Sara
Ik blijf een tijdje naar hem staren, tot dat hij fronst. Het zag er waarschijnlijk ook heel idioot uit, hoe ik naar hem staarde. Ik wend mijn blik af. De jongen kucht even, en ik kijk hem weer aan. Zijn haren zijn bruin, en liggen warrig. Zijn ogen zijn oceaanblauw, met een glinstering erin. ''Sorry.'' piep ik. Hij kijkt me schuin aan, en haalt zijn schouders op. Hij zendt me nog een laatste blik, voordat hij weg beent. Teleurgesteld kijk ik hem na, hij kijkt nog een keer over zijn schouders heen. Als hij me ziet kijken, kijkt hij weer naar voren en schudt met zijn hoofd. Zuchtend ga ik op het bankje zitten. Hoe kan iemand in een paar minuten zoveel voor je gaan betekenen? En het ergste, je weet niks van hem. Helemaal niks, en vindt er wel een tweede ontmoeting plaats? Ik denk het niet.
Wanneer ik de woonkamer binnenloop, kijkt me moeder me aan en glimlacht voorzichtig. Ik kijk haar vragend aan. ''Wat is er?'' . Mijn ouders kijken elkaar kort aan. ''We maken ons zorgen over je.'' zegt mijn moeder. Wat? ''Je hebt geen sociaal contact, je praat amper met ons. Je bent al zestien, dus we dachten als je ergens gaat werken, je meer praat.'' vervolgt ze. Ik kijk haar niet-begrijpend aan. Ik? Werken? Mooi niet. Ik heb helemaal geen zin in sociaal contact. ''Nee.'' zeg ik kort. ''Sorry, we hebben al een baantje voor je. In de stad, dat ene leuke koffiezaakje.'' Ik zucht, waarom moeten ze mij het leven nog meer verpesten?
Fietsend langs de bomen, denk ik na over mijn werk. Ik moet er vanavond werken, waar ik dus geen zin in heb. Als ik op school aan kom, stal ik mijn fiets, en loop naar mijn kluisje. Ik pak de sleutel uit mijn broekzak, en maak mijn kluisje open. In mijn ooghoeken zie ik Oliver met zijn groepje aan komen lopen. Ik zucht, ik háát Oliver. Hij trekt mijn kluissleutel, uit het slot. ''Geef terug.'' Hij grijnst. ''Dacht het niet emo, kom hem maar halen.''
Hier heb ik dus geen zin in, hij gooit het naar een van zijn vrienden. Als zijn vriend hem wil teruggooien, grijp ik mijn kans, en vang de sleutel. ''Onze luie varken is ook nog een sportief? Wie had dat gedacht.'' zegt Oliver hoofdschuddend, en duwt me tegen de kluisjes aan. Een steek gaat door mijn rug, en een pijnlijke uitdrukking komt op mijn gezicht. ''Ga toch terug naar je depressiefe hol.'' sist hij en loopt weg. Binnensmonds scheld ik hem uit, en recht mijn rug. Ik doe mijn kluis dicht, en loop naar het lokaal. Als ik er ben, is er nog niemand, dus ga ik maar bij het raam zitten. Als de bel gaat, stroomt de klas langzamerhand vol. ''Ha! Kijk eens, onze nerd is er al weer vroeg bij.'' spot Katy. Ik negeer haar opmerking, en pak de boeken uit mijn tas. ''Iedereen zijn mond houden nu, ik wil beginnen met de les.'' zegt de leraar als hij de klas binnen komt. Ik let niet meer op wat hij zegt, en staar uit het raam. Mijn gedachte gaan terug naar gisteren. De jongen met zijn blauwe ogen, hoe hij me raar aan keek. Hoe hij nonchalant zijn schouders op haalde. ''Mevrouw Ross.'' Ik word uit mijn gedachte gehaald door de leraar. ''Ja?'' mompel ik. ''Wat is de weerstand als je 25 ampére en 230 volt hebt?''
''Eh..''
''Dat weet ze natuurlijk niet! Ze zit zoals altijd te dromen over dingen wat nooit zullen gebeuren.'' roept Oliver. De leraar kijkt hem chagrijnig aan. ''Oh ja, Oliver? Jij bent degene die anders een jaar moet overdoen.'' Oliver kijkt de leraar kwaad aan, en zegt niks meer. ''Goed, Anna, jij misschien?'' Ik zie een prop briefje op mijn tafel vallen, ik kijk even of de leraar oplet, maar dat doet hij niet, dus maak ik de brief open. Na school, fietsenstalling. Om kwart voor drie, kom je niet? Dan weet je zelf wel wat er gaat gebeuren - Oliver . Snel stop ik het briefje in mijn zak.
Het is half drie, en ik ben uit. Ik zou eigenlijk kwart voor die naar de fietsenstalling moeten, maar dat doe ik niet. Ik weet niet wat ze nu weer willen. Als ik bij de fietsenstalling ben is het akelig stil. ''We wisten dat je toch niet om kwart voor drie zou komen.'' hoor ik Oliver zeggen. Ik verstijf bij het horen van zijn stem, en durf niet om te draaien. Ik voel een harde ruk aan mijn haren, en ik val achterover. Mijn rug raakt de harde, koude tegels. ''Je wist de gevolgen.'' sist Katy. Een harde vuist raakt mijn buik, en ik klap dubbel. Ik houd mijn ogen stijf op elkaar, en kreun van de pijn. Een laatste vuist volgt tegen mijn oog. Het voelt alsof mijn oog, in mijn achterhoofd wordt geslagen. Het bonst van de pijn. Ik hoor Oliver nog lachen, en de voetstappen sterven weg. Een traan valt uit mijn oog, en er volgen er meer. Dit is dus mijn leven, vernedert worden. Het is niet dat ik hier depressief van ben, soort van wel. Door hem haat ik mensen.
Zenuwachtig loop ik het winkeltje binnen. Ik zie een dikke man staan, die er vriendelijk uit ziet. Als hij me in de gaten krijgt, glimlacht hij en komt naar me toe lopen. Hij steekt zijn hand uit. ''Jij moet vast Sara zijn, ik ben John.'' glimlacht hij. Hij kijkt naar mijn oog, en van schaamte kijk ik naar beneden. Hij begint er niet over, en daar ben ik blij om. ''Je moet deze schort dragen, en je werkt achter de kassa, en serveert.'' zegt hij en overhandigt me een schort. Ik mompel iets van een dankje, en loop naar de kassa. Ik zie een lange vrouw naar de kassa lopen. ''Een chocolademelk, met slagroom. Large, graag.'' Ik knik, en loop naar achteren. Ik zie een aantal apparaten staan, en bekers. Ik pak de large beker, en loop naar het apparaat waar 'Chocomelk' op staat.
Als ik terug kom, overhandig ik haar de chocolademelk. Ik kijk op het kaartje wat naast me ligt. ''Dat is dan 2,50 euro.'' stamel ik. Ze pakt haar portemonnee, en geeft een briefje van vijf. Als ik het wisselgeld geef, gaat ze naar een hoekje toe.
Het is bijna sluitingstijd, en ik verveel me. In de middag was het druk, maar nu valt het wel mee. Ik hoor een gerinkel, en draai me weer om. Daar staat hij . Zijn handen zijn in zijn zak, en hij loopt naar de kassa. ''Een medium chocolademelk.'' Door de dag heen, merk ik dat de chocolademelk hier het populairst is.
''Met niks erbij?'' vraag ik.
''Ik zeg alleen chocolademelk?''
Ik slik, en loop naar achteren, waar ik het voor hem klaar maak. Als ik terugloop, zie ik hem onderuitgezakt op een stoel zitten. Ik breng het naar hem toe, en leg het op zijn tafel. ''Ik zag jou gisteravond toch nog? Jij bent die creep, die mij de hele tijd aankeek.'' zegt hij. Mijn hoofd wordt rood, niet wetend wat ik moet zeggen. ''Wat is er met je oog gebeurd?'' vraagt hij. ''N-niks.'' stotter ik. ''Nee je oog wordt zeker van zelf blauw.'' zegt hij sarcastisch. Ik reageer niet, en denk terug aan vanmiddag. Hoe ik op de grond viel, hoe ik een paar vuisten voelde. Een paar tranen komen weer in mijn ogen, maar ik knipper ze gauw weg. ''Gaat het?'' vraagt hij. Ik knik snel, en loop weer terug. Na een kwartiertje komt hij om af te rekenen. ''Eh, 2 euro.''
''Oké.''
Een steek gaat door mijn rug. De steken volgen, en een paar tranen rollen uit mijn ogen. De jongen kijkt me vragend aan. Ik ren zo snel mogelijk naar achteren, en laat me zakken tegen de muur. Het lijkt net alsof iemand messen steekt in mijn rug. Ik hoor een aantal voetstappen richting de keuken toe komen. Ik zie John verschijnen. ''Gaat het?'' Ik knik zachtjes. ''Ga maar naar huis, ik zie je morgen.'' glimlacht hij. Ik bedank hem, en loop weer naar voren. Het is er leeg, en iedereen is weg. IK zie twee euro en een briefje liggen. Ik besluit de twee euro te laten liggen, maar nieuwsgierig pak ik het briefje. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht, als ik zie dat het een nummer is. Waarschijnlijk zijn nummer.
*************
Ben weer begonnen, eerder dan verwacht! Fouten kunnen erin zitten.