Ooit moest het toch is uitkomen. Mijn liefde voor het andere geslacht. Mijn liefde voor iemand van dezelfde kant als ik. Voor iemand, waar ik eigenlijk niet verliefd op mag zijn. Ik ben een duivels zoon. Misschien is dat ook wel waar. Misschien ben ik ook wel een duivelszoon die het niet verdiend om lief te hebben.
Ik heb Harry gebeld. Gesmst. Geen van beide hielp. Geen contact. Hoe zou het nu met hem gaan? Hij heeft de familie ter schande gemaakt. Maar waar mee? Misschien mocht hij ook geen homo zijn? Waarschijnlijk wel. Zijn moeder leek me zo tolerant, toen ik haar zag bij de tien minuten gesprekken vorige week. Ze had mij een hand proberen te geven, ik was weggerend.
Ze vind mij vast raar. Zoals de rest van de hele school.
Misschien gaat Harry me nu niet meer beschermen tegen Kian, Sam en Trevor. Ik zal dood gaan. Dood gaan van eenzaamheid, gebrek aan liefde en van de pijn. Niemand zal meer van mij houden, dus waarom niet de makkelijke versie, mijzelf nu al van kant maken?
Omdat Harry nog altijd bestaat. En zelfs al was ik in de hemel, ik zal alleen zijn. Of ik zal zelfs in de hel komen omdat ik homo ben, en tegen god ingegaan ben.
'Tijd voor school. Op naar Harry.' Zo probeer ik mezelf een beetje moed te geven. Ik heb wiskunde vandaag met Harry. Ik ga proberen naast hem te kunnen zitten, of anders zo ver mogelijk van hem vandaan. Ik weet het, het klinkt raar, maar een beter plan heb ik niet.
'Meneer Horan? Kunt u mij uitleggen wat deze Franse zin betekent?' Mevrouw Werdinga tikt met haar hak op de grond als ik na drie minuten nog geen antwoord heb gegeven. 'Ik..' Ik stotter, maar het juiste woord komt er niet uit. 'Jezus Horan! Dit weet je toch wel? Homotje!' Hoor ik Sam van achter de klas schreeuwen. Ik slik.
'Meneer Potorff! Ga jij je weg maar maken naar het kantoor van de rector!' Mevrouw Werdinga wijst met haar trillende vinger naar de deur, en Sam staat op. Als hij me voor bij loopt, legt hij een hand op mijn schouder. Gelijk begin ik te trillen, mijn onderlip gaat heen en weer, en er vormen tranen in mijn ooghoeken. 'Dit is de derde gele kaart deze week door jou Horan, in de pauze bij de eik op het grasveld.' Fluistert hij in mijn oor, en knijpt nog even extra in mijn schouder.
'Laat me los!' Schreeuw ik, sta op en geef hem een klap in zijn gezicht. Sam duikt kreunend ineen, en mensen uit de hele klas kijken ons nu aan. 'Oke! Nu krijg je echt problemen!' Schreeuw Sam naar mij, en rent de klas uit. Ik pak mijn tas, prop mijn boeken erin en ren huilend het klaslokaal uit.
'Niall!' Hoor ik achter me. Ik kijk om en Iris rent naar me toe. Met haar heb ik Frans. 'Je weet toch dat je een van je vijanden net recht in zijn gezicht hebt geslagen?' Vraagt ze met grote ogen. Ik schud mijn hoofd. Dat kan niet. Ik heb het niet gedaan.
Ik wordt zo weer wakker in mijn eigen bed in mijn eigen huis. Mijn vader komt zo kijken of ik klaar voor school ben en dan gaan we samen ontbijten. Mam, Greg, Pap en ik. Ik knijp mijn ogen dicht, maar als ik ze weer open doe sta ik nog gewoon in de school gangen met Iris voor mijn neus.
'Ik heb hem echt geslagen..' het dringt nu tot me door.. Ik heb Sam Potorff geslagen. In weze dus ook Trevor en Kian. 'Ik ga zo dood..' Zeg ik als ik snikkend op de grond ga zitten met mijn rug tegen de kluisjes. 'Nee, Horan. Je gaat niet dood, je hebt mij en Harry nog.' Zegt Iris, en probeert een hand op mijn schouder te leggen.
'Raak me niet aan! Ik ben een monster!' Schreeuw ik huilend, als ik opsta en weg ren. Geen idee waar naar toe, maar weg van deze stad, waar alle ellende pas begon.
Harry.
Sam komt de cafetaria binnen met een bloedneus. Ik trek mijn wenkbrauwen op. Ik heb een tussen uur, daarom zit ik in de cafetaria. 'Styles!' Schreeuwt hij als hij mij ziet zitten. Al het geluid stemt weg, en iedereen kijkt naar mij. Hij loopt op mij af en trekt me van mijn stoel. 'Whatte fuck!' Schreeuw ik en draai me om.
'Jouw vriendje heeft dit gedaan!' Schreeuwt hij, wijst naar zijn blauwe oog en bloedneus. Ik trek mijn wenkbrauwen nogmaals op. 'Niall, jou geslagen?' Vraag ik half lachend. 'Harry!' Hoor ik achter me.
Ik draai me om en zie Iris naar me toe rennen. 'Harry! Niall is net huilend weggerend, hij schreeuwde dat hij een monster was en dat ik hem niet aan mocht raken Harry! Straks doet hij zichzelf iets aan!' Iris blijft maar schreeuwen. Maar bij het zinnetje 'Niall is net huilend weggerend.' gaat alles langs me heen'.
Ik ren de cafetaria door naar buiten, en kijk om me heen. Ik ren maar een richting op, en zie na een kwartier op volle sprint gerend te hebben dat ik bij het station sta. Over twee minuten is er een trein. Ik ren naar het peron daar, en ja hoor, daar staat Niall.
Veel te dicht bij het randje voor mijn gevoel. Ik wil net naar Niall toe lopen, als je de bellen van de trein al hoort. Er komt een glimlach op Nialls gezicht. De trein komt nu wel heel dichtbij, en ik sta aan de grond vastgelijmd.