De afgelopen dagen zijn we in de trein gebleven. Twee van de tributen uit 7 stonden aan de hemel. Verder was het rustig. Delphi doet bijna niets, haar been is nog steeds niet heel. Het gat is al wel een stuk kleiner, maar nog ze kan er nog steeds niet op lopen. Ik vind het al knap dat de zalf überhaupt iets heeft gedaan met haar been, ik was echt bang dat ik haar kwijt was. Het heeft niet meer gebloed, en Delphi’s wangen hebben weer kleur. Ik blijf veel bij haar, in de trein, en we doen kleine spelletjes of koken. Roses is vaak buiten, en jaagt. Ze zegt dat ze niet in de muffe trein kan zitten. Ik verzorg ook Delphi’s wond. Één dag later kwam er een parachute met verband. Er zat ontzettend veel in, en elke morgen en avond verwisselen we het verband, en smeren we haar wond in. De pot is al half leeg, maar de wond is al meer dan de helft kleiner. Nu zit ik naast haar, en terwijl zij op bed ligt maken we dieren schoon, die we vervolgens gaan koken. Roses is aan het jagen, we hebben nog maar twee konijnen te verdelen. Plotseling hoor ik Roses schreeuwen. “TERRA! DISTRICT 10 KOMT ER AAN!” Ik pak snel het mes waar ik mee aan het schoonmaken was en ren naar buiten. Ik sluit de trein af en ren naar Roses. De drie meisjes uit district 10 komen uit de bossen lopen. Heel relaxt. Alsof ze gewoon een wandeling in het park maken. “Blijf uit mijn buurt!” schreeuwt Roses. Ze heeft haar pijl en boog gespannen. “Wacht, wacht, rustig, doe dat wapen eens weg,” zegt één van de meisjes kalm. “We willen jullie een voorstel doen.”“Ja, dat klopt, want aangezien wij behoorlijk goed zijn met wapens, willen wij een bondgenootschap sluiten,” zegt één van de anderen arrogant. Roses kijkt me aan. Ze is behoorlijk boos zo te zien, maar laat wel haar wapen zakken. Ik merk dat ik niet mijn goede wapen heb, mijn pijl en boog liggen nog in de trein, en ik heb een mes in mijn hand. Kon ik dat? Ik weet het niet meer. “En wat als wij dat nou niet willen?” vraagt Roses. De meisjes kijken verbaasd. “Maar iedereen wil toch zo’n goed team?” vraagt het laatste meisje. Roses snuift. “Ach, rot toch op. Of jullie gaan nu weg, of jullie zijn zo dood,” zegt ze, haar geduld is op. De meisjes lopen gewoon door, en ik wacht tot de eerste dood neervalt. Maar Roses schiet niet. Als ze vlakbij zijn, pakt één van de meisjes een potje. Ze draait langzaam de deksel er af, en ik wil net nieuwsgierig kijken wat er in zit, als ze het paarse goedje in Roses’ gezicht gooit. Roses gilt het uit van de pijn, en haar pijl en boog vallen op de grond. Even sta ik aan de grond genageld, dan kijk ik de meisjes woedend aan. “Zo, dat voelt zeker niet zo prettig hè? Sap van nachtschot. Is erg zuur, hebben we ontdekt. Weet je, je wordt er ook…” Midden in haar zin valt ze op de grond, met mijn mes in haar hoofd. De andere meisjes worden woedend, en rennen op me af. Roses! Ik moet haar veilig zien te krijgen, en tegelijkertijd de meisjes op afstand houden. Dat gaat niet samen lukken.“Rose, probeer de trein te bereiken,” beveel ik haar. Ze heeft haar ogen stijf dichtgeknepen, en knikt. Langzaam strompelt ze weg, en vraag me niet hoe, maar ik weet het dode meisje zonder kleerscheuren te bereiken. Ik ruk het mes uit haar hoofd, en gooi een tweede meisje dood. Het laatste meisje rent op me af, en ik zit zonder wapens. Ik ren ook op haar af, maar zij heeft een mes. Ik druk haar tegen de grond, terwijl het bloed uit een verse snee in mijn arm gutst. We vechten even om het mes, en ik win. Ik snij haar snel haar keel door, en drie kanonnen klinken. Ik pak Roses’ pijl en boog, mijn mes en het mes van het meisje. Verder hadden ze niks bij zich. Ik loop terug naar de trein, en halverwege kom ik Rose tegen. Ik ondersteun haar naar de trein, ze heeft nog steeds haar ogen stijf dichtgeknepen. Eenmaal in de trein pak ik het pakketje van Eria pak. Ik neem een tablet van het medicijn dat bloedvergiftiging tegengaat, en smeer wat van de zalf uit zijn pakket op de wond. “Wat heb jij gedaan?” vraagt Delphi verbaasd als ze mijn arm ziet. “Ach, dat is niets, ik voel het amper. Roses is er slechter aan toe,” antwoord ik. “Wat is er met Roses dan?” vraagt Delphi ongerust. Ik wijs naar haar ogen. “Doe je ogen eens open,” beveel ik Rose. Ze schudt haar hoofd. “Nee! Het doet hartstikke pijn!” protesteert ze. Ik kijk haar aan. Haar huid is verkleurd, van het zuur. “Doe ze nu open!” zeg ik. Roses schudt haar hoofd weer, maar na drie keer herhalen doet ze ze toch open. Waar ik al bang voor was, is ook zo. Ze kijkt me aan met glazige ogen, die niet naar mij maar naar de verte kijken. Ik weet wat dit betekent, en ik sla van schrik mijn handen voor mijn mond. “O god…” zegt Delphi ontsteld. Roses kijkt ons niet meer aan, en dat kan ze ook niet meer. Roses is blind.