Hoofdstuk 4.

221 9 3
                                    

De hele reis werd er niet gesproken. Er was op dit moment vooral haast. Lil had tot nu toe de hele tijd koppig voor zich uitgestaard en probeerde de kreunen van Fynn te negeren. Een kleine grom van Akiria deed haar opkijken. Een enorme stad die bestond uit de kleuren goud, zilver en brons kwam hen tegemoet. Een prachtig kasteel zweefde een paar meter boven het dorp uit en was het centrale punt van de stad. Lil voelde een warm gevoel van binnen. Het gevoel dat ze thuis was. Akiria vloog over de stad heen en kwam aan in de koninklijke tuinen van het paleis. Lil trok Fynn van de zilveren draak af en kon nog net een gil onderdrukken toen ze met een harde klap op de grond kwam met Fynn boven op haar. Een windvlaag en Akiria hielp haar met Fynn. Samen trokken ze hem overeind en verdeelde ze het evenwicht van de prins over elkaar.

‘Help, iemand!’ begon Akiria te schreeuwen. Lil keek haar aan en eindelijk kreeg ze een blik terug die niet nijdig was.

Niet veel later kwamen er bediendes naar hen toe gerend en namen twee mannen –een bronzen en een gouden- het van hen over. Een beetje versuft staarde Lil naar Fynn die werd weggedragen.

‘Kom,’ zei Akiria, terwijl ze een hand op Lils schouder legde. ‘We gaan jou eens opknappen.’

Lil keek naar haar kleding die onder het bloed zaten en haar klitterige haar voelde in deze omgeving raar op haar hoofd. Ze wist dat dit moest. Ze kon niet als een vuil mens door dit kasteel lopen.

Akiria trok haar mee door het kasteel die van binnen prachtige, lichte kleuren had. Alle huizen en het paleis hadden deze architectuur. Van buiten waren ze van goud, zilver of brons gemaakt en van binnen was alles licht en rustig. Ze schrok eventjes toen Akiria haar een kamer introk en Lil herkende het als Akiria’s kamer. Nu natuurlijk wel volwassener voor Aki’s leeftijd. Lil was hier al een tijd niet meer geweest, maar ze had het elke dag gemist.

Ze liepen een kamer in en Lil zag een badkuip staan met dampend heet water.

‘Kleed je uit’ zei Akiria. Ze verwachten geen tegenspraak en Lil moest grinniken en deed wat haar vriendin zei. Ze siste toen ze het bad in stapte dat gelijk van kleur veranderde.

‘Je bent smerig’ snauwde Akiria. Lil stak haar tong naar haar uit en nieste toen ze de geur van frisheid rook. Akiria had een middeltje wat haar haar netjes zou maken. Akiria pakte een stoel en ging bij haar vriendins hoofd zitten. Ze duwde Lil kopje onder, die vervolgens weer proestend omhoog kwam.

‘Akiria!’ snauwde Lil. Akiria moest zacht lachen en begon met het middeltje Lils hoofd in te wrijven.

‘Ik haat schoon zijn’ zuchtte Lil. Akiria deed alsof ze niks hoorde en waste alles weer uit haar haar. Lil gaf geen kik toen alle klitten uit haar haar werden gekamd. Dit was een routine als ze hier kwam en ze haatte het.

‘Dus,’ zei Akiria, terwijl ze alle klitten uit Lils haar kamde. ‘Wie is je vriend?’

Lil wou haar hoofd verbaasd naar Akiria draaien omdat ze de toon in haar vriendins stem maar al te goed kende. 

‘Hij heet Fynn,’ zei ze, toen Akiria haar hoofd terug draaide en door ging met kammen. ‘En hij is de prins van Voltrika. Ik heb hem uit de kerkers gehaald bij Barkanië.’

Akiria gaf een harde ruk aan haar haar en Lil gaf een klein gilletje.

‘Akiria!’ riep ze kwaad.

‘Lil ben je weer in het kasteel geweest?!’ siste Akiria. Koppig mompelde Lil wat en Akiria zuchtte.

Niet veel later was Lil helemaal schoon en het bad waar ze in had gezeten was bijna zwart van de viezigheid. Haar haar was in nu in een dikke krul en je zag nu dat haar haar bruin was en niet zwart. Akiria had haar een witte blouse gegeven en een lichtbruine broek. Ze had als schoenen nu simpele bruine schoenen aan. Akiria had haar zilveren harnas ingeruild voor een simpele, groene jurk. Haar haar was prachtig opgestoken en er zaten kleine sterretjes in gemaakt van zilver en goud.

Ze liepen rustig door de gangen op weg naar de ziekenzalen waar iedereen werd behandeld als hij of zij ziek was of iets anders had.

Lil opende de lichtblauwe deuren en ze kwamen uit in een zaal met lichtbeige en lichtgroene kleuren. Verschillende mensen lagen op de bedden die met hun hoofdeind regen de muur stonden. Ergens in het midden lag een half versufte Fynn. Lil liep voor Akiria uit en plofte op het bed. Fynn kreunde en opende zijn ogen om vervolgens haar vragend aan te kijken.

‘Ken ik jou?’ vroeg hij. Ze keek hem recht aan en hij sperde zijn ogen wijd open.

‘Lil?’ vroeg hij, totaal uit het veld geslagen.

‘Ja,’ snauwde ze. ‘Ik ben alleen schoon. Ik ben nog steeds het irritante mens dat kwaad op je is.’

Fynn grinnikte zacht en kwam iets omhoog. Lil zag verband om zijn schouder zitten en even had ze de verleiding om het aan te raken. Akiria kwam naast haar staan en bekeek Fynn van top tot teen. Lil kon het met gemak zien omdat ze de ogen van haar vriendin volgde.

‘Ik ben Akiria,’ zegt ze dan met een aparte stem die totaal niet bij haar paste. ‘Prinses van Muroka en zilveren draken.’

‘Voel je vereerd Fynn,’ grinnikte Lil. ‘De prinses bezoekt je in hoogsteigen persoon. Ik laat jullie wel even alleen.’

En voor ze een tik van Akiria kon ontvangen was ze al weggeglipt en rende ze de zaal uit.

Ze had het prachtige paleis en de zomer gemist. Waarom was ze hier ooit weggegaan? De herinneringen kwamen weer naar boven en ze zuchtte toen ze het weer begreep. De laatste keer dat ze hier was, was ze hopeloos verliefd geworden op een jongen in het paleis. Hij wou net als zijn vader ridder worden en door zijn knappe kop had hij vele meisjes aan zijn enkels hangen.

Toch was hij voor haar gevallen en voor Lil was dat nog steeds een raadsel. Toen had ze hem op een dag betrapt, zoenend met een bediende in de stallen. Ze hadden het afgesloten als vrienden, maar de gedachten dat ze hem steeds zag vond ze verschrikkelijk. Daarom was ze weggegaan. Zijn naam was Aven, een naam die hem sierde. Ze vroeg zich af hoe het nu met hem ging, maar ze had de moed niet om hem te zoeken. Het verbaasde haar, zij had de moed niet? Lil zuchtte en liep stug de gangen door.

‘Lil?!’

Ze draaide zich op haar hakken om en grijnsde breed toen ze een kleine jongen van twaalf zomers oud zag staan.

Het was Jarred, broertje van Akiria en een gouden draak. Zijn gouden lokken waren -zoals gewoonlijk-  een totale wirwar.

‘Jarred’ zei ze vrolijk. Jarred rende op haar af en omhelsde haar. Ze wou uit een instinct hem eerst wegduwen, maar ze wist dat hij geen gevaar was en omhelsde hem terug. Ze tilde hem op en liet hem een paar rondjes draaien door de gang. Hij gierde het uit van de plezier. Lil zette hem weer neer toen ze hem niet meer kon houden en gaf hem een flinke aai over de bol.

‘Vader vertelde dat je er was,’ vertelde hij opgewekt. ‘Maar ik geloofde het niet totdat ik het met mijn eigen ogen zag. Aven kan vast ook niet wachten om je weer te zien.’

Lil trok verbaasd haar wenkbrauwen op.

‘Aven?’ vroeg ze verbaasd, alsof ze net nog niet over hem dacht.

Jarred knikte en wees naar buiten.

‘Hij is nu op een patrouille van een paar dagen, maar komt volgens mij morgen terug,’ zei hij. ‘Hij is commandant geworden, maar hij heeft het vaak over je. Dus ik neem aan dat hij je wel wilt zien.’

Lil kon een glimlach niet onderdrukken en keek Jarred aan.

‘Vader heeft een kamer voor je aangewezen,’ zei hij, en hij pakte haar hand. ‘Kom. Ik laat je de kamer zien.’

Lil kon niks anders doen dan zich nu mee laten leiden door de jonge prins. Het voelde fijn om eens ergens heen te worden geleid wat geen kerker was of een galg, maar een eigen slaapkamer. 

Wolvenmeisje.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu