29. River

22 7 0
                                    

Een hint van zout glipt binnen en de rivier rijst op,
Verdonkerd tot de kleur van thee,
Aanzwellend naar het groen.
Boven de oevers kletteren en draaien,
De nokken van monsterlijke machines,
De geest vanbinnen verdwijnt in de spoelen,
Fluistert mysteries.
Elk gouden nokje heeft tanden,
Elk groot rad beweegt een paar handen,
Die het water uit de rivier scheppen,
Het verslinden, het in stoom omzetten,
De grote machine overhalen te draaien,
Op de kracht van verstuivend water.
Rustig rijst het getijde en corrumpeert het mechanisme.
Zout, roest, en slip,
Vertragen de tandwielen,
Beneden de oevers,
Zwaaien de ijzeren tanks in hun klampen,
Met het gedreun van gigantische klokken,
Van trommels en kanonnen,
Die roepen in een taal van donder,
En de rivier rolt eronder.

Geïnspireerd op mijn favoriete boek xx

Poems (English/Dutch) Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu