5

116 9 4
                                    

Ashton.

Ik hoor haar.

Ik hoor haar naar me roepen en ik voel hoe ze me nodig heeft.

Maar ik kan niks doen.

Ik schreeuw kwaad en ik sla met gebalde vuist tegen de muur maar ik voel geen pijn zodra mijn vuist dwars door de muur gaat zonder ook maar een spoor achter te laten.

Ik schreeuw en ik wil het opgeven maar ik begin te huilen.

FUCK!

Waarom moeten wij dit nou weer hebben?

Verdomme!

Wat heeft ze gedaan?
Waarom kan ik niks meer?

De pijn van haar verlangen naar mij wordt steeds sterker en het begint mij nu ook pijn te doen.

Ik haal een hand door mijn haar, die ik niet meer voel.

Ik zet een stap, op grond waar ik doorheen zak.

Van pure frustratie klem ik mijn kaken strak op elkaar en ik staar recht voor me uit.

VERDOMME!

Ik wil naar haar toe.
Ik wil haar vertellen dat alles goed komt.
Ik wil haar helpen.
Ik wil haar troosten.

Ze verdient dit niet.

Ze heeft me nodig en ik kan er niet voor haar zijn, hoe graag ik dat ook wil.

Dan gaat er iets mis.

Er gaat iets vreselijk mis.

Waar ik ben?
Ergens midden in het bos.

Waarom?
Geen idee. Zo werd ik wakker.

Maar nu wordt het duidelijk.
Het wordt té duidelijk.

Een maar al te bekend persoon loopt regelrecht op me af met een enorme grijns op zijn mond.

Ik kijk hem vies aan net zo lang tot hij bij me is en dan tuf ik op hem.

Zijn grijns wordt enkel groter en ik bal mijn vuist om hem te slaan, maar hij houdt me met één hand tegen.

Ik ben zo gefrustreerd en kwaad dat ik mijn hele lichaam erin gooi en ik probeer hem aan te vallen.

Helaas trapt hij daar niet in en hij stopt me met gemak.

Wacht eens.

Hoe kan hij me aanraken?

Hoe kan ik hem aanraken?

Dat hoort niet...

En hij hoort al helemaal niet sterker te zijn, ik ben sterker. Ik ben altijd sterker geweest.

Hoe kan dit?!

Ik kijk hem vies aan, hij heeft vast weer iets wat hij tegen me kan gebruiken.

Maar dan gebeurd er iets wat ik niet verwacht.

Hij bind mijn handen vast en opeens kan ik helemaal niks meer, mijn spieren lijken wel bevroren.

Hij lacht hardop en gemeen.

Oh ik haat die lach.

En Isabell haat hem nog meer.

Hij knipt in zijn vingers en dan ben ik opeens ergens waar ik nog minder wil zijn dan alleen in het bos.

En geloof me, daarvan zijn er niet veel plekken.

Ik herken de cellen maar al te goed.

Ik hoor de bekende geluiden van de opgesloten mensen.

Hel returnsWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu