Roamer 6.

11 1 0
                                    

Het koude water van het beekje deed me helemaal wakker worden.
De vorige nacht was ik ontsnapt uit de handen van de mensen die mij vrijgelaten hadden. Alleen naar om me te dwingen te blijven. Een klein stemmetje in mij riep dat ze het groed bedoelde, dat het er veilig was en fijn. Een thuis. Maar ik zou nooit meer een thuis krijgen. Ja, hier, zo buiten, met de bladeren als mijn dak en de rivieren als mijn stromend water.
Achter mij hoorde ik gekraak. Het kwam vanuit de plek waar ik mijn kamp op had gezet. Geruisloos liep ik die kant weer op. Ik benaderde het hutje vanaf de rotsen. Van bovenaf zag ik Miké rondsnuffelen. Ik verschoof een beetje en er viel een steentje naar beneden, in een van Nit haar voet afdrukken. Ik zag hem verstijven. Voordat ie begon te rennen sprong ik de rotswand af. Met een gracieuze afsprong landde ik naast hem. "Boe." Zei ik sarcastisch. Hij greep me verward bij mijn arm en onderzocht me of ik niet gewond was. "Wow, man, rustig aan. Wat doe je?" "Er is hier een Roamer geweest, het was hier in je kamp." Hij wees naar de pootafdrukken. Ik haalde mijn schouders op en mompelde iets over een haat liefde relatie. "Wat?" "Niks." Mompelde ik iets verstaanbaarder terug. "Dit is precies waarom ik hier ben." Met een schuin hoofd keek ik hem aan. "Het is niet veilig hier, je moet mee terug." Ik pakte mijn tas en gooide deze over mijn schouder. Schoppend tegen het steentje liep ik naar de open plek. "Het is nergens veiliger dan hier."  Nu was het zijn buurt om moeilijk te kijken. "Ze weten dat huizen bewoond zijn, zo stom zijn ze niet." Ik draaide zwierig een rondje. "Hiding in plane side. Vlak onder hun neus, en toch veiliger dan thuis." ''Waarom doe je zo onverschillig?'' Ik keek hem aan met een blik van hoe bedoel je? ''We waren serieus toen we je aanboden om te blijven, en nu waarschuw ik je voor de Roamers en reageer je zo.'' Een diepe zucht verliet mijn lichaam. ''Kom mee,'' zei ik. ''Probeer me maar bij te houden.'' En ik begon te rennen. Ik zal hem eens laten zien hoe het is om geen thuis te hebben. Hem  laten voelen hoe het is om nergens bij te horen. Om alleen te zijn. Ik sprong over het beekje en volgde deze rennend stroomafwaarts. ''Lace! Waar ga je heen?!'' riep hij. Ik hoorde dat hij vlak achter me zat dus zei niks. We kwamen uiteindelijk in een wat drassiger en donkerder stuk woud. Mist kroop over de grond en het was heel stil. Ik stopte abrupt met rennen en Miké botste bijna tegen me op. ''Lace?'' Ik gebaarde dat hij stil moest zijn. ''Volg mij, we zijn er bijna.'' We waden nog wat verder door het moeras. Springend van droog stukje naar droog stukje. Soms zelfs tot onze knieën in het water. Voor ons uit de mist doemde een zwarte gedaante op. Achter mij hoorde ik Miké zijn adem inhouden. We liepen verder naar het gedaante toe. De geur van verrotting steeg op. ''Wat is dat Lace?'' Vroeg hij aarzelend. Toen we vlak voor de oorzaak van de stank stonden hield ik halt. ''Dit is Nish, zuster van Nit.'' Hij bleef stil, starend naar het lijk van de buitenaardse levensvorm. ''Nish, was een groepsdier, ze was een meeloper, die veilig dacht te zijn in een groep. Toen de kudde in het moeras terecht kwam, stapte ze in een val.'' Miké staarde naar haar poten, die vast zaten in een wurgval. Het metaal draad, zat centimeters diep in haar huid. ''Ze lieten haar achter, Haar zus vond ik naast haar in de modder, jankend piepend, het was angstaanjagend.'' Ik keek weg toen hij mij met grote ogen aan keek. ''Hoe heb je dat overleefd? Het zijn bloeddorstige wezens, dat ding dat hier nog zat zou je hebben vermoord.'' Ik knikte. ''Dat dacht ik ook, maar er gebeurde iets heel anders.'' Achter ons hoorde ik Nit.  ''Ik schoot Nish te hulp, het gegrom van het tweede beest negerend. Ik kreeg haar niet los. Nit begreep uiteindelijk wat ik wilde doen en keek me geïnteresseerd aan terwijl ik verwarde pogingen deed om haar zuster te bevrijden.'' Hij bleef stil. ''Ik was hier vier dagen, ik heb niet gegeten, niet geslapen.'' Ik hoorde Nit steeds dichterbij komen. ''De vierde dag viel ik vermoeid in slaap tegen Nish aan. Ik werd totaal ergens anders wakker.'' ''Ze had me verplaatst, op een droge plek neergelegd, er lag zelfs een rauwe vis voor mijn neus, en toen ik op wilde staan om weer hier heen te gaan, hield ze me tegen.'' Hij bleef nog steeds stil. ''Snap je waar ik heen wil? Wat ik je wil vertellen?'' Hij knikte langzaam. ''Je wil me vertellen dat ze niet allemaal moordlustig zijn en ze een geweten hebben?'' Ik knikte. ''En dat je in een groep niet altijd veiliger bent.'' Plotseling knapte en takje achter ons en Miké draaide zich om. Hij stond oog in oog met Nit.

The flowers died on Monday- Verhalen Bundel🍃Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu