Hoofdstuk 14

80 8 0
                                    

Al een paar minuten liep ik rondjes bij de uitgang van het bos. Het was ongeveer 5 uur. Het was nog niet donker, maar ik wilde graag naar huis. Gelukkig was Evan niet achter me aan gekomen. Ik vertrouwde hem niet meer. Het maakte me moedeloos. Eigenlijk was ik naar het bos gegaan voor mijn rust. Maar in plaats daarvan stuiterden verwarde gedachten in een  wirwar in mijn hoofd. Nog onrustiger dan eerst.

Mijn huid was nog steeds blauw en af en toe flitste mijn nagels door de hevige emoties. Nu ik getransformeerd was kon ik niet naar huis. Als ik uit het bos zou gaan, konden andere mensen mij zo zien. Ik droogde mijn al opgedroogde tranen met mijn T-shirt. De herhalende beweging was kalmerend. Ik wist nog steeds niet goed wat ik ervan moest denken wat Evan had gezegd. Mijn hoofd voelde zwaar aan en mijn ogen waren opgezwollen. Als ik er weer over zou nadenken, kon  ik weer opnieuw beginnen met kalmeren. Het is het best als ik er maar even niet over nadenk......

Ik haalde diep adem. Mijn borstkas opende zich en het voelde bevrijdend. Alsof al mijn gedachten en gevoelens met een zucht werden opgenomen en naar buiten werden geblazen. Ik pakte mijn rugtas en ritste het open. Ik zocht mijn pet, die ik op had gehad toen ik weg ging. Het ding was nergens te vinden. Waarschijnlijk kwijt geraakt onderweg.

Mijn been deed pijn en snel ging ik zitten op de grond. Met grote ogen staarde ik voor me uit. Verderop zag ik een zwart, grijze pluim in de lucht op stijgen. Het was achter de duinen. Waar ongeveer het centrum van onze wijk was. De laatste keer dat er brand was geweest, was er een hele woonwijk afgebrand, herinnerde ik me. De brandweer zat namelijk in de vierde wijk. De controleposten waren zo hinderend geweest, dat al een hele rij huizen was afgebrand voor de mannen begonnen met blussen. Ik sloot mijn ogen. Het was alsof ik het weer opnieuw beleefde.

Mensen schreeuwden en overal hoorde je sirenes vandaan komen, maar je zag ze nergens met waterslangen om het vuur te blussen. Mijn keel deed pijn van de rook en ik kon moeilijk slikken. Ik zocht iemand. Mijn ogen schoten alle kanten op, maar zagen niet wat ik zocht. Het was heel verwarrend. Ik voelde de warmte van het vuur steeds warmer worden. De vlammen likten nog net niet aan mijn huid. Ik zocht een persoon, familie. Iemand van wie ik veel hield. Maar ik zag niets. Verderop werd zag ik een silhouet. Ik snakte naar adem en mijn lichaam verzette zich tegen de stoffen, die mijn lijf binnendrongen. Strompelend liep ik erheen. Alles om me heen leek heel groot. Alsof ik heel  klein was. Er lag een  kind op de grond en ik struikelde erover heen. Snel draaide ik me om. Er lag iemand die heel nauw aan me verwant was, maar ik kon er niet op komen wie het was. Er rolden tranen over mijn wangen en de hitte zorgde ervoor dat ze meteen weer opdroogden. Ik knielde neer bij het kind dat ongeveer even groot was als ik. Mijn handen pakten het jongetje, dat iets ouder was als ik. Hardhandig schudde ik hem heen en weer. Doe je ogen open!! Je moet wakker worden! Zonder jou ben ik alleen!! Mama en Papa zijn al weg. Ik kan jou ook niet verliezen.

De rook werd steeds verstikkender. Hij werd niet wakker. Ik gaf het op. Mijn  handen begroef ik in mijn haar. Ongeremd begon ik te huilen.  De kleren van mij waren gescheurd en ik miste een schoen. Maar dat kon me op dit moment niet schelen. Ik stopte met huilen toen hij een klein beetje bewoog. Hij fronste zijn gezicht, alsof hij ergens pijn had. Bezorgd keek ik naar hem. Het viel  me opeens op dat zijn arm bloedde. Hij hoestte en kuchte, maar zijn ogen bleven gesloten. Er stak iets glimmends uit zijn arm. Ik haalde het puntige ding eruit. Het was een stuk spiegel. Ik voelde me verschrikkelijk hulpeloos en het duurde niet lang meer voor ik geen zuurstof meer binnenkreeg. De sirenes hoorde ik niet meer. Mensen huilden, maar het leek net alsof alles was vertraagd werd. De tijd leek stil te staan.  Iets warms pakte mijn arm vast. Ik sloeg mijn ogen op. Het vertrouwde gezicht van de jongen keek mij aan. Zijn gezicht zat onder de zwarte vegen. ' Hey, zei hij, alles komt goed' Zijn stem klonk zwakjes en ik verstond het amper, maar ik voelde me wat rustiger worden. 'Je moet je weer veranderen in menselijke gedaante', zei hij met krakende stem. Ik wilde lachen, dat hij weer zo serieus deed net als altijd. Het tegenovergestelde gebeurde. Ik begon nog harder te huilen. Met zijn handje wreef hij mijn kleine tranen weg. 'We hebben elkaar nog, ik zal er altijd voor je zijn',fluisterde hij. Ik keek hem weer aan. Op dat moment stortte iets in de kamer in. Een deur brak open. Iets pakte me vast. Mijn bewegingen gingen heel stroef en ik keek naar het jongetje. Iemand zei iets tegen me, maar de woorden gingen langs me heen. Met grote ogen keek ik naar hem, terwijl hij zijn ogen sloot. Plotseling stortte er een muur in. Ik gilde en krijste, maar het had geen effect. Ik werd heel stevig vast gehouden. Mijn hele houding straalde pure doodsangst uit. Een grote balk hout was op hem gevallen. Een hand werd voor mijn ogen gehouden. Alles vervormde in mijn omgeving. Voor mijn gevoel rende ik  heel hard weg, maar ik stond nog steeds op de zelfde plek. Ik voelde verschroeiende hitte. Plotseling werd alles zwart en ik voelde een hevige pijn fysiek, maar ook geestelijk alsof ik net iemand was verloren. Daarna voelde ik niets meer.

Blue SkinWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu