Hoofdstuk 18 - Dorothea Omber

3.9K 92 18
                                    

Buiten adem houden we op met zoenen. Mijn kleding zit scheef, Draco's haar rommelig, zijn lippen zijn gezwollen en rood en hij voelt ze ongetwijfeld net als de mijne bijna pijnlijk tintelen.
'El,' zegt Draco doordringend terwijl hij me bij mijn schouders pakt, 'als er iets mis gaat in het kantoor, verander ik in mijn faunaat. Probeer hetzelfde te doen, misschien zal de Felix Fortunatis je erbij helpen. Ik doe dat niet om je te laten stikken, maar omdat we beter niet samen gezien kunnen worden. Mocht jij in de problemen zitten, dan zal ik alles doen om je eruit te helpen. Het klinkt misschien laf, maar apart meer kans dan samen. Als jij kon veranderen, zou ik blijven, maar het is nog even niet anders'.
'Maar Omber zal jou sneller vergeven dan mij' antwoord ik.
'Dat weet ik, maar ze zal ook argwanend worden richting mij, terwijl ik het juist nodig heb dat ze mij volledig vertrouwt, gezien de toekomst die ik ambieer. No offense, maar ze haat jou toch al omdat ze denkt dat je een modderbloedje bent.'
Een ogenblik aarzel ik nog, maar dan moet ik toegeven dat zijn plan de grootste kans van slagen heeft. 'Op een goede afloop dan maar' glimlach ik.

De gang waarin Ombers kamer zich bevond, was leeg.
'Jij gaat op de uitkijk staan' fluistert Draco nu, 'ik probeer haar kamer binnen te komen, als dat me niet lukt, ga ik buitenom, als faunaat. Hoor je iets, geef me een seintje voor zover dat mogelijk is.'
Ik knik. Mijn hart begint nu in mijn keel te kloppen en ik kan alleen maar hopen dat de Felix Fortunatis ons zal helpen. Draco begint met het alohomora-spreuk, maar Omber is helaas niet zo gek als we dachten. Daarna voert hij spreuk na spreuk uit op het slot, maar niets helpt. Draco vloekt zacht. 'Nu moet ik buitenom en hopen dat het raam open is en dat niemand mij ziet.'
Hij loopt snel de trap af. Na zeker tien minuten wachten, waarbij het koude zweet mij inmiddels op de rug staat, hoor ik wat geluid binnen in de kamer. Het volgende moment zwaait de deur van binnenuit open en Draco trekt me naar binnen.
'Vlug, het volgende uur begint over vijf minuten. Waar is het portret?'
Ik haal het snel uit mijn zak en beiden kijken we Ombers kamer door voor een geschikte plek. Ik ben nog nooit in haar kantoor geweest, maar ik word bijna draaierig van de hoeveelheid katten en roze. Er is bijna geen leeg plekje meer aan de muur. Gelukkig hangen er geen portretten van heksen of tovenaars in haar kamer die haar dingen zouden kunnen doorvertellen.
'Schiet op,' sist Zalazar vanuit zijn kleine portretje.
'Waar moeten we je hangen dan, hoewel het hier overvol is, denk ik dat Omber het meteen doorheeft als er ineens een ander schilderijtje hangt.'
'Hang me desnoods achter het bureau,' antwoord Zalazar gejaagd, 'ik zie dan misschien bijna niets, maar ik kan in ieder geval alles horen.'
'Maar het gaat er juist om wat je ziet' werpt Draco tegen.
'Het is u voor jou, Malfidus' snauwt Zalazar, 'en we hebben nog maar twee minuten. Heb jij een beter idee?'
Draco kijkt jachtig rond, maar we zien beiden geen andere oplossing. Met een permanente plakspreuk bevestig ik het portretje onder het bureau, zoveel mogelijk aan de rand, zodat Zalazar nog iets kan zien, maar niet gezien kan worden.
'Wat ziet u?' controleer ik.
'Benen' gromt Zalazar terug.
'El, we moeten gaan' zegt Draco.
Ik knik. We laten nog een keer onze ogen door het kantoor gaan of niets verschoven is. Dan sluipen we de deur uit. Nog geen vijf seconden later gaat de schoolbel en stromen de leerlingen de gangen op.
'We hebben de deur niet afgesloten' sis ik verschrikt tegen Draco.
'Ik weet niet welke spreuk ze heeft gebruikt' fluistert hij terug, 'ik was allang blij dat hij van binnenuit open ging. Hopelijk denkt ze dat ze het vergeten is en zo niet, dan heeft ze in ieder geval geen idee dat wij het waren.'

'Meneer Malfidus, u wilde mij spreken hoorde ik?' hoor ik ineens een hoge stem boven het geroezemoes van de leerlingen uitkomen.
'Als je het over de duivel hebt' gromt Draco. 'Ik zie je je zo pop, misschien kan jij faunaat zijn oefenen nu het drankje nog werkzaam is.' Dan loopt hij op Omber af.
'Juffrouw De Winter, u mag zich er ook bij voegen' zegt Omber met een meisjesachtige giechel. Ik voel mijn bloed in ijs veranderen. Ik probeer geen spier te vertrekken als ik me omdraai en haar vragend aankijk.
'Kom maar mee naar mijn kantoor, dan gaan wij eens even babbelen' kweelt Omber.
Haar dikke benen vormen een vreemd contrast met de dunne, wiebelende hakjes waar ze op loopt. Ze heeft geen gewaad aan, maar een roze mantelpakje dat haar billen niet heel smakelijk accentueert.
'Zo hijgt ze,' terwijl ze haar toverstok pakt. Ze tikt twee keer op de deur en mompelt een spreuk. Die springt open. Ik laat mijn adem schieten, ze heeft niets door.
'Kom binnen, kom binnen. Gaat u lekker zitten meneer Malfidus, juffrouw De Winter. Een kopje thee voor beiden? Suiker? Melk?'
'Nee, dank u' zeggen Draco en ik tegelijk.
'Jawel, jullie hebben vast dorst na jullie avontuurtje net' giechelt Omber. Met een zwaai van haar toverstaf haalt ze een dampende ketel tevoorschijn en ze schenkt twee kopjes tot de rand toe vol.
'Niet drinken' mompelt Draco vanuit zijn mondhoek naar mij.
Omber gaat zitten, vouwt haar dikke handjes op het bureau en kijkt ons aan alsof ze een lekker hapje voor zich heeft waar ze van gaat genieten.
'Juffrouw De Winter, om met u te beginnen,' begint Omber poeslief, 'leg eens uit wat uw relatie is tot de volbloed tovenaar naast u?'
Een ogenblik ben ik verbijsterd. Dan stroomt een golf van opluchting door mij heen. We zijn niet betrapt net, ze is het niet eens met onze relatie.'
'Elektra is mijn vriendin' antwoordt Draco voor mij.
'Meneer Malfidus, u spreekt als u iets gevraagd wordt' zegt Omber pinnig, zonder dat de glimlach van haar gezicht verdwijnt.
'Laat ik de vraag anders formuleren. Waar denkt u, als modderbloedje, mee bezig te zijn om een jongen van zuivere afkomst te belagen?'
'Professor,' hijg ik geschokt, 'noemt u mij nu een modderbloedje?'
De lach verdwijnt van Ombers gezicht. 'Jazeker, we hoeven in dit kantoor niet politiek correct te zijn, nietwaar? Laten we het beestje gewoon bij zijn naam noemen. Je ouders zijn dreuzels. Op de een of andere manier heb jij de sorteerhoed zo gemanipuleerd dat je toch bij bloedzuivere leerlingen bent ingedeeld. En nu heb je de jongeheer Malfidus zo behekst, door drankjes of spreuken, dat hij denkt dat hij zich tot je aangetrokken voelt.'
'Professor' begint Draco.
'ZWIJG!! Als u niets gevraagd wordt' snerpt Omber. Ze leunt iets achterover in haar stoel en glimlacht weer. Haar bolle ogen glijden nieuwsgierig over mijn gezicht. 'Drink uw thee' beveelt ze dan. Ik pak mijn kopje en doe of ik een slok neem.
'Nee, een echte slok juffrouw De Winter. Wees niet bang, u denkt toch niet dat ik mijn eigen leerlingen zou vergiftigen?'
Op dat moment laat Draco zijn kopje vallen. 'Sorry, sorry' roept hij. Op het moment dat Omber naar Draco kijkt, giet ik mijn kopje half leeg in de plant naast mij. Daarna vouw ik mijn vingers om het kopje en breng het naar mijn mond.
De glimlach is van Ombers gezicht verdwenen en haar ogen schieten vuur. Ik zie dat ze al haar zelfbeheersing moet gebruiken om niet woedend te worden. Dan herpakt ze zichzelf en kijkt weer naar mij.
'Laat je kopje eens zien? Half leeg? Braaf meisje!' kweelt ze. 'Geef de andere helft maar aan meneer Malfidus nu hij zijn thee zo dom heeft laten vallen.
Ik overhandig Draco de mok. Als onze vingers over elkaar heenstrijken, houdt hij de mok even langer vast dan nodig en knipoogt naar me.
'Juffrouw De Winter,' haalt de scherpe stem van Omber me terug naar de realiteit, 'hoe bent u in Zwadderich terechtgekomen?'
Ik glimlach. Zoals ik al vermoedde, heeft ze Veratiserum in onze thee gedaan. Ik moet goed oppassen wat ik ga antwoorden, anders val ik door de mand.'
'De sorteerhoed heeft mij ingedeeld professor' antwoord ik rustig.
'Wie zijn je ouders?' vraagt Omber verder.
Mijn maag trekt samen. Ik wil mijn ouders niet verloochenen, maar ik kan de waarheid niet vertellen. Daarom vertel ik haar wat voor mij altijd de waarheid is geweest. 'Lucas en Elena de Winter, professor. Mijn vader is een politieagent, mijn moeder lerares op een dreuzelschool.'
'Heeft u magische familie?'
'Niet dat ik weet, professor'.
Omber kijkt me met samengeknepen lippen aan en de afkeer ligt op haar gezicht.
'De heer Malfidus staat erom bekend trots te zijn op een lang geslacht van volbloed tovenaars en heksen. Wat heeft u gedaan om hem te strikken?'
Ik voel de woede in mij opborrelen, maar probeer kalm te blijven. 'Ik denk dat Draco..' 'DE HEER Malfidus' verbetert Omber mij kil. 'Ik denk dat de heer Malfidus zich realiseerde dat afkomst niet alles is, maar dat talent, karakter en liefde minstens even belangrijk zijn.'
'Liefde' herhaalt Omber alsof ze iets vies in haar mond heeft. Dan wendt ze zich tot Draco en kijkt hem zeker een volle minuut aan alsof ze twijfelt aan zijn verstand.
'Meneer Malfidus. Zoals u weet heb ik u en uw familie zeer hoog zitten.' Draco glimlacht hoffelijk. 'Dat is geheel wederzijds, professor' antwoordt hij charmant.
'Bent u ervan overtuigd dat ik u het beste gun wat deze wereld u kan geven?' vraagt Omber sluw. Draco aarzelt bij deze strikvraag, maar hij kan er niet omheen. 'Ja, professor.'
Omber glimlacht triomfantelijk. 'Bent u het met me eens dat een bloedzuivere heks daarbij past? Een heks waarop uw ouders en hele familie trots kunnen zijn?'
'Professor,' ontwijkt Draco de vraag, 'ik waardeer uw zorg zeer, maar mag ik de reden weten achter uw bezorgdheid voor een onbetekenende leerlingen zoals mijzelf?'
Omber kijkt Draco aan alsof hij achterlijk is. 'Ligt dat niet voor de hand, meneer Malfidus?'
'Ik weet niet wat u...'
'Meneer Malfidus, ieder van ons heeft zijn taken gekregen en wij moeten verantwoording afleggen aan dezelfde... persoon.'
Ik zie aan Draco's gezicht dat het kwartje op hetzelfde moment valt als bij mij. Omber is een dooddoener.

'U begrijpt dat iedere verdere omgang met dit verachtelijke modderbloedje vanaf nu verleden tijd is, toch meneer Malfidus?' lacht Omber liefjes nu ze aan onze gezichten ziet dat ze zich niet langer anders hoeft voor te doen.
Draco schudt zijn hoofd. 'Nee, professor' zegt hij kalm terwijl hij mijn hand pakt en er stevig in knijpt.
De glimlach verdwijnt weer van Ombers gezicht. 'Ik zal het u nog duidelijker uitleggen. De persoon waarover wij het eerder hadden, staat het niet toe.'
Draco trekt wit weg. 'Weet hij...'
'Nog niet, meneer Malfidus, nog niet. Als hij het wist, dan zou je het weten. En je familie ook. En ik ben bereid dit geheimpje voor je te bewaren, als jij beloofd dat je geen omgang meer zult hebben met het modderbloedje.'
Ik heb het gevoel alsof er plotseling een zware steen op mijn maag ligt. Mijn handen beginnen te trillen. Uit alle macht houd ik mijn tranen in.
'Professor' zegt Draco zacht.
'Sterker nog, om te voorkomen dat jullie STIEKUM zullen afspreken, vervloek ik jullie.
'Nee professor' gil ik. Draco staat op, spierwit met grote, verwilderde ogen.
Omber lacht terwijl ze gaat staan en haar toverstok op ons richt. 'Op het moment dat jullie lichamelijk contact hebben, met elkaar praten, elkaar brieven sturen of via leerlingen met elkaar communiceren, vertel ik HEM ervan en dat, mijn zeer geachte Heer Malfidus, betekent dat uw modderbloedje ten dode is opgeschreven. En reken maar als ik erachter kom dat jullie ook maar iets doen. Dat is een deel van de vervloeking.'
Ik probeer mijn tranen uit alle macht tegen te houden. Het liefst zou ik Omber aanvliegen, maar ik kan niets doen zonder dat dat Draco zal schaden. En ik weet dat dat andersom ook zo is. Ik kan wel gillen van frustratie. Als uit de verte hoor ik Draco vragen: 'En wat is de reden dat u zo vriendelijk bent om het nu niet te vertellen aan HEM?'
'O mijn beste meneer Malfidus, ik zou toch niet willen dat u een HEKEL aan me kreeg, nietwaar? Nu, dit was het wel. Jullie mogen gaan.'
Met het gevoel alsof ik jaren ouder ben geworden, stap ik naar buiten. Draco keert zich om en kijkt me wanhopig aan. Zijn stormgrijze ogen schitteren als diamanten in zijn asgrauwe gezicht. Dan draait hij zich om en loopt weg.

Ik weet niet eens meer hoe ik buiten ben gekomen, maar ik bevind mij ineens onder de grote beuk aan de rand van het meer. Nymeria heeft me ook gevonden en ze blijft me maar likken en kopjes geven terwijl ik blijf huilen en huilen. Draco, ik had hem net en nu verloor ik hem weer. 'Ik kan niet leven zonder mijn leven' huil ik tegen Nymeria, 'ik kan niet leven zonder mijn ziel.'
Hoog in de lucht boven me hoor ik een bijna menselijke schreeuw. Ik zie een enorme, zwarte roofvogel rondjes zweven boven de plaats waar ik zit.

Het moet al laat in de middag zijn, als er iemand naast me komt zitten. Het is Sneep.
'Elektra,' zegt hij zacht, bijna teder, en een schok van verbazing gaat door me heen omdat hij me bij mijn voornaam noemt, 'ik heb de ouders van Draco gesproken. Ze hadden dit helaas zien aankomen, dat was de reden van de terughoudendheid van Draco's moeder. Ze willen doorgeven dat ze achter professor Ombers wens staan dat Draco het contact met juffrouw Park hervat. Het belangrijkste is nu dat de bloedzuivere families met elkaar op goede voet blijven staan.'
Ik wist niet dat ik me nog afschuwelijker kon gaan voelen, maar het kon. Het was alsof ik een klap in mijn gezicht kreeg. Zonder iets te zeggen, verberg ik mijn gezicht in Nymeria's vacht.
'Ik miste vandaag een flesje Felix Fortunatis,' gaat Sneep verder, 'ik weet niet wat jullie hebben uitgespookt vanmorgen, maar ik denk dat je daar je leven aan te danken hebt.'
Dan staat hij op, klopt het gras van zijn gewaad en loopt terug naar het kasteel.

Ik eet die avond niet. Behalve dat ik geen eetlust heb, denk ik niet dat ik het aankan om Draco te zien in de grote zaal. Het is nog geen zeven uur als ik in bed ga liggen. Ik merk amper op dat de muren vlekkeloos schoon zijn en dat er nieuwe parfum en make-up op mijn nachtkastje staan. Mijn kleren liggen schoon en gestreken op de stoel naast mijn bed. Als ik in bed wil stappen, voel ik iets kouds en glads tegen mijn benen. Ik spring met een gil achteruit voor ik me realiseer dat het Lucy is. Een warm gevoel gaat door me heen, al stromen de tranen weer over mijn wangen. Ik kruip naast Lucy in bed en voel hoe ze zich maar haar lange, gespierde lijf om mij heen wikkelt, tot het bijna voelt als een koude knuffel.
'Nymeria, ga naar Draco. Doe voorzichtig' fluister ik. Nymeria geeft een likje ten afscheid en verdwijnt dan. Ik hoop dat ze hem net zo kan troosten, als Lucy nu een troost voor mij is.

Bijles van DracoWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu