~11~Fay~

15 1 0
                                    

Deze dag begint verschrikkelijk. Als eerste word ik alleen wakker in mijn kamer, het bed van Paris is nog leeg. Beneden zit papa niet zoals gebruikelijk aan de tafel met de krant. Ik tref alleen mama aan, die voorovergebogen over een kopje koffie zit. Ik loop naar haar toe en ga naast haar zitten. Ik sla mijn arm om haar heen en geef haar een kus op haar voorhoofd. 

'Goedemorgen.' mompel ik. Ik sta op en loop naar de keuken om mijn brood te smeren. 

De rest van de mogen loopt geheel langs me heen. Ik doe alles in een soort stand-by stand. Er niet helemaal bij zijn, maar wel dingen doen. Voor ik het weet zit ik in mijn eentje op de fiets naar school. 

Op school aangekomen kijken mijn vriendinnen me verbaasd aan. Ik kom nooit zonden Paris aan mijn zijde op school.

'Huh? Waar is Paris? Is ze ziek?' vraagt Senna. Meteen springen de tranen weer in mijn ogen en voel ik me vreselijk. Iedereen kijkt me met medeleven aan. Senna slaat haar armen om me heen en sust me een beetje. Een snikt verlaat mijn mond voor ik begin te vertellen.

'Paris is weg. Gewoon weg, na het hardlopen kwam ze niet meer thuis, en we weten niet waar ze is. Ze ging hardlopen in het bos, dus daar gingen mama en ik haar zoeken, en we zagen haar voetafdrukken van het pad afwijken, dus we gingen daar kijken, maar plots stopten ze daar. Alsof ze opgestegen was en weggevlogen was.' huil ik. Het verhaal van papa laat ik nog maar even achterwege, dat kan ik nu niet aan. De uitdrukking op de gezichten van de meiden veranderd van verbaast, naar nadenkend, naar verdrietig. Uiteindelijk belanden ze ook huilend, en samen staan we in het midden van de gang te huilen. Ik heb wel door dat iedereen ons aankijkt, maar het boeit me niet. Iedereen zijn eigen zaken. 

We hadden hier nog wel veel langer kunnen staan, maar de bel onderbreekt ons. We drogen onze tranen, en lopen ieder naar het goede lokaal. Senna en Isra hebben wiskunde, ik, Fayèn en Tessa hebben maatschappijleer. 

Met zijn drieën lopen we het lokaal binnen, en de leraar kijkt ons verbaasd aan. 

'Wat is er met jullie gebeurt? Hebben jullie gehuild?' vraagt ze. Ik knik, en ze krijgt een medelevende uitdrukking op haar gezicht. 

'Ga maar even wat water drinken. Niet te lang wegblijven hè?' zegt ze. Dankbaar lopen we naar de wc's, waar ik wat water in mijn gezicht spat, en mijn spiegelbeeld bekijk. 

Zal ik ze vertellen over papa? Ik denk het wel, maar Senna en Isra zijn er nu niet bij... Ik vertel het in de pauze wel. Maar nu zit het in de weg, ik moet het kwijt... Misschien moet ik het wel doen, dan is het klaar met dit nare gevoel. Maar dan moet ik vast weer huilen, en we mochten niet te lang wegblijven. En dan weten Senna en Isra het nog steeds niet.

'Wat is er? Volgens mij zit je in een tweestrijd...' zegt Fayèn. Nee, mijn vader heeft kanker en gaat misschien dood. Mijn tweelingzus is weg, misschien ook wel dood. Het gaat prima. 

Via de spiegel kijk ik haar aan. Zal ik het nu vertellen? Nee, ik doe het niet. Nog niet. 

'Nee, nou ja, eigenlijk wel, maar ik vertel het jullie in de pauze, als Isra en Senna er ook zijn. Oké?' geef ik als antwoord. Ze knikt. 

Ik maak aanstalten om weg te lopen, maar Tessa houdt me bij mijn armen tegen. Ze kijkt me diep in mijn ogen en daarna knuffelt ze me. 

'Als er iets is, wij zijn er voor je oké? Je kan altijd naar ons toe komen. Ik hou van je.' fluistert ze. Mijn hart wordt er iets warmer van, en ik krijg een glimlach op mijn gezicht.

'Ik hou ook van jou.' fluister ik terug. Samen lopen we terug naar het lokaal, en we geven een klein knikje naar de docente als we onze plek opzoeken. Zodra we zitten komt ze naar ons toe. Ze hurkt voor ons neer en kijkt ons een voor een aan. 

'He, wat is er gebeurt? Jullie weten dat jullie altijd alles bij me kwijt kunnen, hè?' fluistert ze. Tessa neemt het woord. 

'Het is niets, gewoon een probleempje. Het komt wel weer goed.' zegt ze met een kleine glimlach. De docente kijkt even bedenkelijk, en zegt dan:

'Trouwens, waar is Paris? Is ze ziek?' Er kruipt weer een naar gevoel door mijn buik omhoog. 

'Ze is ziek.' weet ik er uit te persen. 

'Oh, oké. Ik zal haar even absent melden. Gaan jullie ook aan het werk? Opdracht 15 hebben we met de klas al gedaan. Nu moeten jullie 16 en 18 maken. Succes.' zegt ze voordat ze wegloopt. Ik pak mijn schrift en pen en begin aan de opgaven. 


De 2 uren daarna verlopen langzaam. De docenten vonden het leuk om het hele uur vol te kletsen, maar nu is het eindelijk pauze. En nu zou ik de meiden over mijn vader vertellen. 

Daar komen ze aanlopen. We gaan zitten aan de tafel, en iedereen pakt haar broodtrommel, behalve ik.

'Meiden, ik moet nog wat vertellen.' begin ik. Ze kijken op van hun brood en krijgen een nieuwsgierige blik op hun gezicht. Ik slik, en ga verder met praten. 'Uhmm... Mijn eeh, vader heeft kanker.' zeg ik, met mijn hoofd naar beneden gebogen. Ze schrikken allemaal en ze omhelzen me. 

'Aw wat erg! Al deze ellende weer!' roept Senna. Er loopt een traan over mijn wang. Senna geeft me een kus op mijn voorhoofd, en stelt voor om vandaan mee te gaan naar mijn huis. 

'Ik zou vandaag naar papa gaan in het ziekenhuis, maar je kan wel mee?' vraag ik. Ze knikt. 

'Als steun.' glimlacht ze. 

~~~

Hallo mensen. Hoe is het?

Became A Fairy TaleWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu