Hoofdstuk 2.

264 14 2
                                    

Het duurde niet lang meer voordat de prins er met zijn konvooi kwam aanrijden. Voorop reden vier wachters en achter ook. In het midden reed de prins samen met een jongen die Lil maar al te goed kende. Rho. De jongen zag lijkbleek toen hij haar zag en ze deed alsof ze hem nog nooit had gezien. Rho was zes zomers terug aangevallen door een beer. Toen had ze hem gered van een wisse dood.

Hij had zich schuldig gevoeld en stond sindsdien bij haar in het krijt. Zo was er een hechte vriendschap ontstaan. Lil zag Rho als een broer, maar Rho werkte in het paleis. Als koninklijken boodschapper. Daarom was hij nu waarschijnlijk mee. Zodat de prins gelijk kon doorbrieven dat hij het wereldberoemde Wolvenmeisje te pakken had gekregen. Het verhaal zou worden aangedikt en het zou haar niks verbazen dat het volk op een gegeven moment ging zeggen dat ze zelfs had gesmeekt om te worden opgepakt. Een scheve glimlach verscheen op haar gezicht toen ze naar de prins opkeek. Kleine wolkjes leken het konvooi te omringen doordat niet alleen de mannen ademde, maar ook de paarden. De wachters keken zonder enige emotie naar hun vermoorde voorgangers. Ze slikte zacht en keken haar toen weer aan. Nog steeds zat ze daar met een glimlach, maar ze zei niks.

Stilte voor de storm noemde ze dat en Lil genoot ervan. De angst droop haast van de prins zijn gezicht toen hij de dode ridders zag. Lil stond langzaam op en alle handen gingen naar het handvat van hun zwaard. Behalve die van Rho. Die keek haar met priemende ogen aan en als hij mocht praten wist ze gelijk wat hij allemaal wel niet tegen haar zou zeggen. Lil stal zelf bijna nooit uit het kasteel. Alleen als het hoognodig was. Want meestal kwam Rho met al de spullen die ze nodig had.

En hij vond het nooit, maar dan ook nooit goed als ze zelf iets probeerde te stelen. Door Rho had ze alles gehoord over hoe gemeen de prinses wel niet was. Hoe erg ze de dorpelingen wel niet strafte om zo te laten zien wie de baas was. Het was verschrikkelijk. En als ze de koningin zou worden dan zou ze ook nog eens de doodstraf mogen uitvoeren. En dan zou deze stad heel snel geen inwoners meer hebben.

Drie wachters stegen af en kwamen met grote, maar tegelijkertijd voorzichtige stappen op haar af.

Lil verzette zich niet en dat gaf de wachters extra moed en zelfvertrouwen. Lil kreeg dikke touwen om haar polsen gebonden. Het touw sneed in haar dunne polsen en ze verbeet de pijn door haar kiezen op elkaar te drukken.

Ze liet haar blik de gehele tijd op de prins staan. Met nog steeds het glimlachje keek ze hem aan.

Ruw werd ze op het paard getrokken en werd ze op haar buik gelegd. Met een harde klap werd haar hoofd omlaag gedrukt. Ze begonnen te rijden en Lil voelde hoe kruisbogen op haar waren gericht. Er werd niet gesprokken de gehele reis en toen ze aankwamen in het kasteel had Lil het gevoel alsof al haar ingewanden eruit waren gehaald en op de verkeerde plaats waren teruggezet.

‘Stop haar in de kerkers’ snauwde de prins. Lil werd opnieuw hard gegrepen en half lopend half strompelend liep ze mee. Ze was in een kleine roes en probeerde vooral het misselijkmakende gevoel terug te dringen. Toen ze weer normaal kon kijken liepen ze door een lange gang. Er waren maar een paar raampjes en één deur aan het einde van de gang. Het was een houten deur waar een bewaker bij stond. Lil nam alles in zich op om straks een goed ontsnappingsplan te hebben. De deur werd geopend en ruw werd ze een wenteltrap afgeduwd.

Een lange gang verscheen. Hier was het donker en grauw. Mensen die al half dood of dood waren staarde haar met holle ogen aan. Een celdeur werd geopend en met een duw viel ze naar binnen. Ze siste naar de man die haar zo ruw had behandeld en ze sprong overeind om haar handen hard om de tralies te slaan. De man liep de trap weer op zonder één keer om te kijken. Ze hoorde het gekraak van de deur boven aan de trap en toen een harde klap toen hij werd dicht gesmeten. Ze mompelde wat vloekwoorden. Ze had zich nota-bene zelf aangegeven. Ze snoof, maar verstijfde toen ze een geluid achter zich hoorde. Ze draaide zich met een ruk om en keek naar de donkere gestalte die in de hoek zat. Langzaam stond de onbekende persoon op en liep voorzichtig naar haar toe. Toen hij in het schemerige licht stond dat door de weinige ramen in de gangen naar binnen viel zag Lil dat het een Voltrikaan was. Witte en zilveren lijnen liepen over zijn bloten armen en een witte lijn eindigde op zijn voorhoofd. Voltrikanen hadden zulke strepen over hun lichaam lopen. Altijd in verschillende kleuren en niemand het hetzelfde patroon. Zelfs tweelingen niet. Voltrikanen hadden één speciale kracht. De lijnen hadden een kleur die daar voor stond. De één kon super goed vechten en de ander kon bijvoorbeeld zelfs water sturen. Het verschilde altijd enorm. Ook waren er speciale krachten. Krachten die zelden voorkwamen. Zoals bij deze jongen. Lil had maar één keer gehoord over een jongen met een witte streep. En die jongen was de prins van Voltrika. Lil deinsde een beetje achteruit, maar vertikte het om te buigen. Om maar een greintje respect te tonen tegenover de prins.

Wolvenmeisje.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu