Hoofdstuk tien

47 4 0
                                    

Pistor. De naam kwam de treurende wel erg bekend voor. Zijn vermoedens werden bevestigd. De ijsblauwe ogen, die hem zo vragend aan hadden gestaard, waren erg uniek in Arenam. Het was dan ook geen grote schok meer dat Pistorium, die dezelfde ogen had, en Pistor vader en zoon waren. Dit zat hem dan niet alleen in de uiterlijke kenmerken, maar het zat hem ook in de naam.

         “Hoezo vraagt u dat? Is er iets heer?”

         Pistor keek de treurende vragend aan. De jongen ging weer achter zijn marktkraampje staan en nam een kleine hap uit het broodje, wat hij nog steeds in zijn handpalm had. Het brood, wat hij die ochtend nog samen met zijn vader gebakken had, was niet meer dan een klein propje deeg wat hij gedurende de middag steeds fijner kneep tot er geen lucht in meer leek te zitten.

         “Ik kon namens je vader.”

         Een vreugde en enthousiasme was te zien in de ogen van de bakkerszoon. Al de hele ochtend dacht hij aan zijn vader. Hij dacht aan hoe zijn vader de koning zou ontmoeten, hoe zijn vader klaargestoomd zou worden voor de reis naar het noorden en vooral hoe zijn vader later terug zou komen als een held. Ook al veranderde dat niks voor zijn zoon. Voor Pistor was zijn vader al een held. Een betere en meer zorgzame vader kon hij zich niet wensen.

         “Hoe is het met hem!” vroeg de jongen enthousiast.

         “Het gaat goed met hem.”

         De trieste gedachte ging door Maesti heen dat wat hij net had gezegd niet waar was. Een litteken zat voor altijd in zijn gezicht getekend en een trauma voor altijd in zijn ziel gegrift. Ook al had Pistorium dit laatste niet aan de treurende verteld, kon de treurende wel duidelijk zien aan de bakker dat de blik, van Pauper II, licht gezegd nogal een indruk had achtergelaten. Woorden zeggen veel, maar gezichten kunnen zo veel meer zeggen.

         “Is papa al weg?”

         Pistor legde het brood op de tafel en pakte met beide handen stevig de houten tafelrand beet van het kraampje dat voor hem stond. Het splinterige hout deed, hoe meer de jongen er uit enthousiasme aan vast klemde, des te meer pijn het deed. Echter remde dit niet zijn kinderlijk enthousiasme. Zijn hele lichaam stond op scherp. Hij was erg benieuwd hoe het met zijn vader ging. Hij realiseerde zich dat Maesti wel de laatste persoon zou zijn die hem informatie zou kunnen geven over zijn vader voor de komende tijd. Voordat de treurende kon antwoorden begonnen de lippen van Pistor weer te bewegen.

         “Kom anders mee naar mijn huis. M’n moeder wil je vast ook wel spreken.”

         Zonder een antwoord gehoord te hebben, begon de kleine jongen al aan het opruimen van zijn marktkraam. Snel en behendig mikte hij al het brood in een rieten mand die hij van de grond op pakte. Het kleine stukje brood pakte hij van de tafel en deed hij snel in zijn mond. Zijn handen gingen naar zijn geldbuidel om te voelen of ook dat nog steeds op z’n plek zat. Snel zochten de blauwe ogen over het splinterige tafelblad op zoek naar nog belangrijke zaken.

        

         Soldaten in blinkende harnassen, gingen met ladders en fakkels de hoogte in. De lichtbakken, die aan de zijkanten van de immense ruimte de zaal verlichten, werden aangestoken. Met een laaiend geluid vormden sierlijke vlammen zich, één voor één, in alle hoeken van de overdekte markt. Waar eerst alleen de zon een rechte schaduw vormde over de marmeren vloer, begonnen nu verschillende schaduwen rondom de treurende te dansen. Eén voor één een exacte replica van hem, maar iedere schaduw leek wel z’n eigen leven te leiden. Maesti keek naar hoe één van zijn schaduwen langzaam meebewoog op het vuur dat net achter hem was aangestoken. Meebewoog op de koelere winden die vanuit het zuidoosten de markt in waaiden.

Een Nieuwe Orde - een Zwaard Uit De HemelWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu