27. Hope

15 5 0
                                    

Een stukje uit mijn boek; Trust Me

Hoop, denk ik steeds vaker, is een gevaarlijk, angstaanjagend iets. Het eet je op, neemt je lichaam over, en kruipt in elk hoekje van je lichaam. Misschien is de wereld als een spiegelei. Met een grote gele dooier die overstroomt in de wolken, zacht en vloeibaar, met uitlopers in de helderblauwe hemel, stralend van koele hoop en valse beloftes. Beloftes van dierbare herinneringen, opgestapeld in een bord in een wereld die niet meer bestaat. Misschien is het vandaag donker en nat, met een snerpende wind die zo scherp is dat hij de knokkels van volwassen mannen rauw schuurt. Misschien sneeuwt het, misschien regent het, ik weet het niet; misschien vriest het, hagelt het, raast er een storm of orkaan die de aarde aan flarden scheurt om zo ruimte te maken voor onze fouten. Ik weet wel dat de hemel elke dag omlaagkomt. De zon zakt in de oceaan en smijt buiten mijn raam zijn bruine, rode, gele en oranje tinten de wereld in. Miljoenen blaadjes van honderden takken duiken omlaag in de wind, fladderen rond; een valse belofte van vrijheid. De windvlaag grijpt hun verdorde vleugels alleen maar om ze naar de grond te dwingen, waar ze vertrapt zullen worden door de mensen die nietsvermoedend over deze aarde lopen. Er zijn lang niet zo meer bomen als vroeger, zegt men. Ze zeggen dat onze wereld vroeger groen was. Dat onze wolken wit waren. Dat onze zon altijd het juiste soort licht gaf, maar ik heb alleen heel vage herinneringen aan die wereld. De wereld waarin alles nog normaal was, en niet zo grijs en grauw. Ik druk mijn handpalm tegen het glazen raam en voel hoe de kou mijn hand in een vertrouwde omhelzing vastgrijpt. Alle twee zijn we alleen, alle twee bestaan we slechts als de afwezigheid van iets anders. Praten met een ander, werkelijk bestaand mens maakt de dingen misschien makkelijker. Ik oefen mijn stem, vorm mijn lippen rond de vertrouwde woorden die mijn mond intussen bijna niet meer kent. Ik duw de wereld weg. Sluit hem op. Draai de sleutel om. Ik concentreer me op het raam. Het transparante vierkant dat tussen mij en de wereld in staat. Plotseling voel ik me zo alleen. Ik kan me de warmte van wat voor omhelzing dan ook niet herinneren. Mijn eenzaamheid word vergezeld door het tikken van de klok. Mijn hoofd probeert uit alle macht een herinnering tegen te houden. Ik leun met mijn hoofd tegen het beslagen raam. De zachte ademwolkjes die uit mijn mond komen vormen een vochtige cirkel op het glas. Niet aan denken. Met moeite kom ik van mijn plek en stuur mijn benen naar de gang. Waarom kost alles zoveel moeite? Een gevoel van lichte paniek bevangt me als ik besef waar ik heen ga. Met een vloeiende beweging trek in mijn jas aan, het zware stuk stof voelt zwaar aan mijn uitgehongerde lichaam. Er is alleen nog een deur tussen mij en de wereld. De wereld waar ik óoit gelukkig ben geweest. De wereld die zijn felle kleuren heeft vervangen door een grauw grijs. Met mijn handen diep in mijn zakken gestoken begeef ik me naar mijn fiets. De wind omvangt mijn lichaam, pest me, alsof het wil zeggen: Eigen schuld, had je maar eerder naar buiten moeten gaan. De plotselinge kou doet me rillen en snel trek ik mijn kraag verder over mijn nek. Mijn fiets trekt mijn blik, kom dan, je kunt het wel. Met een zucht sla ik mijn been over de stang en ga fietsen.

Poems (English/Dutch) Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu