Hoofdstuk 4

209 19 1
                                    

De reis duurt nog een uur. Ik ben nog nooit in het Capitool geweest, ik ben benieuwd hoe het eruit ziet. We hebben nog tijd genoeg om te ontbijten, en ik loop naar de zaal. Roses zit al aan de tafel, en ik schuif aan. Ze kijkt op. “Goedemorgen. Heb je goed geslapen?” vraagt ze vriendelijk. Ik knik. “En jij?” Ook Roses knikt.  “Hoe ziet het Capitool er eigenlijk uit?” vraag ik opeens, ik kan mijn nieuwsgierigheid niet meer bedwingen. Roses denkt na. “Tja… Hoe moet ik dat nou beschrijven? Groot, te perfect, raar. Het klopt niet, vind ik. Dan zou ik, zelfs al woonde ik in de Laag, nog liever in twaalf wonen.” Zelfs al woonde ik in de Laag. Autjs. Maar zo bedoelde ze het waarschijnlijk niet. Ik kijk haar aan, en haar gezicht staat ontspannen. Nee, zo bedoelde ze het niet. Delphi komt binnen.  “Oh, hoi!” zegt ze opgewekt. Ik kijk voorzichtig naar Roses, maar haar gezicht staat nog steeds ontspannen. Ze hebben het gisteren dus echt bijgelegd. “Zeg, Terra, heb jij ons gisteren afgeluisterd?” vraagt Delphi opeens. Die had ik niet zien aankomen. Haar gezicht staat niet boos, eerder nieuwsgierig. “Ik eeeeuumm, ikke…. Ja,” zeg ik maar. Ze halen allebei hun schouders op. “Mysterie opgelost,” zeggen ze in koor. Ik lach. “Hier, probeer dit eens,” zegt Roses terwijl ze een beker met iets bruins erin naar me toe schuift. “Wat is dat?” vraag ik. Ik ruik eraan, het ruikt lekker. “Chocolademelk. Mijn vader leerde het ook pas kennen op weg naar het Capitool,” zegt ze met een knipoog. Delphi schuift een broodje naar me toe. “Dit kun je erin dopen. Deed Peeta ook, heeft hij me verteld.” Ik probeer het. Het is gewoon heerlijk. “Dankje,” zeg ik. We zitten gezellig bij elkaar terwijl we ons ontbijt opeten. De sfeer is totaal anders als gisteren. Opeens komt Katniss binnen.  “Over vijf minuutjes zijn we er. Willen jullie nog andere kleren aan, of je haren doen? Over tien minuten moeten jullie echt uit de trein, dus denk ook aan je districtsaandenken.” Ik spring op. Mijn haren zijn een vogelnest, op mijn kleren zitten vlekken, mijn huid is vies… Ik ren snel naar mijn kamer, en spring onder de douche. Ik druk op een knopje voor schuim, en spons me in. Snel spoel ik me af, en ruk een handdoek van het kastje dat er staat. Ik sta binnen drie minuten weer schoon in mijn kamer, trek mijn elastiekje uit mijn haren en haal er snel een borstel doorheen. Ik sta voor de grote klerenkast, waar ik zomaar uit mag kiezen. Wat doe ik aan, wat doe ik aan? Ik pak een broek uit de kast, waarvan ik niet weet hoe de stof heet waaruit de broek gemaakt is. Roses heeft ze wel eens aan. Het is een beetje blauwachtig, met vage witte strepen erdoorheen. En een pikzwarte trui. Schoenen, welke doe ik aan? Ik trek bruine leren laarzen uit de kast, en vlecht snel nog mijn haren naar achter. Ik ren op de soepele laarzen naar de restauratiewagon, en hoop dat ik ze in de Arena ook mag dragen. Roses staat al klaar, en neemt me van top tot teen op. “Leuk, zo’n spijkerbroek. Staat je goed!” zegt ze. Spijkerstof dus. “Dankjewel, jij ziet er ook leuk uit!” Roses heeft een losse vlecht gemaakt, en ze heeft net als ik een spijkerbroek aan. Haar trui is donkergroen, en haar laarzen hebben extra gespen. Delphi komt ook aangerend, zij heeft ook een spijkerbroek aan, haar haar in een hoge staart en vanuit daar gevlochten. Zij heeft een kobaltblauwe trui aan, en haar laarzen zijn zwart. Ik kijk haar aan, wijs naar haar broek en haar en we beginnen te lachen. Nu zijn we maar echt districtspartners. Katniss komt binnen, samen met Peeta, en ze kijken ontzettend verbaasd. “Zo, dat lijkt op elkaar! Wie is onze dochter ook al weer?” grapt Peeta. Roses lacht. “Oh ja, die met die spijkerbroek en die vlecht,” zegt Katniss. Nu moeten we allevijf lachen. Jothy komt aangerend. Nu zijn we compleet, en de trein staat ondertussen stil. Een stem roept dat we moeten uitstappen. We staan in een grote loods, en er zijn twaalf deuren. Wij lopen met z’n zessen door de deur met een grote twaalf erop. Vanuit daar zijn weer vier deuren, één met de naam Roses, één met de naam Delphi, één met de naam Terra en één waar niks op staat. “Succes, en niet klagen, dan ben je het snelst klaar,” fluistert Katniss. Ik knik, net als Roses en Delphi. Katniss, Peeta en Jothy lopen door de blanco deur. Ik geef Roses en Delphi een knuffel, en loop door mijn eigen deur. Mijn team staat al op me te wachten, en dat is punt één van het Capitool waar ik het ontzettend met Roses eens ben. Ze zijn raar. Iets anders kun je het gewoon niet noemen. “Ik ben Vibius, en ik doe je make-up,” piept een vrouwtje met paarse wimpers van twintig centimeter lang, een lila huid, en roze krullen. “Ik ben Watsus, en ik doe je haar,” zegt een donkere stem, die bij een man hoort met gouden tanden, een bruine huid, en lichtpaars donshaar. “Ik ben Silivia, en ik doe de rest van de verzorging,” zei een vrouw. In tegenstelling tot de rest van de wezens, was zij vrij normaal. Gewoon huidskleurig, gewone bruine ogen, en stroblond haar. Ik vond haar meteen de aardigste. “Je ziet er goed uit voor een meisje uit de Laag,” ging Silivia verder. Hoe wist zij nou dat ik in de Laag woonde? “Één van je mentors woonde er ook, Katniss dus. Zij vertelde me dat jij er ook woonde. Je hebt weinig littekens, je huid is één kleur, je haar is geen vogelnest… Hier kunnen we wat mee.” Ik kreeg een knipoog, en knipoogde terug. Het duurde bij elkaar nog geen uur, maar het was wel het vervelendste uur uit mijn leven. Eerst smeerden ze een soort lijm op mijn benen, plakten daar repen laken op –of daar leek het tenminste op- en trokken ze er dan in één ruk af. Dat deed pijn. En niet zo’n beetje ook. Toen ze daar mee klaar waren waren mijn benen helemaal rood, en ze brandden verschrikkelijk. Toen kreeg ik een zalf, die ik er zelf op moest smeren. “Wij kunnen dat ook wel voor je doen, maar dan doen we je waarschijnlijk nog meer pijn,” zei Silivia. Ja hoor, nu gingen ze wel lief doen. Maar ik klaagde niet en smeerde het spul erop. Even deden mijn benen nog pijn, daarna voelde ik niks meer. Mijn benen kleurden weer normaal, en nu waren ze helemaal glad. Mooi, vond ik. Daarna waren mijn wenkbrauwen aan de beurt. Die werden ‘geëpileerd’, zo noemden ze het. Ook dat was geen pretje, maar al wel snel klaar. Toen kreeg ik make-up op, en werden mijn haren gedaan. Ik zou nu meegenomen worden door mijn stylist, die mij de outfit laat zien die we vanavond aankrijgen. Het duurt iets langer, maar dan komt er een enthousiaste man binnen. Hij is lichtgroen, en ik vind het maar raar. Net of hij beschimmeld is. Zijn haren zijn gewoon bruin, maar zijn ogen zijn weer felgroen. “Sorry, sorry, het duurde iets langer, maar ik was nog niet helemaal klaar.” Hij zingt de woorden bijna terwijl hij opgewonden op en neer hupt. Ik moet lachen. “Ik ben er klaar voor,” zeg ik. “Nou, kom maar mee dan,” zegt hij. Ik wordt meegenomen naar een ruimte waar allemaal kleren hangen, en er staan een hoop kleedhokjes. Hij haalt een hoes uit één van de rekken, en ritst hem open. Mijn mond valt open. Ik kijk met open mond naar het pak. “Hee, je vangt vliegen,” lacht mijn stylist. “Vind je hem mooi?” Ik knik, terwijl ik snel mijn mond dichtdoe. Het pak is lichtgevend, in de kleuren van vuur, rood, oranje, geel, en er komt een prachtige zachte gloed vanaf. “En dit is nog niet alles!” jubelt hij opgewonden. Hij pakt een levenechte schets van mij in het pak, met daarachter een soort zwarte vlammen, of rook. Voor rook is het te puntig en te speels, voor vlammen vind ik het te mysterieus. “Wauw. Krijg ik dit aan?” Hij knikt. “En dit plaatje, heb je dat zelf getekend?” Hij knikt weer. Ik kijk nog eens. Onder de tekening staat ‘Nimmo Odinshoot’. Zo heet mijn stylist dus. “Het is niet zo netjes, het was even een snelle schets uit de losse hand. Ik had je ook nog niet zo lang gezien, alleen op het videomateriaal van de boete. En daar keek je nou niet echt trots. Als je hier voor me zou zitten en even met dit pak aan trots wilde kijken…” Dat wil ik wel eens zien. Ik pak het pak. Het is Het is helemaal van leer, maar absoluut niet zwaar. Ik vraag me af hoe ze leer hebben laten gloeien. Ik vlieg het kleedhokje in en trek het aan. Het past perfect. Het zit heel strak, maar niet dat soort strak waar je in gewurgd wordt. Het is volgens mij een soort van elastisch. De binnenkant is ook lekker zacht. Ik sprint het hokje uit. “Hier, je laarzen,” zegt mijn Nimmo. Ze zijn zwart, met grijze vegen. “Die grijze vegen, dat zijn…” ik laat hem niet eens uitpraten, maar meer om te laten merken dat ik weet wat het zijn. “Kolenvegen.” Nimmo knikt. “Wauw! Dat je dat kon zien!” Ik trek ze aan en ga met een trotse blik voor hem staan. Hij trekt het elastiekje uit mijn haar, terwijl het alle kanten op springt. Als ik een staart in heb gehad, is het zo wild als dat van een leeuwin, echt mooi. Hij spuit er wat haarlak overheen en gaat aan de slag. Zijn hand vliegt over het papier, en binnen vijf minuten is hij al klaar. Hij draait het velletje, dat ook al volledig is ingekleurd, om. Mijn mond valt open. De vlammen zijn er zelfs al in verwerkt. “Waar heb je dat fototoestel verstopt!” lach ik. “Wauw, Nimmo, je hebt talent!” Hij bloost. Dat eerste plaatje was al levensecht, maar is nu één of andere kleutertekening geworden vergeleken met dit. Ik weet niet hoe hij het doet, maar mijn ogen, ieder spikkeltje dat ik ken is erin verwerkt. “Je hebt mooie ogen,” zegt Nimmo. “Zonde als die voor eeuwig zouden sluiten.” Ik ril. Hij bedoelt het goed, maar het klinkt zo naar. “Je hebt mij al in je zak, als sponsor. En je hebt geluk, ik heb net een hoop geld gewonnen, en ik zou dat allemaal op jou zetten. Je hebt strijdlust, bent slim, ik weet gewoon dat je kunt winnen.” Dat is wel weer lief. Ik kijk in de spiegel. Eerst naar mijn pak, maar dan naar mijn ogen. Ze zijn groen, met ontelbare bruine spikkeltjes. En de binnenste rand, rond de pupil, is goud. Ze zijn mooi, maar het is bijna het enige wat ik mooi aan mezelf vind. Maar in dit pak zijn ze erin geslaagd me van mezelf te laten houden. “Wat kan jij dan? Roses kan tekenen en schilderen, Delphi kan zingen… Wat is jouw kwaliteit?” Ik denk na. Heb ik eigenlijk wel kwaliteiten? Dan denk ik aan de dagen dat ik met mijn vader mee mocht naar het park. Er lagen soms stukken hout op de grond, die mocht je meenemen. Dan zochten we dikke takken uit en gingen die thuis bewerken. “Ik kan hout bewerken,” antwoordt ik. Hij knikt. “Interessant. En wat maak je er dan van?” “Kleine beeldjes, maar soms ook wapens. Ik heb wel eens messen gemaakt, en een keer een boog. Speren, dat lukt ook wel, maar daar kan ik totaal niet meer overweg.” “Als ik je nu een mes en een stuk hout zou geven, over hoelang zou je twee messen hebben?” vraagt hij. Ik denk na. “Over een kwartier zeker wel.” Hij loopt weg, zonder nog iets te zeggen, en komt terug met en mes en een stukje tak met een doorsnee van ongeveer vier centimeter. Ik kijk welke afstand het lemmet en welke afstand het handvat krijgen, en begin te snijden. Al snel is er een duidelijk verschil tussen het handvat en het lemmet. Na tien minuten is het mes klaar. Het lijkt net echt, alleen het heeft nog de kleur van hout en niet van metaal. Maar de punt is scherp, en zo bewerkt dat hij er niet af kan breken. Ik hef het mes op en kijk met een vragende blik naar Nimmo. ‘Mag ik?’ vraag ik met mijn ogen. Hij knikt, en het mes suist weg. Het eindigt zijn vlucht trillend in de muur. “Niet slecht! Helemaal niet slecht! Als jij in de Arena een mes en misschien ook een bijl te pakken krijgt, mogen de anderen wel oppassen. Als je ook nog touw kunt bemachtigen, kun je ook nog een boog maken. Ik weet niet hoe je daar mee bent?” “Ik oefen al twee jaar met pijl en boog, gewoon omdat ik het leuk vindt. Ik ben niet heel goed, maar kan wel dingen raken.” Hij knikt. “Oei, we hadden al lang moeten gaan!” zegt hij terwijl hij op zijn horloge kijkt. Hij grist het mes uit de muur en verstopt het. “Mondje dicht hierover hè?” Ik knik. We zoeken lopend, half rennend onze weg door het gebouw, en komen dan eindelijk bij de ruimte waar de paarden en de strijdwagens staan. Ik ben een beetje bang voor paarden, maar ik vind het wel hele mooie beesten. “We waren verdwaald,” lieg ik. Ik kom er snel bij staan. Ik kijk naar de wagens. Er zijn drie kleine wagens, die elk getrokken worden door een paard. Wat raar. Drie strijdwagens in plaats van één? Nou ja, ze zullen er vast wel over na hebben gedacht. Ik zie Roses bij het middelste paard staan, en voel meteen de hechte band tussen die twee. Een hand verschijnt tussen ons, en ik hoor een luide knip. Ik kijk op. Het is Cinna, de stylist van Katniss en Roses. Hij heeft een stok vast, met het zwarte rook-vuurachtige eraan. Een soort zwarte fakkel. “Klaar om vlammen te dragen?” vraagt hij. Ik knik, en de rest ook. Ik voel iets kriebelen, en de vlammen omhullen mijn pak. Ik hoor uit drie monden “Wow…” komen, inclusief de mijne. Het is echt ongelooflijk mooi. “Oke, even opletten,” zegt Portia. “Delphi de linkerkar, Roses in het midden, en Terra in de rechterkar. Ik ga de extra paarden halen, dus ga klaar staan, we beginnen over drie minuten. “ Ze komt terug met drie paarden, waarvan ik er één krijg. Er klinkt harde muziek, en we worden meegetrokken. “Lachen meiden, laat ze van je houden!” hoor ik Cinna en Portia schreeuwen. Ik wordt verblind, en zie alle mensen. Ik laat me niet kennen en ben niet van plan weer vliegen te gaan vangen, dus ik begin gelijk te lachen en te zwaaien. Als we stilstaan in de halve cirkel, doet president Hadyh zijn toespraak. Snow is zeven jaar geleden overleden, maar de toespraak ik hetzelfde. Dan beginnen we weer te rijden. Ik kijk opzij, eerst naar Delphi, dan naar Roses. Roses’ gezicht staat angstig. Ik weet niet waarom, maar mijn vraag wordt snel genoeg beantwoordt. Als we weer binnen zijn, en stilstaan, zakt het paard waar ze net bij stond in elkaar. “SKYLER!” gilt ze. Ze springt van de kar en rent naar hem toe. Snel kom ik erbij staan. Ik zie een lelijke wond, waarschijnlijk van iets scherps aan de kar. Tranen springen in mijn ogen, ik voel het verdriet van Roses, en de pijn van Skyler. De wond bloed hevig, en ik vermoed dat er een ader is doorgesneden. “Skyler…” snikt ze zachtjes, en knielt bij hem neer. Katniss staat ineens achter ons, net als Delphi. “Kom Rose, we kunnen niets meer voor hem doen,” zegt Katniss. Ik sla mijn arm om Roses heen, net als Delphi doet. Skyler sluit zijn ogen, en zucht voor de laatste keer. Roses begint te huilen. Met een brok in mijn keel zeg ik het. “Sorry Rose, hij leeft niet meer.”

I just wanted to survive... (NL)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu