~pov Alec~
We zijn in België, in het dorpje doel. Ik heb er nog nooit van gehoord en het ziet er verlaten uit. We lopen een beetje rond door de straatjes. Nergens is er iets of iemand te bekennen, alleen verlaten huisjes en winkels.
'Nou, we hebben zowat het hele dorp gehad en het lijkt compleet verlaten. Wat doen we nu?'
Ik kijk de groep rond. Iedereen lijkt in te stemmen, we blijven hier overnachten. Iedereen loopt weer terug naar het busje en pakt zijn of haar tas. Ik hijs mijn rugzak op mijn rug en pak mijn andere tas in mijn hand. we lopen met z'n alle naar het dichtstbijzijnde huis. ik drop mijn spullen in een hoekje en kijk even vlug de kamer rond. dit zou groot genoeg moeten zijn voor dertien mensen. Tho en ik blazen de matjes op en de rest staat een beetje dom toe te kijken. alle matjes worden neergelegd en iedereen heeft nu een slaapplek.
ik pak een dekentje uit mijn tas en leg die over mijn matje heen. zonder verder nog iets tegen elkaar te zeggen, gaat iedereen liggen. ik trek de deken over me heen, tot aan mijn kin. ik zonder me een beetje af van de andere en draai me op mijn linker zij. verzonken in mijn eigen gedachte probeer ik te slapen, maar ik word wakker gehouden door problemen, die waarschijnlijk niet eens problemen zijn. achteraf was dit misschien toch niet zo'n goede plek om te overnachten. we storen er wel niemand mee, maar het is toch een beetje creepy.
een windvlaag trekt langs mijn gezicht en rillingen sidderen over mijn lichaam. we hebben niet de warmste nacht uitgekozen om te gaan slapen. uiteindelijk val ik dan toch in slaap.
***
ik schrik wakker. snel werp ik een blik naast me. Daan ligt naast me. even moet ik weer bedenken waar ik ook al weer ben. ik wrijf een keer in mijn gezicht zodat ik goed wakker ben. zachtjes probeer ik op te staan om niemand wakker te maken. zo te zien ben ik namelijk de enige. ik loop naar buiten, om even een frisse neus te halen. hopelijk rijden we snel weer verder naar waar dan ook, want ik heb het hier wel gezien. ik begin te lopen en laat mijn voeten me leiden. ik loop naar de rand van het dorp. er grenst een weg aan, en aan de andere kant ligt een bos. ik sta even stil om te genieten van het uitzicht. dan besluit ik dat een kleine wandeling geen kwaad kan.
ik probeer weer een stap te zetten maar iets weerhoudt me ervan. ik duw met mijn handen in het niets, maar ze komen niet verder dan een paar centimeter voor me. ik sla hard met mijn vuisten er tegen aan in de hoop dat 'het' weggaat. maar wat ik ook doe, wat ik ook probeer ik kan er niet doorheen. gefrustreerd schreeuw ik de longen uit mijn lijf. what the fuck is going on?
ik loop weer terug naar onze slaapplek. de meest zijn ook al wakker en als ik aankom zie ik sommige opgelucht kijken, waaronder Joris.
'waar the hell was je Alec? ik, en ik denk de meeste hier, waren best ongerust.'
ik negeer de vraag van Joris en ga straight to the point.
'we hebben een probleem jongens, we kunnen hier niet meer weg.'
ernstig kijk ik de andere aan. en aan hun gezichten te zien lijken ze niet te snappen waar ik het over heb. zodra de andere ook wakker zijn begin ik het uit te leggen. hoe ik vanochtend als enige wakker was, en ging wandelen. tot het punt dat ik niet meer verder kon.
'je maakt een grapje, right?'
ik kijk naar Sophie met een strakke blik en schud mijn hoofd.'als jullie bewijs willen, loop dan maar mee'
terwijl ik begin te lopen richting de plek waar het begonnen is, kijk ik bedenkelijk. wat nou als het opeens weg is? niemand neemt me dan nog serieus. ergens hoop ik wel dat het weg is, want dan kunnen we weg van deze plaats.
'Sophie, begin maar met lopen.'
bedenkelijk kijkt ze naar mij. als ik terug kijk en een bloedserieuze blik in mijn ogen heb, begint ze te lopen. totdat ze in een keer stopt. ze fronst haar wenkbrauwen en probeert het met haar hand nog een keer. ook deze keer komt ze er niet doorheen.
'Alec heeft gelijk.'
bijna niet hoorbaar fluistert ze. ook de rest van de groep begint nu bedenkelijk te kijken. een beetje trots ben ik wel op mezelf. maar dat verdwijnt al gauw weer als ik bedenk dat we hier waarschijnlijk nooit meer weg kunnen.
'wat doen we nu?'
ik vraag het eigenlijk aan mezelf, maar ik krijg toch antwoord van iedereen. niemand heeft een idee.
'ik stel voor dat we terug naar het huisje gaan, waar we in sliepen en dat we een uitweg proberen te vinden. we hebben genoeg eten voor een paar dagen, iedereen heeft schone kleren dus ik denk dat we hier wel een paar dagen kunnen zitten.'
het is de enige oplossing die ik kan bedenken. niemand komt met een andere idee en zwijgend lopen we dan ook terug naar ons huisje. daar aangekomen lijkt alles nog zoals we het achterlieten. ik kan ook niet bedenken waarom het er anders bij zou moeten liggen, wij zijn hier tenslotte alleen. dan valt mijn oog op een stukje papier. ik weet 100% zeker dat, dat er vanochtend nog niet lag. ik zak een stukje door mijn knieën en raap het papiertje op. het is een envelop en er staat een raar logo op de voorkant. een wolvenkop met vier klauwen eromheen.
'uhm jongens, is dit van een van jullie?'
ik ga weer rechtop staan en zwaai met de brief. iedereen schudt zijn hoofd. vragend kijk ik er nog een tweede keer naar, maar ik kan het niet plaatsen. het zal wel, denk ik. ik verscheur de brief en gooi hem weg in de prullenbak. een koude windvlaag strijkt langs me heen en vragend kijk ik in de prullenbak. de brief is weer heel geworden. mijn dag kan niet gekker worden. ik haal de brief weer uit de prullenbak en scheur hem open. zorgvuldig begin ik met lezen
what the hell is dit voor zieke grap?
JE LEEST
It's Not A Dream
Mystery / ThrillerEen hechte vriendengroep gaat een road trip maken. Iedereen is er enthousiast over. Ze gaan opweg en belanden in de middle of nowhere. Ze besluiten dat het geen kwaad kan om te overnachten. In die nacht gebeuren er allemaal rare dingen. De volgende...