-3-

12 1 0
                                    

Hij duwde haar op een stoel.
'Wat is je naam?', vroeg hij. Ze zat in een klein huisje diep in het Onbekende Bos.
'Wat ben jij?', antwoord ze zijn vraag met een vraag. Hij zucht afkeurend.
'Ik mag jou niet, dus ik zou opletten moest ik jou zijn.'
'Je kan me niks doen, want voor zover ik begrijp hebben jullie me nodig.',zegt Kylie. De tovenaar grijnst. Je zou eigenlijk nooit zeggen dat hij een tovenaar is. Hij lijkt eerder op een piraat.
'Het is niet omdat we je nodig hebben dat we je niet mogen pijnigen.'
Het meisje van daarvoor komt op Kylie af en gaat met haar klauw over haar wang, net niet hard genoeg om een wond achter te laten. Ze onderdrukt een pijnkreet en verbergt haar hoofd achter haar haar om haar zwakte niet te tonen.
'Wat wil je eigenlijk van mij? Ik was daar puur toevallig weet je? Niks afluisteren! Ik zat vast verdomme!', gromt ze nu kwaad.
'Jij komt uit een stam van de Alfa, dus jij kan dicht bij hem komen.'

Ondertussen krijgt Kylies moeder bezoek in het dorp. Een nieuweling die op doorreis is zoekt een overnachtingsplaats en haar hotel heeft nog een plaats over.
'Dus op welke naam mag ik de kamer zetten?', vraagt ze terwijl ze probeert te ruiken of deze vreemdeling een weerwolf is of niet. Het zou haar sterk verbazen moest hij dat niet zijn, want nog nooit heeft een mens een wolvenstam gevonden. Maar voor alles is een eerste keer.
'Malu Destro.'
Deze vreemdeling heeft iets aparts, vindt Jalia, de moeder van Kylie. Zijn kap heeft hij ver over zijn hoofd getrokken zodat enkel zijn groene ogen en zijn neus zichtbaar zijn. Hij draagt een zwarte mantel tot aan de knieën en straalt een vreemd iets uit, alsof je in zijn buurt je gewoon voor zijn voeten wil werpen. Hij dwingt met zijn gestalte alleen al eerbied af. En toch heeft hij ook iets duister en mysterieus.
'Kamer 103, Meneer Destro.', knikt ze naar hem. Hij neemt de sleutels en loopt de trap op.
Jalia schudt lichtjes met haar hoofd. Deze vreemdeling zal ze in de gaten moeten houden.
Ze gaat naar de keuken en begint het avondeten klaar te maken.
Tsjak.
Het groentemes ligt op de grond en Jalia moet zich vast houden aan het aanrecht om het plotse onwennige gevoel dat haar opkruipt te onderdrukken.
Kylie.
De naam van haar dochter spookt door haar hoofd en ze voelt een streep branden op haar wang.
Ze is in gevaar.
Jalia weet niet wat haar overkomt. Ze heeft al gehoord van dit fenomeen. Je hebt dan zo een sterke band met iemand dat je zijn of haar pijn voelt.
Ze moet haar dochter vinden!
Ze schrijft een papiertje en hangt het aan de deur.

Even gesloten, zo weer terug.

Ze rent als het ware naar het bureau van Ryler, een ondergezant van de Alfa die alles in de gaten moet houden in het dorp.
'Meneer! U moet me helpen!',hijgt ze buiten adem. Haar al wat oudere knoken willen niet echt meewerken.
'Rustig mevrouwtje, zegt u het maar. Waarom wilt u de Alfa spreken?', vraagt hij op een rustige toon.
'Mijn dochter, er is iets mis met haar!'
'Mevrouw, u weet zelf ook dat de Alfa belangrijkere dingen aan zijn hoofd heeft dan naar uw dochter aan haar streken te kijken.',zucht de man. Hij neemt een stapel papieren op en begint met pakketjes te maken.
'U snapt het niet!", roept ze gefrustreerd. De man kijkt terjg op alsof hij had verwacht dat ze weg ging gaan.
'Nee mevrouw, u snapt het niet. De Alfa zoekt geen verdwenen opstandelingen. Hij zoekt alleen waar hij nut aan heeft.'
En dat was het dan. De man ging terug aan het werk terwijl Jalia hem met open mond aankeek. Ze kon het niet geloven. De Alfa moest haar helpen! Wie kon haar anders helpen? Ze moest haar dochter vinden.
Ze stapt de drempel van het huisje over en loopt zo snel ze kan naar haar herberg. Hopelijk is Kylie al thuis!
Ze loopt door de straat dn gunt niemand een blik waardig. Ze blijft gefocust op het huisje dat zich elk moment kan onthullen.
Als ze er eindelijk us zwaait ze de deur open en stormt ze naar boven.
'Kylie? Kylie!',roepr ze gestrest. Sommige klanten komen verbaast hun kamer buiten, maar laten het enkel bij een verbaasde blik.
'Zoekt u iemand?'
De man met de cape staat voor haar. Ze schrikt zich een ongeluk en zet ongemakkelijk een stap achteruit.
Hoe komt hij hier zo snel? Waarom zag ze hem niet aankomen?
'Uhm, j-ja. Mijn dochter Kylie. H-heeft u haar misschien gezien?',stottert ze. Ze kan er niks aan doen. Ze voelt zich zo klein tegenover deze man.
'Jah en nee.',antwoord de man kalm.
Wat bedoelt hij ja en nee?
Hij laat zijn kap van zijn hoofd glijden en twee diepblauwe ogen komen tevoorschijn. Jalia lijkt erdoor opgeslokt te worden. Het is een soort fel blauw met een lichte groene ondertoon. Zijn haar is blond, met een zwarte pluk erdoor, en een diepe schart is neergepint over zijn lippen.
'Ik kan u helpen, voor een wederdienst niet temin.',stelt hij voor. Hij heeft een oude manier van praten, ondanks dat ze hem iets ouder schat dan Kylie. Ze knikt, alleen knikt zij niet echt. Het is alsof haar hoofd een eigen wil krijgt.
'Wat verlangt u van mij?'
De drang om haar vermiste en waarschijnlijk in gevaar verkerende dochter terug te vinden is groter dan de argwaan voor deze mysterieuse vreemdeling.
'Ik wil dat u mij naar de Alfa brengt. Ik heb nog wat dingen met hem af te handelen.'.
Nu wordt ze toch wel bang. Wat heeft hij bij de Alfa te zoeken? En wat moet hij afhandelen?
Ze zal hem moeten brengen om daar achter te komen. Hopelijk komt zijn hulp van pas en vindt ze haar opstandige dochter weer heelhuids terug.
Voor ze zichzelf in de nesten werkt.
______________________
Sorry! Mensen die mijn andere boek lezen weten dat ik nu examens heb...en nou ik studeer nu dusja nu heb ik niet zoveel tijd om te schrijven, maar ik doe mijn best!
Liefs
Mel

WolfbloodWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu