035

1K 81 28
                                    

Vraag voor dit hoofdstuk: Ter ere van Koningsdag leek het me wel leuk om een vraag te stellen die iets met Koningsdag te maken heeft, dus vandaar dat ik deze vraag stel: vieren jullie Koningsdag en zo ja hoe?

Mijn antwoord: Dit jaar ben ik helaas op vakantie, maar normaal gesproken ga ik altijd naar de markt in het dorp.

Jullie antwoord: ...

______

'Je wil met mij praten?' vroeg ik terwijl mijn wenkbrauwen automatisch opgetrokken werden. 'Ik vroeg net toch of jij wilde meekomen, niet dan?' kaatste je vragend terug waarna je de deur opende. De irritatie in je stem ging gepaard met haast, iets wat door de opkomende oorlog verklaard kon worden. Echter maakte mijn lichaam nog geen aanstalte om je achterna te lopen, of om überhaupt op te staan. 'Kom je nog? Of blijf je liever bij je vrienden?'

Iets in me riep met een luide stem dat ik niet met je mee moest gaan, dat bij de andere blijven het veiligst was. Zij deden me wellicht met woorden pijn, jij kon me met beide pijn doen. Toch weigerde ik toegegeven, in het verleden had ik te vaak gekozen voor het verkeerde pad. Voor de eenvoudigste weg. Nu het einde van niet enkel mijn leven maar die van zo veel eraan dreigde te komen had ik het besluit genomen om je achterna te gaan. Mocht ik dan sterven zou ik tenminste nog met één goede daad mijn graf in gaan.

Mijn lichaam werd automatisch omhoog gehesen, zonder dat ik er veel langer over na kon denken. Het geroezemoes dat rondom mij ontstond besloot ik te negeren, welke woorden de lippen van de mensen rondom mij verlieten kon me niet minder interesseren. Ze werden zonder de betekenis te weten uitgesproken. Doelloos zweefde ze rond in de lucht en om eerlijk te zijn wilde ik ze niet langer meer aanhoren. Te lang had ik me te veel aangetrokken van deze woorden, te lang had ik er alles aangedaan om me aan te passen aan ze.

'Gaat het lang duren?' vroeg ik kort, in een poging niet te dankbaar te klinken dat je me mijn vrijheid terug gaf. Je gunde me geen antwoord maar seinde naar me dat ik je moest volgen, iets wat ik besloot te doen.  'Loena, zou jij Zabini mee naar de oost vleugen willen nemen? Ik ben er van overtuigd dat hij je geen kwaad zal doen?' vroeg je aan Loena, die knikte en ook Zabini bevrijdde.

'Hij doet haar toch niets?' vroeg je onzeker aan me, terwijl je ogen zorgelijk afdaalde naar het tweetal. 'Zabini? Die doet nog geen vlieg kwaad, maak je maar geen zorgen,' stelde ik je gerust. 'Ik hoop dat je gelijk hebt,' mompelde je, waarna je je tot Loena richtte. 'Je weet wat we moeten doen, toch?'

Het meisje knikte en pakte de hand van Zabini vast. 'Wij gaan naar de oostvleugel,' vertelde ze hem. Zabini knikte enkel en liet zich meevoeren door Loena, die met een vriendelijke stem verder praatte. Waarover konden mijn gehoorgangen niet langer onderscheiden. 'Waar gaan wij heen?' vroeg ik je met een zachte stem, niet zeker wetende of je me nog kon verdragen na wat ik je had aangedaan.

Onze voeten hadden ons inmiddels terug op de begaande grond gebracht, waar de lucht een andere sfeer bevatte. Angst. Angst voor de oorlog die onvermijdelijk was.

'We moeten naar een plaats waar alles is,' beantwoorden je me ietwat kortaf, iets wat ik je kwalijk wilde nemen maar niet kon. 'De kamer van hoge nood,' raadde ik, al bleef je bevestiging uit.

Wat je in deze kamer wilde vinden wist ik niet, het kon tenslotte van alles zijn. 'Ligt daar je geheime wapen?' vroeg ik met een lachende toon in mijn stem. 'Daar kom je vanzelf achter,' antwoorde je, waarna het stil viel tussen ons. De hint dat je niet langer behoefte aan een gesprek had kwam door bij me en legde me het zwijgen op. Ik respecteerde uiteraard je keuze, al had ik liever gehad dat je tegen me sprak. Nu kon het tenslotte nog.

De lege gangen leken boekdelen te spreken. De bedrukte sfeer had zich in de tapijten vastgebeten en zorgde onbewust voor een rilling door mijn lichaam. Het gelach dat voorheen door de gangen kroop zou binnenkort vervangen worden door schreeuwen, zoekend voor hulp. Zoekend voor verlossing. Iedereen bereidde zich voor op de strijd die zou komen.

Iedereen behalve jij.

'We zijn er,' sprak je tegen me op het moment dat we de vierde verdieping hadden bereikt. 'Alleen moet jij de kamer openen, dat is vereist.'

'Ik?' stelde ik een overbodige vraag. Je groene ogen keken me afwachtend aan, hopend dat ik de kamer inderdaad zou openen. 'Vooruit dan maar,' mompelde ik onder mijn adem, waarna ik mijn ogen sloot. Ik voelde hoe je lichaam dichterbij de mijne kwam, al was er nog voldoende ruimte tussen ons. Ondanks dat mijn ogen gesloten waren en in mijn hoofd de kamer al drie keer geopend was weergalmde het bekende geluid nog niet door de gang.

'Er gebeurd niets, wel dan?' vroeg ik je, al was het meer een conclusie dan een vraag. 'Dat geeft niet,' reageerde je. 'Het hoeft niet in één seconden te gebeuren, we hebben de tijd,' zei je op een kalmerende toon. Ik probeerde alle overbodige gedachtes uit mijn hoofd te verbannen, al wist ik hier pas in te slagen op het moment dat jou hand in de mijne gleed. Een warme gloed verspreidde direct door mijn lichaam, een gevoel dat gepaard ging met een intens verlangen. Maar hoe graag ik hieraan ook wilde toegeven, hoe graag ik je armen ook om mijn lichaam wilde voelen, ik kon het niet. Ik mocht het niet.

'Het is je gelukt,' fluisterde je stem zachtjes. Op het moment dat je woorden mijn gehoorgangen had bereikt leek ik terug naar het heden te keren. Je groene ogen keken met een vriendelijke gloed rustend in het groen van je iris naar mijn ijzige ogen. Het moment waarin we ons bevonden voelde vertrouwd en fijn aan, alsof de tijd voor een moment stil stond en je nog steeds door het leven ging als mijn vriendje.

'We moeten haast maken,' zei je, en ook al hadden je woorden gehaast moeten klinken klonken ze juist vragend. 'Je hebt gelijk,' mompelde ik terwijl mijn voeten naar de deur liepen om deze voor je te openen. Om je terug naar de plek te brengen waar het allemaal leek te beginnen.

Not all Gryffindors are GoodWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu