~7~Fay~

18 1 0
                                    

'Ik ga haar zoeken.' zeg ik vastbesloten. Ik kan niet blijven wachten, misschien is ze gewond, of verdwaald. 

'Ik ga mee.' deelt mijn moeder mee, alsof ik geen keuze heb. 

'Ik zou willen dat ik mee kon, maar ik voel me echt niet goed.' hoor ik mijn vader zeggen vanaf de bank. Ik draai me om en zie hem inderdaad ziek op de bank liggen. Ik kijk hem medelevend aan, en loop naar de gang om mijn jas te pakken. Mijn moeder volgt me en trekt ook haar jas aan. Ik geef papa nog snel een kus op zijn wang, en loop vervolgens de deur uit. 

'Waar zullen we als eerste heen?' vraagt mijn moeder. 

'Ik denk het bos, daar ging ze het laatste heen.' geef ik als antwoord. Het wordt een grote klus. Het bos is groot, en misschien is ze daar wel helemaal niet. Anders zouden we naar de polder moeten gaan, daar loopt ze ook wel eens. 

Ik pak mijn fiets uit de schuur en fiets richting het bos. Bij de fietsenrekken parkeren we en lopen verder het bos in. Ik kijk even genietend omhoog, naar de mooie oranje bomen en de vogeltjes die druk in de weer zijn. Helaas is daar geen tijd voor. Ik moet blijven opletten op de grond, misschien is ze wel ergens in de struiken. 

Zoekend kijk ik om me heen. Ik zie niks, geen enkel spoor van Paris. 

'Sporen! Ik zie sporen van Paris!' roept mijn moeder ineens. Ze wijst naar de grond in ik zie inderdaad sporen van Paris' hardloopschoenen. Enthousiast volg ik ze, totdat ze ineens stoppen. Ik kijk zoekend om me heen, maar ze gaan nergens verder. Het enige mogelijke, is dat ze in een boom is geklommen. Maar waarom zou ze dat doen? Ik kijk omhoog, maar ook daar is niets te zien dat lijkt op sporen van Paris. Het lijkt wel alsof ze compleet van deze aardbol is verdwenen! Hulpeloos kijk ik mama aan, die verdrietig voor zich uit staart. 

'Thuis ga ik de politie bellen. Het spoor loopt hier dood, we kunnen niets meer doen.' zegt ze plotseling. Ik knik, en we lopen weer naar de fietsen. 

Thuis aangekomen, belt mama gelijk de politie. 

'Hallo, met Annette Smit, mijn dochter, Paris Smit, wordt vermist. We hebben al gezocht, maar het spoor loopt dood in het bos. Ze is nu al dik 3 uur weg, en ze zou maar een half uurtje gaan hardlopen. Ze wordt vermist in het grote bos bij de Beek.' verteld ze. Mijn aandacht is al weer naar iets anders, papa. Hij ligt doodziek op de bank en geeft regelmatig over. Ik pak mijn laptop en ga naast hem op de stoel zitten. Op de site van het ziekenhuis zoek ik de symptomen op, en kom tot de conclusie dat dit niet een gewoon griepje is. Ik laat hem de uitslag zien, en ook hij schrikt ervan. 

'We moeten naar het ziekenhuis.' deel ik mee. Mama, die nog druk aan het discussiëren is aan de telefoon, hoort het, en draait zich vlug om. 

'Wat?!' vraagt ze in paniek. 

'Dat kan ik er niet bij hebben!' roept ze uit. Medelevend kijk ik haar aan. 

'Als we nu niet gaan, weet ik niet wat er gaat gebeuren.'  voor ik al een antwoord heb, gris ik de jassen mee en help ik papa overeind. Samen met mama probeer ik hem op te tillen, maar hij is te zwaar. Of wij te slap. 

'Dit gaat niet werken, we moeten de ambulance bellen.' steunt mijn moeder. Ik stem ermee in en rijk de telefoon aan naar mama. Ze verteld het hele verhaal, en hang daarna op. Een aantal minuten later zien we de ambulance de straat in rijden en gaat de bel. Ik doe open en de ambulancebroeders snellen de kamer in met een brancard. Gelukkig mogen wij ook meekomen, en niet veel later zitten we met zijn alle in de ambulance. 

Als eerste werd er bloed geprikt, en nu zitten we in spanning te wachten op de uitslag. Soms kijken we op als er iemand door de gang loopt, maar die zijn altijd op weg naar een andere patiënt. Na een hele lange tijd komt er eindelijk een dokter binnen, die ons het nieuws verteld. 

'Ik heb helaas treurig nieuws voor u. Ik moet u mededelen dat we bij uw man en vader kanker hebben gevonden in zijn bloed, dat zich razendsnel zal verspreiden als we nu niets doen. Als u ermee instemt, kunnen we gelijk aan de slag met de behandelingen.'

Mijn wereld stort in. Eerst Paris weg, nu dreigt mijn vader misschien ook dood te gaan... Dat kan ik allemaal niet aan. Tranen stromen over mijn wangen, en ik laat me vallen in de armen van mijn moeder. Ook zij lijkt het niet te zien zitten. Mijn vader staart levenloos voor zich uit, alsof hij het nog niet beseft. 

Er wordt een bed de kamer ingeduwd, en mijn vader wordt erop getild. Mijn moeder en ik lopen ieder aan een kant van het bed, en we stoppen voor kamer 1807. 

De kamer is leeg, kaal en wit. De treurigste ziekenhuiskamer die ik ooit gezien heb. Er zitten maar 2 piepkleine raampjes in de muur, en er hangt een muffe geur. Ik ril bij de gedachte van al die uren die ik hier door moet brengen. En dan te bedenken dat mijn vader hier misschien wel maanden ligt. Het leven is zo oneerlijk...

Became A Fairy TaleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu