I - Verdwenen

13 1 0
                                    

Diep in haar gedachte verzonken stond ze op het balkon. Kijkend naar de sterren die nog feller aan het schijnen waren vandaag. Op zoek naar iets wat haar zou kunnen helpen. De lucht was koud, ijskoud. Met haar lichte flanelle japon die losjes om haar heen hing. Het kledingstuk was te koud voor deze nacht. De lucht voelde ook kil aan, het was zo'n nacht waar je het liefst binnen wilde zitten, hopend dat de zon snel weer boven zou komen. De kilte van de nacht met de ijzige kou zorgde ervoor dat ademhalen bijna onmogelijk werd. Haar ademhaling klonk ook als niets meer dan gehijg. Rillend van de kou bleef ze staan. Haar ogen zochten de hemel af, op zoek naar een teken dat alles goed zou komen.

Besef van tijd had ze al lang niet meer gehad. Het enige wat ze wist is dat het nu nacht was en dat het over een paar uur weer dag zou zijn. Ze vroeg zich af welke dag het eigenlijk was. Ze keek naar de balkondeuren die nog steeds op een kier stonden. Ze wist dat ze hier niet mocht zijn, maar ze kon niet langer binnen blijven. Dit leven had ze totaal niet verwacht. Het enige wat haar aan dit leven bond, was de jongen die hier in de kamer lag.

Ze nam een diepe ademhaling en sloot haar ogen. De ijzige lucht omvatte haar keel en lieten een pijnlijk gevoel achter. De kilte cirkelde rond in haar longen en zorgde ervoor dat ademhalen bijna onmogelijk werd. Uit een reflex beet ze op haar lip, waardoor de smaak van bloed zich verspreidde door haar mond. Verschrikt keek ze om zich heen en draaide ze zich snel om zodat ze naar binnen kon vluchten.

Alleen was ze te laat, een dikke vlezige hand omsloot haar mond, maar niet voordat ze een kleine gil had geproduceerd. De misselijkmakende geur van rotte eieren en uitwerpselen maakte zich een weg door haar heen. Door de ophoping van angst en de stank viel ze flauw, ze liet zich meevoeren door de duisternis die haar omhulde...

***

Één week was voorbij gegaan sinds Amara was ontvoerd. Éen week waarin hij amper had gegeten en geslapen. Hij moest haar terug zien te krijgen en zou daarvoor alles opgeven. IJsberend liep hij rond over de marmeren stenen van de hal. Zijn eigen gedachtes maakte hem gek en zorgde ervoor dat hij op de rand balanceerde van waanzin. Hij had drie mannen erop uitgestuurd om haar te vinden en wachtte nu op antwoorden.

Het was doodstil in de hal, alleen zijn voetstappen waren te horen. Ze galmde door de gehele zaal heen.

De deuren werden met een knal opengegooid. Een man van middeljarige leeftijd stapte door de deur heen en bleef voor de jongen staan die nog steeds aan het ijsberen was. De man maakte een diepe buiging, zo diep dat je zijn rug hoorde kraken. Moeilijk kwam de man weer overeind en keek uitgeput naar hem op.

'Prins Melark, met spijt moet ik mededelen dat er nog niks van de mannen is vernomen. Wij hebben het vermoeden dat ze zijn omgekomen of nu als slaaf werken' zei de man met trillende stem.

Melark slaakte een diepe zucht en wuifde de man weg. Weer waren een paar van zijn mannen verdwenen, dit zou zo doorgaan tot er niemand meer over was. Hoe veel doden zouden er nog moeten vallen totdat dit allemaal voorbij zou zijn. Hij wist niet eens zeker of Amara nog leefde, maar daar moest hij wel van uitgaan. Hij kon niet zomaar de hoop opgeven.

Toen de man eenmaal de deur uit was , gilde Melark zo hard dat zijn longen er bijna uit kwamen. Een gevoel van woedde verspreide zich door zijn lichaam. Hij sloeg om zich heen waardoor zijn hand door een glazen kast heen ging. Zijn arm voelde pijnlijk aan maar hij ging door met slaan totdat er niks meer van de kast over was. De scherven lagen als puzzelstukken op de grond. Klaar om weer gemaakt te worden.

Het bloed stroomde uit de wonden, het was een heldere rode kleur. Het deed hem denken aan de mannen die hij erop uit had gestuurd. Zouden die nu ook aan het bloeden zijn? Of zouden ze in een keer zijn vermoord zonder te veel bloed? Zouden ze nu als slaven werken? Alleen maar gemarteld worden? Duizenden vragen spookten zich door zijn hoofd.

Een hand werd op de prins zijn schouder gelegd en zo werd hij mee begeleid naar de keuken. Melark was er zelf niet bij, maar was nog steeds diep in gedachten verzonken. Hij ging op het aanrecht zitten en keek op naar de vrouw die het glas uit zijn arm haalde. Ze was de hoofdbediende van Melark, ze had hem zowat opgevoed. Zijn ouders wonen ergens anders, doordat het anders te gevaarlijk voor ze zou zijn. Hij heeft ze nooit veel gezien, dus het is niet een heel groot probleem. De vrouw zelf zei nooit veel en wilde nooit wat over zichzelf vertellen. Ze was bang dat als ze een te sterke band met Melark had, dat ze dan zou worden vermoord.

Scherf na scherf werd er uitgehaald. De pijn sloeg in als een bom, het had net wel pijn gedaan, maar nu voelde Melark zich alsof er in heel zijn lichaam glas scherven zaten. Tranen welde op. Melark vormde zijn hand in een vuist en probeerde tegen de tranen te vechten.

De vrouw ging ongestoord door. Ze verbond de arm, alsof ze het al vaker had gedaan. Uiteindelijk liet ze hem gaan.

Melark ging snel naar boven en gooide zijn deur dicht. De deur trilde even en viel daarna in het slot. Hij probeerde op het balkon te komen, maar de deur was dicht. Hij slaakte een diepe zucht en ging op zijn bed liggen. Nog steeds spookten er allerlei vragen door zijn hoofd. Hoe zou het met Amara gaan? Zou ze veel aan hem denken?

Weer schreeuwde de prins het uit van frustratie, hij wilde iets doen. Nee, hij moest iets doen.

Melark kwam razendsnel overeind en pakte een fles bourbon uit een kast. Snel schonk hij een glas in en sloeg deze achterover. Glas na glas werkte hij naar binnen. Toen hij klaar was gooide hij het glas tegen de muur aan en keek hoe de kristallen stukjes uit elkaar vielen.

Hij was zo klaar met dit leven, hij kon nooit iets doen. Alles wat hij deed wet ook gestempeld als fout en nu was hij ook nog het beste in zijn leven verloren. Liefde had hij nooit gekend en nu hij het eindelijk had wilde hij dit gevoel niet kwijtraken.

Toen Melark weer naar zijn bed wilde lopen, wankelde hij en viel hij tegen de kist aan die voor zijn bed stond. Met een klik ging de kist open en vloog het stof omhoog. Hij hoestte hard en keek naar de inhoud van de kist. Zijn oog viel meteen op de foto van Amara. Hij pakte deze op en keek naar haar hartvormige gezichtje met haar blonde haren die bijna goud leken. Haar bruine grote ogen keken onzeker naar hem op. Melark streek met zijn duim over de foto en stak hem daarna in zijn zak.

Het volgende waar zijn oog op viel was een dolk. Hij liet de dolk door zijn handen gaan en keek naar de ijzere kling. Het voelde scherp aan en gaf hem een gevoel van macht.

Het idee schoot hem te binnen. Hij keek nog een keer goed naar de dolk en knikte daarna zelfverzekerd. Hij zou Amara gaan bevrijden.


Walking with the ShadowsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu