “Ach, kan ze niets zien?” sneert Grey. Maar ik heb geen aandacht meer voor haar. Ik heb meer aandacht voor Valeria. Zij heeft een mes gepakt. Ik tast naar het mijne. “Weet je Grey, als je ooit aardiger was geweest, dan had je kunnen winnen met drie. Nu moet je het tegen ons drie opnemen, alleen. Waarom? Kijk dan, hoe je Valeria behandeld hebt! Leuke vriendin ben je zeg,” zegt Delphi. Wat bedoelt ze? Ik heb mijn ogen nog steeds strak op Valeria, die nu op haar knieën zakt. Voor ik iets kan doen, steekt ze het mes in haar borst en klinkt haar kanon. Ik sla van schrik mijn handen voor mijn mond. Haar haatte ik niet. Ze was niet erg, ik kende haar nauwelijks, maar had geen last van haar. Ik wil niet meer naar haar kijken. Ik kijk weer naar Grey, die geschokt naar de dode Valeria kijkt. Dan beseft ze het: ze heeft verloren. “Ik wil alleen naar huis toe!” roept ze in paniek. Ja duh, iedereen die in deze Arena is gestorven wilde niets liever. En wij ook niet. “Wij ook,” zegt Delphi kalm. Ineens flipt Grey. Ze grijpt een mes en komt omhoog. “En ik zal thuis komen, hoe dan ook!” gilt ze. Ze begint messen te gooien, de eerste naar Roses. “Pas op!” gilt Delphi. Roses schiet opzij, maar struikelt over een steen en gaat plat op haar plaat. Ze gilt. “Waar ben ik?!” gilt ze in paniek. Ik ren naar haar toe, en schiet een pijl. Grey duikt weg, en rent me voorbij. Heel onopvallend, zonder dat iemand het ziet, steekt ze een mes in mijn arm. Ik slaak en klein gilletje, maar moet snel reageren als ik wil dat Roses het overleeft. Ik steek mijn voet uit en Grey valt, met het mes dat net nog in mijn arm zat in haar hand. Mijn arm. Ik kan er niks meer mee! Maar ik heb geen tijd om na te denken. Delphi duikt ineens naast me op en duwt Grey weg, precies met haar hoofd op een steen. Een krak en ik weet dat het gevecht afgelopen is. Grey draait iets en jammert. “We kunnen nog maar één ding doen voor haar,” mompel ik, ik kan dit niet aanzien. Delphi knikt. Ze pakt Grey’s hand, ik de andere. Hij is warm, van een heel ander meisje dan dat ik kende. Voor het eerst heb ik medelijden met haar. Ook al weet ik dat ze heeft geprobeerd me te vermoorden, niemand verdient dit. “Het spijt me Grey, ik meen het,” mompelt Delphi. Ze knijpt zachtjes in onze handen. “Weet ik,” rochelt ze. Ze is zo goed als dood. Haar ogen vallen half dicht en Delphi heft haar mes. Ik weet dat het niet meer nodig is en een kanon bevestigt mijn vermoeden. Delphi sluit haar ogen helemaal. We hebben gewonnen. Het is klaar. Afgelopen.