Ik werd langzaam wakker. Ik zag alles dubbel. Ik zag een paar mensen hun wonden verbinden. "Die rot wolf ook en hij is hem ook eens gesmeerd." Zei één van hun. "We hebben wat we nodig hebben laat die stinkende hond toch." Het was een meisje die het zei. Ze leek even oud als mij. En op haar schouders zat een 'sugarglider'. Wacht even dat is dezelfde die ik zag in het bos. "Zo te zien is ze wakker." Zei het meisje. Ze liep naar me toe. "W-waar ben ik?.." ik klonk als een dronkenlap. "Voortaan moeten we wat minder geven." "Waar ben ik?!" Schreeuwde ik. "Ik sta voor je, je hoeft niet te schreeuwen." "Je gaf geen antwoord toen ik het normaal zei dus dan blijft er geen andere optie meer." "Ik heb genoeg gehad van je." Ze pakte een doekje en deed het met een mega snelle reflex op me mond. "Slaap lekker." Ze glimlachte naar me.
"Ze moet dood." Ik werd weer langzaam wakker. "Van Naraku mogen we haar morgen avond van kant maken als hij zijn krachten met ons deelt." Zei één van de mannen van het groepje van 3 die bij elkaar stonden. Ze zagen er sluw en moordzuchtig uit. Ik kreeg er de kriebels van. "Ik ben die meid zat. Ze commandeert ons en ze is maar een klein meisje. Dat pik ik langer niet meer." Ze spraken op fluister toon. Het was duidelijk dat ze het over dat meisje hadden. Toen ze langzaam de ruimte verlieten probeerde ik mezelf uit het touw te wurmen waar mee ze me hadden vast gebonden. Ik had de knoop bijna los. Ik maakte de laatste lus los en stond langzaam op. "Dat was niet zo moeilijk." Ik grinnikte. Opeens hoorde ik een kil en langzaam geklap. "Bravo, ze kan een paar knopen los maken. Nu je, jezelf bevrijd hebt moet je nog even de uitweg vinden. Owh wacht? Natuurlijk had je daar niet aan gedacht." Ze lachte kil na haar woorden. "Ik ben ten minsten niet iemand die binnen de kortste keren vermoord gaat worden door haar eigen bende leden." Ik draaide me om naar haar. "Waar heb je het over." Ze keek me vraagend aan. "Tja, waarom zou ik dat nou weer vertellen? Ik moet ten minsten de weg hier uit zoeken." Ze keek me woest aan. "Vertel me wat je hebt gehoord en misschien help ik je wel." Ik keek haar doordacht aan. "Ze willen je dood hebben. Ze zijn het zat om gecommandeerd te worden door een klein meisje met een te groten mond en Naraku gaat ze daar mee helpen. Althans dat heeft hij hun beloofd." Ze keek me bleekjes aan. "Leugens. Je liegt! Hij zou me nooit laten vermoord worden." "Waarom niet? Als hij dorpen kan verwoesten? Waarom jij dan niet?" "Omdat ik ze zusje ben!" Ze keek me moordzuchtig aan. "Ach mijn broer heeft zijn eigen broertje vermoord en die is vergeleken Naraku 1000 keer aardiger." Ze keek me nog steeds lijk bleek aan. "Je kan nu kiezen. Allebei dood of als je mij en jou hier uit helpt kunnen we het allebei overleven." Zei ik. "Waarom zou ik jou meenemen?" Zei ze. Ik werd lijk bleek. Ze kon me inderdaad hier achterlaten. Isao! Ik heb hopelijk Isao fluitje nog. Ja, ik had het gelukkig nog om me hals. "Ik kom hier sowieso weg." Ze keek me vragend aan. "Maar ik wil niet te veel moeite doen als het ook makkelijk kan. Help me dan staan we quitte." Ze keek me bedachtzaam aan. "Let's go." Ze liep snel naar de deur en ik liep achter haar aan. Ik voelde me hart in me nek de adrenaline hoopte telkens op bij de gedachten dat ik dit vaker zal mee maken. We liepen door donkere gangen. Er leek geen einde aan te komen. Tot dat we opeens wat hoorde. "Hallo, lief zusje. Geef je gevangen altijd een rondleiding?" Hij grinnikte er na. We stonden stokstijf stil. We draaide langzaam om en hij stond daar. Een persoon die bedekt was met een witte zachte vacht ze gezicht was niet te zien. Die was verborgen achter een schedel van een demoon. Het maakte me aan het huiveren.
JE LEEST
Miné
FantasyEen romantisch verhaal dat gaat om leven of dood. Een verhaal met demonen, verdriet maar ook met mooie momenten. Dit is het verhaal van Miné een waterstuurder die erg gewild is nadat de laatste waterstuurder was gestorven. Miné leefde daarin tegen 9...