Hoofdstuk 3

194 11 1
                                    

Ik zat rechtop in bed en keek om me heen. Volgens mij sliepen m'n pleegouders al. De wekker gaf aan dat het 2uur 's nachts was. Ik streek met mijn hand over mijn metalen nagels. Afgelopen avond had ik samen met Lauren geoefend om mijn nagels in te trekken. In het begin lukte het niet zo goed en daarom zaten er nu pleisters op de plaatsen waar ik mijzelf had gekrabd. Het zag er bloederig uit en daardoor leek het erger dan het was. Ik stapte uit mijn bed. Mijn kamer was klein. Ik hield van deze knusse kamer. Hij was simpel maar toch zag het er erg gezellig uit. De muren had ik blauw geverfd, want dat was de kleur waar ik me het meest prettigst bij voelde. Net als in de woonkamer hing hier ook een grote spiegel. Ik keek naar mijn eigen spiegelbeeld. Mijn blauwe ogen zagen er vergroot uit en gaven licht als sterren. Kleuren kon ik ook zien, maar het waren niet altijd de volle kleuren die je in het daglicht zou zien. Mijn huid zag er nu dus donkerblauw uit in plaats van lichtblauw. Ik keek weg van de spiegel mijn kamer rond. Op de grond lagen enkele kledingstukken verspreid van de vorige dag. Er stond nog een bed, een bureau en een boekenkast in mijn kamer. De boekenkast stond vol met fantasieverhalen over Fonkelingen. Er lag ook een brief van mijn ouders, die ze hadden gegeven vlak voor ze weggingen, in de kast. Kon ik ze maar nog een keertje zien. Volgens mij had ik de brief al 1000 keer doorgelezen. Ik hoopte nog meer te vinden over Fonkelingen en daarom zocht ik 's nachts naar informatie. Als ik erover las had ik minder heimwee naar mijn ouders. Het leek dan net of ik bij ze was. Het boek dat mijn pleegmoeder vanavond had voorgelezen, wilde ik vannacht lezen. Misschien stond er iets in over hun verblijfplaats. Het boek lag volgens mij nog beneden. Dus ik sloop zachtjes de overloop op en probeerde geen geluid te maken. Er lag een verdwaald kledingstuk van mij hier op de grond en verderop stond de stofzuiger, die er was blijven staan, omdat Lauren de studeerkamer vandaag had gestofzuigd. Mijn nachtogen zorgde ervoor dat ik nergens over struikelde, maar dan moest ik wel opletten waar ik mijn voeten neerzette. Vorige week was ik dromerig de gang opgelopen en was toen bijna van de trap gestruikeld. Gelukkig ging het nu goed en ik liep de trap af. De stilte in het huis overviel me. Het enige wat ik hoorde waren mijn voetstappen en mijn gejaagde ademhaling. De traptreden die kraakten sloeg ik over. Toen ik beneden was liep ik meteen naar de boekenkast. In de woonkamer was het kouder dan boven. Onwillekeurig moest ik rillen. Op de stoel bij de tafel lag een paars vest van mijn pleegmoeder. Ik pakte het vest en trok hem aan. Het was van schapenwol gemaakt en dus lekker warm. Ik was opgelucht dat het me gelukt was zonder geluid naar beneden te sluipen. De kast, waar Lauren het boek vandaan had gehaald, was groot, maar omdat ik de vorige nachten deze kast had doorzocht wist wel ongeveer ik waar het boek lag. Heel langzaam deed ik de kastdeur open, die zachtjes piepte uit protest dat ik het deurtje open deed. Ik keek naar de plek waar het boek altijd stond. De bedompte geur van oude boeken kwam me tegemoet. Het boek stond er niet. Ik staarde naar de lege plek. Het was weg!! Koortsachtig zocht ik waar het kon liggen. Ik had niet de hele nacht de tijd om te zoeken. Ik liep naar de plek waar mijn pleegmoeder me had voorgelezen. Zittend op de bank dacht ik na waar het boek zou kunnen liggen.

Plotseling ging de telefoon over. Het deuntje galmde door de kamer. Geschrokken keek ik naar de telefoon. De telefoon stond vlak bij het raam. Ik zag een silhouet van een man buiten staan. Mijn benen begonnen te trillen. Had hij mij gezien? Zag hij dat ik een Fonkeling was? M'n hart klopte in mijn keel. Op dit tijdstip stond er iemand voor het raam. De maan scheen fel en kon ik door de schaduw niet goed zien wie er stond. Toen mijn ogen zich in stelde op de persoon buiten, zag ik wie het was. Het was Matt. Hij keek naar binnen. Wat deed hij hier? Ik durfde de telefoon niet op te nemen en naar hem toe lopen al helemaal niet. Er klonk gestommel boven. Voetstappen kwamen naar de trap. Het kon niemand anders dan een van mijn pleegouders zijn. Zij beschermden me en als Matt mij had gezien dan zeiden zei dat het vast een vergissing was. Het was veiliger wanneer ik niet meer in de woonkamer zou staan. Ik dacht er niet meer over na en rende de trap op. Lauren, die naar beneden was gelopen om de telefoon op te nemen, keek mij verbijsterd aan. Ze vroeg zich vast af wat ik beneden deed. Maar ik liet haar geen vragen stellen.

Blue SkinWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu