Prologue.

383 15 2
                                    

Kleine sneeuw vlokjes vielen omlaag uit de donker grijze lucht. De stad Cathair leek er rustig bij te liggen. De markt kwam langzaam tot leven terwijl verschillende dieren nog rond scharrelde. De mensen die hier rondliepen waren allemaal anders. Ieder met hun eigen verhaal. Eigen verleden. Twee mannen beginnen in een discussie te raken over wie wel of niet op deze plek mocht staan met hun kraam. Het zou niet lang meer duren totdat de één de andere zou slaan. Een zwarte schim passeert het tafereel. De donkere broek en grijze mantel paste goed bij het sneeuwachtige dorp. Er lag al een klein laagje witte sneeuw. Die op vele plaatsen al bruin of geel was. Waarschijnlijk door modder of uitwerpselen. Als je naar de in zwart en grijs geklede persoon zou kijken zou je niet gelijk vermoeden dat het een vrouw was. Vrouwen droegen jurken en geen broeken. Maar als je goed keek zag je bruine krullen onder de grijze kap uitkomen. Een slanke hand schoot snel naar de uitstekende krullen en propt ze weer terug in de mantel. De vrouw baant zich een weg door de steeds drukker wordende mensen massa. Ze trekt de kap van de mantel nog iets steviger over haar hoofd heen. De vrouw passeert de wachters van het kasteel met gemak. Dan hoeft ze alleen nog maar omhoog te staren. De enorme paleismuren kijken op haar neer. Het kasteel straalde macht uit en het leek net of zelfs het kasteel al neerbuigend op haar neerkeek. Ze speurt de omgeving af en als ze er zeker van is dat ze alleen is klimt ze de muur op. Niemand wist hoe lang of hoe hoog de muur nou was, maar de vrouw leek een bestemming te hebben. Een balkon op de hoogte van wie weet wel hoeveel meter. Als ze eindelijk boven is zitten er kleine wondjes op haar handen en polsen. Ze tiert zachtjes terwijl ze in haar zakken zoekt. De deur was gemaakt van doorzichtig glas, maar door de sneeuw die erop was gevallen was het nog moeilijk om naar binnen te kijken. Dan haalt ze een stukje ijzer uit haar zakken. Voorzichtig begonnen de blanke handen ermee te morrelen in het slot. Een zachte klik en de deur gaat automatisch open door een zachte wind. De vrouw glipt naar binnen en sluit de deur achter zich. In de kamer was het misschien nog wel kouder dan buiten en kleine wolkjes vormde zich uit haar mond. De vrouw deed de kap af en de lange bruine krullen rolde opzij. Alsof ze opzoek waren naar de vrijheid om te bewegen. Nu kon je haar gezicht zien. Haar gezicht zat onder het vuil en je kon hier en daar nog ontdekken dat ze sproeten had. Haar wenkbrauwen zagen er borstelig uit, maar haar ogen ontman je de adem. 

De ogen van de vrouw waren intens goud. Even goud als de ogen van een wolf. Dit was de reden waarom de vrouw in deze kamer was. Dit was namelijk de juwelenkamer. Hier werd alles gelegd van kettingen tot kronen. De vrouw die een jaar of twintig leek liep geruisloos door het vertrek. Haar ogen gleden over de kostbaarheden, maar niks leek haar aan te spreken. Uiteindelijk stopte ze toch bij een kleine vitrine. Onder het glas lag een prachtige kroon. Het was voor een dame van adel bedoeld en dus niet voor deze vrouw. Ondanks dat gingen haar handen naar het glas en tilde ze het voorzichtig op. Ze keek even naar de kroon. Het was eerder een tiara te noemen. De kristalen waren in de kleur van de vlag van Barkanië. Blauw en rood. Ze sierde de tiara. De vrouw opende haar buidel en propte zonder pardon de tiara erin. Iedereen in de stad wist dondersgoed voor wie deze kroon was. De kroon was namelijk voor de aanstaande koningin. Prinses Katalané. Ze zou gaan trouwen met prins Dion en zonder deze kroon zou het feest niet doorgaan. Het feest dat morgen was. Morgen was de kroning en dat wist deze vrouw ook. Deze vrouw was eigenlijk niks meer dan een verbannen mens. Ze was behekst en woonde volgens sommige met een wolf in de wouden. Alleen weinige hadden dit kunnen navertellen want de meeste werden dood terug gevonden. Iedereen in de stad kenden haar als het Wolvenmeisje. Het Wolvenmeisje trok de koorden van haar buidel aan en die sloten zich. Meer had ze niet nodig en ze wilt aanstalten maken om terug te lopen naar het balkon. Maar dan begint de deurknop te bewegen. En dan niet de deur die leidde naar het balkon, maar de deur die leidde naar het binnenste van het kasteel. De deur vloog open en daar stond een man met blonde haren. Zijn blauwe ogen keken vrolijk rond, maar bleven geschokt staan op de vrouw. Haar goudgele ogen keken hem verrast aan. Hier had ze blijkbaar niet op gerekend. Hij stormde op haar af, maar ze had zich allang uit de voeten gemaakt. Ze rende naar de deur naar het balkon en trok die open. Net voordat de prins haar kon pakken gooide ze zichzelf al het balkon af. De prins stond verstijfd op het balkon. Hij had amper het lef om naar beneden te kijken. Bang om het meisje te zien, verbrijzeld op de grond. Voorzichtig zette de prins de ene stap voor de andere. Hij zuchtte en keek toen over de rand van het balkon. Maar tot zijn verbazing was het Wolvenmeisje net op de grond terecht gekomen. Ze sprong soepel van de muur af en grijnsde. De brutaliteit! Ze liet even haar buidel zien en bungelde het van links naar rechts. En terwijl de prins het kasteel in rende om de wachters de achtervolging in te laten zetten, rende het Wolvenmeisje juist terug naar het bos.

Wolvenmeisje.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu