Hoofdstuk elf

46 2 1
                                    

Langzaam kwam de zon op boven Arenam, hoofdstad van Mirodir. De vijftien burgers en vijf soldaten stonden op de marmeren straat. Langzaam liepen ze allen, goed bepakt, naar de hoofdpoort in het zuiden toe. Links en rechts van de hoofdstraat stonden de grote koningen die Mirodir zo groot gemaakt hadden. Hun marmeren ogen brachten een laatste groet aan de nieuwe pioniers, de ontdekkers die Mirodir nog groter zouden maken, of juist Mirodir ten schande zouden brengen door juist van de wereld af te vallen. Slechts zomaar, twintig man gevallen van de rand in, wie weet wat er zich bevind in die dieptes. De twintig man zouden onthouden worden als helden, of ze zouden uit schaamte woorden weggekrast in alle geschiedenisboeken.

En dit feit realiseerden de pioniers maar al te goed. Maesti wist het, Dextra wist het, Centiri wist het, Neque wist het en vooral Pistorium wist het, die al tegen de expeditie opzag voordat hij nog maar een voet buiten het paleis had gezet. Maar toch liep hij daar. Een grote glimlach stond op zijn gezicht geschreven. Hij keek hoe de zon op kwam, schijnend over het litteken dat over zijn gezicht ging. Een lach op zijn gezicht met een verlangen naar de tijd die komen gaat. Centiri was een bijzonder wijs man. Dat had de bakker wel door na zijn speech van de avond ervoor. Het had z’n stemming compleet omgedraaid. Van tranen van verdriet kon hij bijna huilen van vreugde. Hij ging z’n familie missen, dat wist hij zeker, maar hij zou ze missen met de gedachte dat hij ze terug zou zien. Hij zou terugkomen als een ander mens, maar hij zou terugkomen. Dat was hem aangepraat, en dat geloofde hij.

Afisio liep samen met Centiri achteraan. Pratende over hun reizen door al de zes koninkrijken. Van het zuidelijke Austri tot de grenzen van de Noordelijke woestijn. Bijde hadden ze veel van de wereld gezien. Waar Afisio echter al grijs was van ouderdom was Centiri nog jeugdig en kon hij met zijn benen nog zes keer alle zes de koninkrijken doorkruizen. Zes keer het Ventur gebergte over, aan de grens van MEdiam en Mirodir. Zes keer rondom het Pices meer, lang de steden Are, Stifna, Kevis, Langau en Mare. De lang uitgestrekte stranden van de Gaudium eilanden. De prachtige stad Bilge met haar duizenden schoonheden. Hij kon de wereld aan. Zes keer om maar liefst te zijn.

De treurende keek naar het standbeeld van koning Ditor VI. Hij keek recht in zijn marmeren ogen en sloot zijn ogen. Daar stond hij. Midden in de koninklijke tuinen. Maesti zag hoe hij als kleine zwerver in de tuinen lach en gluurde vanuit de bosjes. De wijze Ditor VI, pratend met zijn broer Dimidio over politieke zaken. Alhoewel de zwerver er nooit iets van snapte, snapte hij dat beide mannen wijs waren. Wijs op hun eigen manier. Dimidio was een slim tacticus. Hij wist hoe je zonder al te veel bloed te vergieten een koninkrijk op z’n  knieën kon krijgen. Helaas voor hem kreeg hij nooit genoeg mannen bij elkaar om dit voor elkaar te krijgen. Koning Ditor VI echter wist hoe hij een koning voor de mensen kon zijn. Hij wist als geen ander hoe je het volk tevreden kon houden. En dan niet met verleidende trucjes en cadeautjes, maar met goed regeren over het land wat hem gegeven was door zijn vader koning Alexander. Ze regeerden beide op hun eigen manier en Maesti bewonderde ze ook daarnaar. Beide op hun eigen manier. Het was ook een schok om te horen over hun dood.

Koning Ditor VI was nooit meer dezelfde na de ontvoering van zijn zoon, en kroonprins, Solem was hij nooit meer dezelfde man. Hij regeerde het land nog en wist zijn land nog tevreden te houden, maar van binnen was hij gebroken. Zelf zijn vrouw Veteri leek geen glimlach meer op zijn gezicht te kunnen brengen. Hele dagen zat hij op zijn troon. De grote zaal leek hem niet eens meer op te vallen. De pilaren leken aan zijn ogen verdwenen. Hij staarde voor zich uit en vergat de wereld om hem heen. Hij rouwde. Maar niet veel later, op een warme zomerdag, werd de wijze koning uit zijn leiden verlost.

Vrouwen huilden op straat. De soldaten langs de zijkanten van de weg deden hun best hun emoties niet te tonen. Zelfs de meest gevreesde commando’s, die in tien dagen naar de hoofdstad gekomen waren, konden hun tranen niet inhouden. Ditor VI was één van de grootste koningen die Mirodir ooit had gehad. Daar waren ze het mee eens. Zelfs de koningin van Lauderium was aanwezig om haar rouw te betonen.

Een Nieuwe Orde - een Zwaard Uit De HemelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu