Hoofdstuk 12 Sander

26 5 1
                                    

Met mijn ogen dicht blijf ik nog even liggen. Ik hoor vogels en het geruis van de wind door het gras. Hé, dat klopt niet, thuis hoort het stil te zijn... Slaperig open ik mijn ogen. En kijk om me heen. Alles komt langzaam terug. Ik sta op en klop mijn kleren af. Dan kijk ik om me heen. In de verte zie ik de zee. Er is niemand te bekennen. Ik doe een hand boven mijn ogen en probeer nog verder te kijken. Helemaal in de verte zie ik een miniatuur torentje, dat moet de vuurtoren zijn! Ik begin te lopen in de richting van het torentje, de zon schijnt heet en brand op mijn rug, ik voel hem door mijn t-shirt heen.

Na een paar uur ga ik zitten. Er is geen schaduw te bekennen en het is superheet in de zon! Ik kijk in de richting van de toren, ik kan hem nu zien zonder mijn hand boven mijn ogen te houden. Nog een paar uur denk ik. Moeizaam sta ik op en begin ik weer aan de tocht. Ik zal ondanks de hitte mijn shirt aan moeten laten, anders verbrand ik waarschijnlijk. In de verte fonkelt de zee. Hij ziet er heel aantrekkelijk uit en ik moet moeite doen om de verleiding te weerstaan om het water in te springen, ik moet gewoon verder. Voor Mara, voor vader, voor moeder, het moet! Zachtjes begin ik te neuriën.

Een paar uur later zie ik de zon ondergaan, het is een rode bal, die langzaam het water inzakt. Verderop zie ik de eerste huizen. Er trekt een  gevoel van blijdschap doet me heen. Eindelijk! Ik heb het gehaald! Uitgeput zak ik in elkaar. Ik heb niks meer gegeten en gedronken en ik ben uitgedroogd. Ik voel nog net dat ik de straat raak voordat alles zwart wordt.

Uren later wordt ik wakker. Het voelt dagen maar dat kan niet want ik zie door een raam dat het donker is buiten. Wacht eens, een raam... Ik kijk om me heen. Ik lig in een donkere kamer. Verschrikt sta ik op en ren ik naar het raam.  Buiten  zie ik de straat waar ik op ingezakt ben. Hij is verlicht door straat lantaarns en in de verte komt de zon op. Opeens hoor ik gestommel op de trap. Ik kijk om en zie de deurklink bewegen. Gespannen kijk ik toe. De deur gaat open en er komt een vrouw binnen. Ik schat haar een jaar of zestig. Niet heel oud dus. Ze kijkt eerst naar het bed en dan, als ze ziet dat hij leeg is kijkt ze de kamer rond. Haar blik blijft op mij rusten. "Kom maar beneden, ik heb ontbijt klaargemaakt." Zegt ze vriendelijk. Ik volg haar naar de gang waar het licht aan is en ik zie een rode, houten trap. We gaan naar beneden waar ik een tafel met echt heel veel eten aantref. Dankbaar ga ik zitten. Ik pak een broodje en beleg hem met dik jam. Het broodje is nog warm en ik eet er gulzig van. Dan kijk ik om me heen op zoek naar drinken. Ik zie een karaf melk staan en drink er gulzig uit. De vrouw kijk lachend toe. Als ik klaar ben nodigde ze me uit om bij haar op de bank te komen zitten. "Vertel nu maar eens hoe je hier bent gekomen." Zegt ze en ze kijkt me verwachtingsvol aan. Ik adem diep in en begin," het begon allemaal drie dagen terug..." begin ik en als ik zie dat de vrouw me bemoedigend toe knikt vertel ik alles tot aan waar ze mij heeft gevonden. Met ingehouden adem luistert ze naar mijn verhaal. Dan vertelt ze dat ze me op straat had zien liggen en samen met haar man heeft ze me naar binnen gebracht waarna ik bijna een nacht heeft geslapen. "Je sliep heel onrustig. Je riep de hele tijd dat ene Mara echt veilig moest zijn en dat jij daarvoor moest zorgen," zegt de vrouw. Ik voel dat ik rood wordt en beschaamd kijk ik naar mijn voeten. "Heel erg bedankt!" Zeg ik." Is er een politie hier?" "Ja die is er. Ik zal je brengen en vertellen dat ik je heb gevonden," zegt ze. Ik kijk haar dankbaar aan. "Dat zou heel fijn zijn!" Even later zitten we in de auto en zie ik het politiebureau voor me opdoemen...

Help!Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu