3 : Het bos vol kleuren

25 5 5
                                    

Uitgeput en buitenadem, strompelde ik door wat leek op een buitenaards bos. Ik keek constant achterom maar ik zag niemand en ik hoorde geen motorgeluiden. De vreemde voertuigen en hun bestuurders waren me dus niet gevolgd. Ik vroeg me af of ze me ooit hadden achtervolgd, of dat het allemaal maar mijn angstige verbeelding was geweest. Ze zouden me toch zeker gezien moeten hebben toen ik op hen afliep? Ik was niet verstopt, ik maakte lawaai en ik was het enigste ding dat bewoog op een grote zandvlakte. Waarom waren ze me niet gevolgd? Of waarom hadden ze me niet gezien?

In dit vreemde bos voelde ik me verdwaald. Ik ging helemaal nergens naartoe en elke stap die ik zette was een stap verder deze rare plek in. Als ik een stap terug zette dan voelde dat exact hetzelfde aan. Eigenlijk wou ik gewoon van alles om me heen weg lopen en wou ik weer iets vertrouwd tegenkomen. Maar ik vond niets dat ik herkende dus er was niets om naartoe te gaan. De wrakstukken van het ruimteschip waren de enigste dingen geweest op deze wereld die ik een beetje begreep. Nu was ik verloren gelopen in dit rare landschap. Nu ja, ik was niet echt verloren. Ik wist waar ik vandaan was gekomen en ik wist dus min of meer mijn weg terug naar het strand. Maar werkelijk was ik op het strand even verdwaald geweest als hier. In dit vreemde oord was ik overal verdwaald en hoorde ik nergens thuis. Ik wist niet of ik de goede richting uit liep of dat ik steeds meer verloren liep. Ik liep gewoon.

Hoe was ik op deze planeet terecht gekomen? Het was zo absurd. Ik had nog nooit in een raket of ruimteschip gezeten. Ik was geen astronaut. Ik wist niets van deze planeet af. Dit was niet Mars, Jupiter, Uranus of een andere planeet waarover ik vroeger op school geleerd had. Bestond deze planeet wel? Soms keek ik om me heen en dacht ik dat ik droomde. Niets leek echt. Alles was net iets te kleurrijk en net iets te vreemd om echt te zijn.

Vreemde planten in vreemde kleuren torenden boven me uit. Het bladerdak was oranje. Ik stapte over wat gevallen bladeren heen. Verbaasd stopte ik en bukte ik me om een blad op te rapen. Ik voelde er aan. Het was niet echt een blad. Meer een grote brede veer. Zoals de veren van vogels. Alleen voelde het glad en koud aan, zoals een blad. Hoe kunnen planten aan fotosynthese doen als hun bladeren oranje zijn?  Vroeg ik me af. Misschien waren het niet eens planten. De stammen van de 'bomen' varieerden veel van kleur. Wit. Grijs. Beige. Bruin. Niets donkerkleurig. Ook de bodem van het bos: De 'aarde' was hier niet zo donker als de aarde er zou uitzien op ... Aarde. Het was hoogstens een donkerbeige tint. Op de bodem van het bos groeiden er ook struikachtige dingen in allerlei vormen en formaten, en met gelijkaardige oranje bladeren. Maar ook dingen die niet op planten leken groeiden hier. Wat waren het? Paddenstoelen? Koralen? Ik vond exemplaren in alle mogelijke kleuren. Felrood. Felblauw. Geel. Soms waren ze bolvormig en soms hadden ze vertakkingen en leken ze bijna op vreemde cactussen zonder stekels. De vreemdste plant(?) die ik zag was iets dat leek op een gekke blauwe blubber dat over stukken bodem van het bos lag en her en der de boomstammen op kroop. Het was alsof iemand grote klodders van blauwe kauwgom in het bos had rondgehangen. Uit nieuwsgierigheid had ik er aan gevoeld maar het was helemaal niet zoals blubber. Het voelde sponsachtig aan. Sponsmos, dacht ik. Natuurlijk.

Blauw spons-kauwgom-mos.

Ik voelde me heel ongemakkelijk in het kleurrijke bos. Voor een lange tijd wist ik niet waarom maar plots kwam het in me op. Het was er te stil. Af en toe dacht ik iets te horen. Dan stopte ik met stappen en luisterde ik. Soms bleek dat er een stil geluid klonk van ergens anders in het bos, ver van me af. Een geluid dat snel genoeg weer weg stierf. Het waren niet altijd dezelfde geluiden, maar ik wist nooit wat het was. Voor mij waren ze allemaal even vreemd. Vele vaker echter stopte ik met stappen en hoorde ik helemaal niets meer. Het geluid was dan van mijn eigen voetstappen gekomen want dat was hoe stil het bos was. Geen wind in de takken. Geen insectengezoem. Geen vogels. Ik zou gehuild hebben van geluk als ik gewoon een simpel musje kon horen tsjilpen. Maar hier waren geen vogels. Ik wandelde voor een lange tijd door het bos zonder enig idee te hebben van waar ik mee bezig was. Geleidelijk aan kalmeerde ik ook wat. Het bos was zo stil en er gebeurde zo weinig dat ik er langzaam van overtuigd werd dat ik er alleen in rondliep. Dat was een rustgevende gedachte. Al was het helemaal verkeerd.

Buitenoords (geschrapt)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu