Nogsteeds 28 januari 1943

351 12 2
                                    

Zachtjes zet ik mijn fiets tegen de schuur aan en doe zachtjes de deur open. Ik zie haar al op een hooibaal zitten en we rennen op elkaar af. Met tranen in haar ogen knuffelt ze me en drukt haar lippen op de mijne. Na een minuut maak ik me los en houd haar op een afstandje. 'Laat me je eens bekijken.' fluister ik. Blij draait ze een rondje en haar rokje doet zwierig mee. 'Nog steeds altijd even mooi.' concludeer ik. Op de grond staat een grammofoon en we zetten een dansplaatje op. Alsof we in een zijn dansen we over de zolder. Ze lacht en niks om ons heen lijkt meer op oorlog. Op een gegeven moment ploffen we neer op de hooibalen en zij nestelt zich tegen me aan. Dan durf ik pas te vragen hoe het gaat. Ze kijkt strak voor haar uit en mompelt dat het slecht gaat. 'Al onze vaste klanten zijn opgepakt en wij vrezen ervoor dat wij de volgende zijn. Vader durft nergens meer te solliciteren en alle druk ligt op mij.' Een traan rolt over haar wang. 'Omdat je bij de Ondergrondse zit?' vul ik haar aan. Voorzichtig knikt ze. 'Heb jij er al over nagedacht?' vraagt ze. Nu staar ik voor me uit. Ze prikt in mijn buik. 'Wat moet ik doen om je over te halen?' Ze kijkt me smekend aan. 'Ja, ik heb er over nagedacht.' zeg ik. Ze springt op de hooibaal tegenover me en kijkt me aan. 'Ik wil mijn vader niet teleurstellen, ik wil jou niet teleurstellen.' begin ik al zij me onderbreekt. 'Joost, mijn schat. Ik val niet op je kostuum, als die andere meiden. Mij kun je niet teleurstellen, alleen wil ik na de oorlog samen zijn. En niet dat jij vastzit terwijl ik onthaalt word als een held. Of als moffenhoer.' Ze kruipt weer tegen mij aan. 'Ik zal er nog eens over nadenken.' beloof ik haar terwijl ik haar arm streel. De grammofoon speelt nog zacht muziek door als zij opschrikt. 'Wat is er?' vraag ik. 'Het is kwart voor acht.' We trekken onze jassen aan en geven een afscheidskus. Eerst verlaat zij de schuur en ik kijk haar na. De manier waarop ze loopt is aantrekkelijk. Ik wil haar achterna rennen, maar ik weet me te bedwingen. Vijf minuten na haar spring ik ook op mijn fiets en fiets een stukje naar Jacob en draai me dan om. Zo lijkt het alsof ik van hem kom. Ik ben net te laat en loop over straat terwijl er een avondklok geldt. 'Sperrzeit! Ausweis, bitte!' Klinkt er een stem uit het donker. Een man in grijs pak komt uit het donker naar me toe gelopen. Op zijn kraag staan twee S'en. Ik overhandig hem mijn persoonsbewijs en hij knikt toestemmend. Snel fiets ik door naar mijn huis en werp mijn fiets in het kleine schuurtje dat vastzit aan ons huis. Als ik naar de deur wil lopen staat hij wagenwijd open en bots ik tegen mijn vader op. 'Ontkennen heeft geen zin. Je was bij dat jodinnetje van je! Klopt dat?' Zegt hij terwijl ik blozend  ik naar mijn schoenen kijk. 'Is dat zo?' mijn vader begint van woede te koken. 'Frank, alsjeblieft.' Mijn moeder verschijnt in de deuropening om hem te sussen. 'Nee, Annemarie. Ik wil niet dat mijn zoon tegen mij liegt.' Mijn vader keert me weer naar mij. 'Nou?' 'Nou en? Is dat zo erg?' Trillend sta ik op mijn benen. 'Ja! Ze is van het verkeerde ras, Joost! Ze beschikt niet over Arisch bloed!' Mijn vaders stem trilt. 'Is dat zo erg? Ze is knap! Ik houd van haar!' Hopeloos staar ik mijn vader aan. 'Waar duikt ze onder?' sist mijn vader. Nu begint mijn bloed te koken en vlieg ik uit tegen mijn vader. 'Waarom wil je dat weten? Zodat je haar kunt aangeven bij je vriendjes? Nee, pa. Dat gebeurt niet! Ik houd van haar en daar blijft het bij! Fijne avond!'
Stampvoetend loop ik trap op en sluit me op op mijn zolderkamertje. Ik laat me op mijn bed vallen en staar naar het plafond. In de kamer onder me hoor ik mijn zusjes ruziën en in de andere kamer hoor ik mijn broertje vloeken op zijn Duits. Niet veel later wordt er op mijn deur geklopt. 'Joost? Wil je me helpen?' Het kleine stemmetje van mijn broertje laat me even smelten en ik doe open. Hij gaat aan mijn bureau zitten en stelt een aantal vragen. Ik help hem en het is een mooi gezicht. Een oudere broer die zijn broertje helpt. Als mijn vader ons zou kunnen zien, zou hij smelten. Tenminste dat hoop ik. Die avond als ik in bed lig, denk ik nog eens na over de woorden van Antigone. Het heeft me geraakt. Zij wil later niet als moffenhoer worden uit gemaakt, wat ik snap. Diep in gedachten verzonken val ik in slaap.

AuschwitzWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu