Hoofdstuk IV

17 2 2
                                    

Ik doe de linkerdeur van de kast ook open en doe daarna een stapje achteruit. Deze kast is geen normale kast. Geen plankjes met papieren, geen vakken met boeken, geen kleren aan haakjes. In de kast zit een groot donker gat, met een stenen trap die naar beneden leek te leiden. De congiërge heeft de ingang naar de kelder in zijn kast? Geen wonder dat niemand de ingang ooit heeft kunnen vinden! Maar ik ben de eerste! Zal ik gaan kijken?

Het donker wikkelt zich als een dichte pikzwarte deken om me heen terwijl mijn voeten een weg zoeken over de ruwe traptreden. De trap is veel langer dan ik verwacht had, en er is geen leuning om me aan vast te houden. De stenen zijn erg glibberig, en het wordt steeds vochtiger en kouder naarmate ik verder omlaag loop. Is de kelder zo diep onder de grond? Nooit geweten...

Na nog vijf minuten lopen begin ik te twijfelen. Ik mag hier niet eens zijn, zal ik nog wel doorgaan? Maar ik ben nu al zo ver gekomen. Ook wist ik ergens wel dat dit niet de kelder van de school kón zijn. Maar waar zou deze trap dan heen leiden? Ik snap er niks meer van.

Ik beweeg mijn handen voor mijn ogen om te kijken of ik ze nog kan zien. Niks. Donker. Duisternis. Ik ben nooit echt bang geweest voor het donker, maar dit werkt me nu wel op m'n zenuwen. Om de zoveel tijd zet ik een voet verkeerd neer en val ik een paar treden omlaag. Waarschijnlijk zit ik nu onder de schrammen en morgen heb ik sowieso een paar lelijke blauwe plekken. Wat zou mijn moeder wel niet denken?

Over mijn moeder gesproken, al deze tijd heb ik al niet meer over mijn ouders hun aparte gedrag nagedacht... De plotselinge verhuizing twee jaar geleden, ander werk voor mijn moeder, en de fluisterende gesprekken die ze naast mijn broertje en mij hadden... Mijn moeder vond het altijd geweldig om in de zorg te werken,en nu weet ik niet eens wat ze doet. Ze heeft het nooit aan ons verteld, en ik en Phillip hebben er nooit naar gevraagd.

Terwijl ik diep aan het nadenken ben over wat voor werk mijn moeder nu aan het doen kon zijn, glij ik uit over een plasje water. Ik val, en een paar seconden lang ben ik extreem bang dat de trap nog heel lang doorgaat, en dat ik helemaal naar beneden ga vallen. Maar na een paar treden naar beneden te zijn gevallen rol ik over de natte, stenen grond en bonk hard tegen iets aan. Doorweekt en bibberend, nog suf van de val, probeer ik op te staan.

Maar voordat ik me overeind heb weten te hijsen kijk ik recht in het gezicht van de congiërge.

"AAARGGHHH!"

Van schrik schreeuw ik heel hard, en sla snel mijn hand voor mijn mond, omdat dit het alleen maar erger maakt. Maar Loopneus lijkt geen andere uitdrukking op zijn gezicht te kunnen krijgen dan een lach op dit moment.

"Meneer de congiërge, sorry, ik-  uuhm, sorry dat ik hier ben maa-" Ik kap mijn zin af als ik zie dat zijn gezicht nog steeds lacht. En voorzichtig beweeg ik mijn hand omhoog, en beweeg hem dan voor zijn ogen. Nog steeds kijkt hij me lachend aan, zijn uitdrukking voor geen spier veranderd. Langzaam sta ik op en loop om hem heen. Hij blijft waar hij is, op zijn gezicht de lach duidelijk te zien. What the hell?! Wat is dit? Magie? De congiërge lijkt net een standbeeld, half zittend half staand, met die enorme lach op zijn gezicht. Zelfs zijn korte haar beweegt niet, ook niet als ik ertegen blaas.

Ik besluit hem te onderzoeken. Hoe kan dit? Ik trek aarzelend aan zijn haar, wat opzich al een prestatie is omdat het zo kort is, maar er veranderd niets. Ik sla zachtjes tegen zijn wangen, en trek aan zijn lippen. Hij is warm, en zijn huid voelt als die van een redelijk oude man. Na nog wat geprobeerd te hebben concludeer ik dat, voor zover ik dat kan zeggen, hij prima in orde is en gewoon rond zou moeten lopen. Sowieso is het onwijs raar dat iemand zo versteend kan zijn. Ik voel nog even in zijn zakken, en voel sleutels, en nog meer. Ik gris alles eruit en leg het neer op de grond. Een bos sleutels, een enveloppe, een sleutelhanger van een brok steen, een schroevendraaier en een zaklamp. Ik pak de enveloppe en kijk aan wie het geadresseerd is. Verschrikt laat ik de enveloppe vallen, en hij dwarrelt recht in een plas water, maar het maakt me niet zoveel uit. De enveloppe is aan mij geadresseerd!!

Aan mij...

Aan Bella Harrison...

--

HAAAAY💓 IK BEN TERUG MET EEN NIEUW HOOFDSTUKKK YAY✌ Ik ben echt blij dat ik vooruit heb geschreven, ik ben alleen maar bezig met school de afgelopen dagen😳 Maar ik heb wel ff vraagjes voor jullie💋

Vinden jullie de hoofdstukken leuk?

Vinden jullie de hoofdstukken goed, te lang of te kort?? (Eerlijk zeggen 😉)

Vote and comment maybe?😆

THANKSSSS💕 LOVE YA ALL🎀

De VijftienWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu