Hoofdstuk vijf

44 3 0
                                    


Het was een rustige ochtend in Mare. Dextra, Sinistrum en hun jongere broer Mori zaten in het groene gras aan het Pices meer. De soldaten was een hele ochtend lang verlof beloofd. Met de zonsopgang in hun rug bewogen drie langgerekte schaduwen zich voort over het eindeloos ogende water. De zon veranderde het levende water in levende spiegels die over het water heen en weer zwommen.

Enkele boten waren op de horizon te zien. Het was open water. Waar overal om het meer een oorlog heerste bleef het meer een neutrale zone voor vissers en handelaren. Ze voeren van Mare naar, Are, Stigma en het Lauderische Kevis en Langau. Niemand hield ze tegen. Waar in een veldslag het terrein is van oorlog, was het Pices meer een terrein van vrede.

“Waarom maakt het verschil tussen water en land het verschil tussen leven en dood?”

Alweer een vraag waar Dextra en Sinistrum geen direct antwoord op wisten te geven. Mori, hun zes jaar jongere broer, was slechts negentien jaren. Hij stond nog fris in het leven. Zijn nog vrije geest was te zien in al zijn handelingen. De 5de slag om Mare stond op het punt te beginnen, maar zijn gedachten zaten steeds bij de natuur om hem heen. Waar ’s nachts de soldaten bij het kamp hun wapens poetsten en samen zongen over de oorlog, zat de jonge Mori te schrijven. Alleen in zijn tent had hij een klein bureau staan en een kleine kandelaar. Hij schreef boeken over een werelden ver weg van de zes koninkrijken. Hij schreef over een wereld, een wereld aan de randen van de aarde. Een wereld waar iedereen in geheim in vrede leefde en toekeek hoe de zes koninkrijken elkaar tot aan de grond gelijk zouden maken.

En tot de grond gelijk maken deden de soldaten zeker. Het was het jaar 3304 van de 2de era. De 5de slag om de handelsstad Mare stond op het punt van start te gaan. De stad, nu nog in Lauderische handen, is een belangrijke handelsstad. Door zijn zuidelijke ligging aan het meer is het voor zeelieden een gunstige plek om hun vracht kwijt te kunnen. Schepen meren af en aan om hun goederen te lossen en te laden. Grote masten bewegen zich rustig voort als reuzen door het stadsdecor. Altijd was de Iter volgestouwd met schepen. De havenmeesters van de stad waren de hele dag hard bezig om ieder schip op tijd op zijn bestemming te krijgen.

Maar dit was niet de reden dat koning Pauper II de stad liet bestormen. De handelsstad lag namelijk aan de monding van de rivier de Iter. Deze rivier liep van hoog in het zuidelijke Ventur gebergte, langs de grote stad Montem, naar Mare toe. De Iter was altijd al een belangrijke rivier geweest, die als een slagader door het  gebergte liep. Het is niet alleen een belangrijke handelsroute, maar ook de grens van het koninkrijk van Mirodir. De rivier gelegen boven de stad van Montem was de grens, of beter gezegd het oorlogsgebied, tussen Lauderium en Mirodir. Ten zuiden van de bergstad licht de grens tussen Mirodir en het Koninkrijk van Mediam. Een lange rivier die twee landsgrenzen aangeeft. Met in het midden de grote stad Montem, gebouwd op het punt waar de drie landen, Mirodir, Mediam en Lauderium, grenzen.

 Een lange rivier met maar één vaste brug eroverheen gebouwd. De stad Montem is rondom deze brug heen gebouwd. Onder leiding van koning Servus II, die bekend stond om het afranselen van slaven, werden duizenden slaven naar het Ventur gebergte gestuurd om een stad te bouwen die “zijn” brug zou verdedigen tegen aanvallen van buitenaf. En dit was gelukt. In twee jaren werd een compleet fort uit de niets gebouwd. Muren zo hoog en stevig als niemand had gezien, wachttorens zo massief als nooit te voren, poorten die bijna dikker waren dan de muren en overige verdedigingswerken waar je u tegen zegt. Montem was een droomstad. Zo veilig als het maar kon en was een prachtig gelegen handelspositie. Handelaren vanuit alle windrichtingen kwamen naar de stad om hun goederen door te verkopen. Dit was niet alleen voordelig voor de handelaren, maar ook voor de koning Servus II. Over ieder product wat de muren binnen kwam werd belasting geheven door de koning. De stad was één grote goudmijn. Dat was het toen en is het nog steeds nu, in het jaar 3304. Andere koningen, andere tijden, maar de stapel goud in Montem zal altijd blijven groeien, zolang de handelaren benen hebben om naar de stad te kunnen lopen.

Een Nieuwe Orde - een Zwaard Uit De HemelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu