Proloog

293 41 9
                                    

Proloog. Lena

Ik vouwde de jurk op en legde hem daarna op de stapel voor me. De was doen was een bezigheidstherapie. Hier in het Elyisium was er eigenlijk geen nood aan. En toch ging het leven hier verder ... alsof we echt leefden. En zo ging het bij mij al ... lang. Zo lang dat ik zelfs al de tijd was vergeten bijhouden. Welk jaar was het eigenlijk op aarde?!

Af en toe ging ik wel eens op verkenning. Op avontuur om de dagelijkse, of beter gezegd eeuwige, sleur tegen te gaan. Dan had ik wel gezien hoe de huizen veranderden naarmate ik verder weg ging van huis.

Alles werd 'moderner'. Terwijl ik bleef steken in 1805. Het jaar waarin ik Zeus, de bekendste griekse god, had ontmoet. Waarin ik moeder was geworden. Waarin ik gestorven was.

Als ik dan had geweten dat ik verliefd geworden was op Zeus, dan was ik zo ver mogelijk uit zijn buurt gebleven. Nu had ik de gevolgen moeten dragen. Nooit had ik mijn kind kunnen zien. Aangezien ik niet wist hoe hij of zij eruit zag als volwasenne was er geen mogelijkheid om hem of haar op te zoeken.

Het doodgaan op zich was dus niet hetgeen waar ik spijt van had. Iedereen zou ooit doodgaan. Het was alleen de manier waarop en met de gedachte aan wie ik allemaal achterliet.

Waarschijnlijk waren dat de redenen waarom ik ja gezegd had op Hades zijn voorstel. Ik had me altijd voorgenomen om nooit nog een god te vertrouwen en nu ... Nu vertrouwde ik de god van de onderwereld ...

Ik kon nog steeds niet geloven dat Helena bestond. Of beter gezegd dat ik gereïncarneerd was. Alsof de goden ingezien hadden dat Zeus een fout had gemaakt.

Er werd zacht op de deur geklopt. Ik zuchtte, voor ik mijn jurk glad streek. "Ik kom." riep ik om dan langzaam recht te staan. Ik nam de mand, die voor me op de grond stond, vast en zette hem op de tafel. Daarna zette ik de kom met water buiten.

"Ik kom." riep ik opnieuw, alsof ik het gevoel had dat ik mezelf moest verantwoorden. Mijn benen brachtten me naar de voordeur, die ik opende. Ik kwam meteen oog in oog te staan met Hades.

"Stoor ik?" Hij had zijn handen in zijn broekzakken gestoken en keek me recht in de ogen. Wat dacht hij als hij naar me keek? Dacht hij aan Helena? Aan zijn verloofde? Zag hij ons als twee aparte personen of als één?

"Natuurlijk niet." Ik wist al dat hij terug zou komen. Dat was ook zo afgesproken. En daarbij, niemand had het druk in het Elysium. We hadden eeuwig om onze taken af te werken.

Ik zette een stap opzij zodat hij binnen kon. Zijn ogen gingen kort de kleine hal, voor hij naar de woonkamer liep.

Dit gaf me een déjà-vu gevoel. Naar de eerste keer dat hij aan de deur stond. Toen hij me kwam vertellen dat ik gereïncarneerd was. En dat hij een ontmoeting wou forceren.

Zijn tweede bezoek was met Helena geweest. Het voelde vreemd om te weten dat ze bestond. Dat ze zo sterk op me leek. De derde keer had hij me gevraagd of ik het zag zitten om naar de onderwereld te komen. Om daar te gaan wonen.

Hier in het Elysium had ik niemand, dus waarom zou ik het niet proberen?

"Mijn koffers staan al klaar." Mompelde ik wat onzeker, niet goed wetend of hij nog van plan was om een gesprek aan te knopen.

Hij wachtte een paar seconden om te antwoorden en deed dat uiteindelijk pas nadat hij zich naar me toe draaide. "Niemand waar je nog afscheid moet van nemen?" De woorden deden pijn, maar ik was zeker dat het niet zijn bedoeling was.

"Mijn kind." mompelde ik. "Van mijn ouders heb ik al afscheid genomen. Enkel mijn kind zou ik graag nog zien, maar ik zou niet weten waar ik moet beginnen zoeken ..." Ik voelde de machteloosheid die ik al al die jaren voelde.

Hades merkte het op en stapte naar me toe,om onhandig zijn arm om me heen te slaan. Het feit dat ik op zijn verloofde leek zou waarschijnlijk wel aan de basis liggen van zijn troostende woorden. "Ik heb wat opzoekingswerk gedaan. Je zoon leeft nog." Ik keek hem met open mond aan, niet goed wetend wat te zeggen. "Blijkbaar heeft Zeus Hera om een gunst gevraagd. Je zoon ..." Ik hield Hades tegen toen hij zijn naam wou zeggen. Het feit dat ik wist dat hij nog leefde was genoeg. Een naam weten daarentegen zou me terug pijn doen.

"Hij zit ondertussen aan zijn vierde leven op aarde. Op dit moment is hij vijfendertig jaar. Vader van een dochter." Ik voelde de tranen opkomen. Mijn hand wreef de eerste tranen weg.

"Als de tijd komt dat hij aan zijn volgende leven begint ... Weet dan dat ik ervoor zal zorgen dat je hem kan ontmoeten." Zijn woorden brachten toch een glimlach op mijn gezicht.

"Dat zou ik heel fijn vinden." zei ik, voor ik opnieuw wat tranen wegveegde. Daarna keek ik de god recht in de ogen.

"Ik ben klaar voor mijn volgende avontuur."

A/N: Laat zeker weten wat jullie ervan vonden!

Deze afbeelding leeft onze inhoudsrichtlijnen niet na. Verwijder de afbeelding of upload een andere om verder te gaan met publiceren.

A/N: Laat zeker weten wat jullie ervan vonden!

Vote/Comment/Follow

My Second ChanceWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu