5: De rivier zonder bochten

28 3 8
                                    

Water!

Middenin het bos kwam ik een rivier tegen. Ik werd er oprecht blij van. Het voelde goed om eens wat verandering in het landschap te zien. Niet alleen dat: De rivier gaf me ook een beter idee van waar ik was. Ik bedacht me namelijk dat elke rivier naar de zee stroomde. Zo was het op Aarde, waarom zou het op deze planeet niet zo zijn? Dus nu wist ik mijn weg terug naar de zee. Als ik de stroom van de rivier zou volgen zou ik daar uiteindelijk uitkomen, en als ik de rivier stroomopwaarts zou volgen, zou ik ooit de bron tegenkomen waar de rivier ontsprongen was. Waarschijnlijk zou ik dan ooit bergen tegen komen, of ijs. Of gewoon kleinere waterstromen.

Ik zette me naast de rivier neer en ging met mijn hand door het water. Het stroomde traag. Het water was zelfs klaarhelder. Ik kon de bodem zien. De bodem was zwart om één of andere reden, maar het zag er niet smerig uit. Het leek meer alsof de bodem uit een zwart gesteente bestond. Ik proefde wat van het water. Het smaakte vreemd. Niet zo onaangenaam als de bessen maar ook niet iets dat ik vol vertrouwen durfde inslikken, dus ik spuwde het weer uit. Ik spoelde er wel mijn mond mee, waste er ook mijn handen in en op een zeker moment trok ik mijn kleren uit en sprong ik er in. Dankbaar waste ik mezelf. Ik probeerde ook de ruimte-pyjama te wassen want dat ding stonk ook naar het zweet. Ik heb daarna in de rivier gedoken en de bodem aangeraakt. Het voelde inderdaad als steen aan. Er kwam geen stof van los.

Uiteindelijk verliet ik het water. Ik voelde me veel beter nu dat ik gewassen was. Mijn kledij was nog steeds nat, maar ik had geen zin om naakt de boswandeling verder te zetten dus ik deed ze terug aan en stapte druipend en pletsend verder. Ik had besloten om de rivier te volgen. Niet stroomafwaarts - want ik dacht dat het me terug naar hetzelfde strand kon nemen en ik wilde niet achteruit gaan - maar stroomopwaarts. Ik wist niet wat ik daar zou vinden maar ik voelde me een stuk minder verdwaald nu dat ik de rivier kon volgen. Nu had ik een pad om te volgen. Een doel.

Mijn vermoeide hersenen werkten nog steeds heel traag. Misschien was het daarom dat ik pas zo laat besefte wat de grootste eigenaardigheid van de rivier was. Zelfs nadat ik er in had gezwommen, had ik het nog steeds niet opgemerkt. Nu pas terwijl ik er naast liep, kwam het in me op. De rivier had namelijk geen bochten. Het water liep in een rechte lijn. Ik zag de rivier verdwijnen over de horizon, zonder dat het ooit een kronkel maakte. Als ik de andere kant op keek zag ik hetzelfde. Ik wist niet veel van aardrijkskunde af maar het leek me erg onwaarschijnlijk dat een rivier ooit uit nature zo recht zou stromen. En dat terwijl de rivier dwars door een bos liep. Langzaamaan begreep ik wat er aan de hand was, en deze keer verzette ik me niet tegen het idee. Deze keer aanvaarde ik het.

Dit was geen rivier. Een echte rivier zou nooit in een rechte lijn stromen. Nee, dit was een kanaal. Daarom was de bodem bedekt met de zwarte steenachtige substantie. Het zorgde er voor dat de rivier op één vaste plek bleef liggen. De rivierbedding en de oevers konden zich niet verplaatsen want het was één solide massa in plaats van modder of zand. Het water werd waarschijnlijk opzettelijk helder gehouden. Misschien diende het om drinkwater te vervoeren, misschien was het zoals een riolering, misschien diende het voor landbouw of misschien konden er schepen op varen. Maar het was zeker niet natuurlijk. Het was uitgegraven. En ik kon wel raden dat wie of wat het ook gegraven had, geen mens was geweest.

Ik begreep waar ik zou uitkomen als ik dit kanaal zou blijven volgen. Buitenaardse wezens. De buitenaardse wezens die ik in de verte had zien rijden met hun vreemde amfibische voertuigen. Ik begreep al voor een tijdje dat de mens niet thuis hoorde op deze wereld, en dat ik hier waarschijnlijk alleen was. In plaats van mensen, waren hier andere wezens de baas. Die wezens konden ook voertuigen besturen. Ze hadden die voertuigen waarschijnlijk ook zelf gebouwd en ze konden waarschijnlijk ook kanalen graven. Dit kanaal was hun werk. Het kon niet anders. Ik wist nog steeds niet wie ze waren. Ik wist niet hoe ze er uitzagen. Ik wist niet of ze slimmer of dommer dan mensen waren. Ik wist niet of ze zoals dieren, zoals mensen of zoals tovenaars waren. Ik wist niet of ze gevaarlijk waren. Ik wist niet of ze me zouden begrijpen en ik wist niet of ik hen zou begrijpen.

Maar het drong eindelijk tot me door. Ik begreep eindelijk dat ik hen zou ontmoeten. Het was de enigste mogelijke volgende stap. Ik zou ze ontmoeten en alle vragen die ik had zouden beantwoord moeten worden met alle gevolgen nadien. Ik kon nog ronddwalen in deze bossen tot ik verhongerde, of ik kon nu voortlopen en de confrontatie aangaan. Ik begreep plots dat dit nu mijn doel was. Dit was het enigste dat ik op deze planeet kon doen: ontdekken. Ik moest ontdekken wie of wat op deze planeet de mens evenaarde. Misschien zou ik dan wel de eerste mens zijn om ooit de hand te schudden met een buitenaards wezen.

Als ze handen hebben.

Een mens kan maar voor een beperkte tijd ergens bang van zijn. Ik was lang genoeg bang geweest en plots voelde ik mijn moed terugkomen. Plots voelde ik me als een ontdekkingsreiziger. Een hongerige ontdekkingsreiziger, maar toch heus een ontdekkingsreiziger die een nieuwe planeet ging ontdekken. Ik stapte door met een glimlach op mijn gezicht.

Voor het eerst probeerde ik vrijwillig terug te denken aan het wezen dat ik in het bos gezien had. Misschien leken de mensachtige buitenaardse wezens ook wel een beetje op dat ding. Net als mensen op apen lijken, en gelijkenissen hebben met andere zoogdieren. Ik probeerde me te herinneren hoe het wezen uit het bos er uitzag. Ik herinnerde me nog dat het blauw was, zo blauw als het sponsmos. Het had poten - nee, armen! - iets waarmee het kon grijpen want het klom in bomen. Het had een staart, die ook in een grijper eindigde. En het had een hals, vermoedelijk ook een kop maar ik had niet goed kunnen zien waar de nek eindigde en waar de kop begon. De kop had nauwelijks herkenbare delen. Geen oren, geen snuit. Geen ogen. Wel voelsprieten. Het beest had niet geblaft, niet gefloten, niet gepiept. Het was volledig stil geweest. Voor mij was het een wonder dat zo'n creatuur in bomen kon klimmen. Eigenlijk had het zo'n vreemde vorm dat ik moeite had met me voor te stellen hoe het zich op welke manier dan ook kon voortbewegen. Ik wist niet eens zeker of het wel gewoon over de grond kon lopen.

Ik besefte dat de wezens die het kanaal hadden gegraven er wel helemaal anders moesten uitzien, want dit dier zou nooit een gracht kunnen graven of een voertuig in elkaar kunnen schroeven

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

Ik besefte dat de wezens die het kanaal hadden gegraven er wel helemaal anders moesten uitzien, want dit dier zou nooit een gracht kunnen graven of een voertuig in elkaar kunnen schroeven. Daarvoor was het niet gebouwd.

Mijn gedachten werden verstoord door een vreemd geluid. Een geluid vreemder dan alle andere geluiden in het bos. Dit geluid stierf niet weg. In tegendeel: Hoe dichter ik bij de bron kwam, hoe luider het werd. Het was een vreemd pulserend gezoem. Het klonk niet als een dier. Ik geloofde direct dat het iets machinaal was. Eerst begreep ik niet waar het vandaan kwam. Vanaf de rivier keek ik het bos in en probeerde ik door de bomen en het struikgewas heen te zien wat het was. Ik zag niets. Terwijl ik zoekend verder wandelde langs de rivier werd het alleen maar luider. Zo luid dat ik zelfs de boombladeren zag trillen. Ik bleef verward stilstaan en besloot niet verder te gaan tot ik wist wat het was. Ik stapte weg van het kanaal en ging een paar passen het bos weer in. Ik keek eens goed om me heen. Ik zag enkel bomen en struikgewas maar het geluid was er nog steeds. Hoewel het iets zachter klonk in het bos. Alsof het bladerdak het geluid tegenh-

Bij een plotse realisatie keek ik omhoog. Tussen de bladeren door zag ik iets. Mijn mond viel open. Ik rende haastig terug naar de rivier. Ik keek terug. Daar, over de hoogste bomen van het woud uit, daar zag ik het.

Buitenoords (geschrapt)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu