~6~

3 0 0
                                    

~pov Britt~

Iedereen loopt in stilte terug naar zijn of haar huisje. De burgemeester is gekozen, de eertse opdracht is voltooid. Vermoeid open ik de deur van mijn huisje. Toen ik de eerste keer binnenkwam schrok ik me kapot. Overal op de muur staan namelijk krassen. Er liggen allerlei scherven op de vloer. Ook staan er poot afdrukken op de vloer. Het lijken wel afdrukken van een grote hond.

Ik duw de schakelaar omhoog om het licht aan te doen, maar er gebeurd niks. De elektriciteit is vast uit gevallen. Een raar gevoel bekruipt me. Ik loop naar boven en probeer wederom om het licht aan te doen. Weer gebeurd er niks. Het zal vast niks zijn. Zachtjes loop ik naar mijn slaapkamer en ga ik in bed liggen. Ik denk na. Mijn ogen voelen zwaar, maar ik kan maar niet in slaap vallen.

***

Ik schrik wakker. Blijkbaar ben ik toch in slaap gevallen. Ineens gaat er een helse pijn door me heen. Ik kijk naar mijn arm, waar de pijn vandaan komt. Er zit een pijl in. Ik probeer hem eruit te trekken, maar wat ik ook probeer het levert me alleen maar pijnscheuten op. De tranen lopen inmiddels al over mijn wangen. Ik probeer op te staan, maar ook dat gaat lastig. Toch zet ik door, ik moet weten wie die pijl heeft geschoten. Kreunend van de pijn stap ik uit bed, loop ik naar beneden en open ik de deur. Het is donker buiten. Ik kan vaag een schim zien. Hij of zij verschuilt zich in een steegje. Ik ren de straat op om erachter aan te gaan, maar ik word tegengehouden door iets, of iemand. Ik kijk achter me. Het is Alec. Zijn ogen staan bezorgd. Ik kijk naar zijn schouder, waar een rode vlek op zijn shirt zit. Hij is dus ook beschoten.

Zachtjes pakt hij mijn arm vast. Lief en bezorgd kijkt hij ernaar. Hij begint te worstelen met de pijl in mijn arm en ik bijt zachtjes op mijn lip. In een keer trekt hij de pijl er uit en ik moet mijn best doen om niet te schreeuwen en te huilen.

Mijn ogen zoeken naar zijn gezicht. Ik kijk in zijn ogen. Ik heb Alec nog nooit zo goed bekeken en het valt me op dat hij super knap is. Mijn ogen dwalen verder af naar zijn lippen.

Zijn hand streelt mijn wang. Langzaam komt hij dichterbij. Totdat hij niet verder kan. Hij strijk een pluk haar achter mijn oor. Lief pakt hij mijn gezicht vast in zijn handen. Hij buigt voorover en laat zijn lippen zachtjes langs die van mij strijken. Een lichte kreun verlaat mijn lippen en mijn handen verplaatsen zich naar zijn nek. Hij drukt zijn lippen nu iets harder op die van mij. Zijn handen liggen op mijn heupen en glijden zachtjes af naar mijn kont. Hij bijt zachtjes op mijn lip, zodat mijn mond een stukje open gaat. Hij duwt zijn tong naar binnen en knijpt tegelijkertijd zachtjes in mijn kont. Ik giechel en wikkel zijn haar om mijn vingers.

Na een intense zoen haalt hij zijn lippen langzaam weg. Ik kijk in zijn ogen. Een verliefde blik is te zien en mijn wangen kleuren langzaam roder. Achteruit loopt hij weg, de duisternis in. Voordat hij helemaal weg is geeft hij nog een lucht kusje en dan verdwijnt hij echt.

Met een gelukkige glimlach loop ik terug naar binnen. Ik ga terug in bed liggen. En die nacht droom ik verder over Alec.

~pov Finn ~

Iedereen is weer terug in zijn of haar huisje. Terwijl ik gaap loop ik de trap op naar boven. Ik laat me vallen op mijn bed. Mijn gedachtes gaan naar mijn huis. Het is echt zo raar. Overal ligt zout. Op de vensterbanken, voor de deur. Ook staan er overal kaarsen. Terwijl ik me op mijn zij draai val ik in slaap.

**

Langzaam word ik wakker. Slaperig open ik mijn ogen. Een klop op de deur maakt me helemaal wakker. Ik trek snel een joggingbroek aan en loop dan naar beneden. Ik kijk door de ramen naar buiten. Het is nog donker buiten en de maan staat op z'n hoogst. Wie klopt er nu weer midden in de nacht op mijn deur? Ik open de deur, maar er is niemand te zien. Geïrriteerd zucht ik en sluit ik de deur weer. Ik loop weer naar boven, maar als ik halverwege op de trap sta wordt er weer geklopt. Boos loop ik weer terug naar beneden.

Wederom is er niemand te zien. Voordat ik de deur dicht kan doen zie ik een brief liggen. Ik pak de brief en sluit de deur. Ik ga aan tafel zitten en steek een kaars aan. Een vreemde geur komt mijn neus binnen dringen en ik kijk even op. De kaars is hevig aan het roken. Ik schud mijn hoofd en richt me dan weer op de brief. Vluchtig lees ik hem door. Ik moet zout strooien om iemands huis heen. Voor bescherming of zoiets. Wat is dit voor vage opdracht? En waar haal ik zo snel zout vandaan?

Twijfelend loop ik naar de keuken. Ik open het eerste kastje boven het aanrecht. Bingo! Het hele kastje staat vol met potjes zout. Ik neem er drie mee en loop dan naar buiten. Ik moet het strooien om iemands huis heen. En dan is diegene beschermd ofzo. Ik besluit om zout om mijn eigen huis te strooien. Geconcentreerd ga ik aan de slag.

Als ik het hele huis gehad heb ben ik uitgeput. Ik loop terug naar binnen. Ik ga op de bank liggen en sluit mijn ogen. En ik vaar weg naar dromenland.

~pov Thomas~

Ik laat me vallen op mijn bed. Ik zet mijn bril af en wrijf even in mijn ogen. Ik voel me slecht. Ik heb aangedrongen om het spel te gaan spelen. Nu is het nog niet zo erg, ik bedoel we hebben alleen nog maar gestemt voor burgemeester. Maar wie weet wat er morgen gaat gebeuren.

Ik blijf maar piekeren over de afgelopen gebeurtenissen. Straks is het een of ander moord spel en dan heb ik gezegd dat we het moesten gaan spelen. Mijn ogen worden zwaarder en mijn gedachtes vagen langzaam weg. Mijn ademhaling word zwaarder en langzaam val ik in slaap.

Midden in de nacht schrik ik wakker. Ik heb intense hoofdpijn. Slaapdronken stap ik uit bed en wankel ik naar de badkamer. Ik trek het kastje open, op zoek naar paracetamol. Gelukkig ligt het hele kastje vol. Ik pak een pakje en druk er twee uit op mijn hand. Ik slik ze in een keer achterover en drink er een paar slokken water achteraan.

Als ik weer terug naar bed wil gaan, hoor ik een raam klapperen beneden. Ik gris mijn bril mee en loop naar beneden. Er staat inderdaad een raam open. De wind waait wild naar binnen en laat de gordijnen dansen. Snel sluit ik het raam. Ik draai me om en mijn hart begint in een keer sneller te kloppen. Een kleine schaduw valt over de tafel heen. Even flitst er door mijn gedachten heen dat er iemand is, maar dan zie ik de kaart die op tafel ligt. Opgelucht zucht ik en ga ik met de kaart op de bank zitten.

Dit is waarschijnlijk mijn opdracht. Wel raar dat ik hem midden in de nacht moet doen.

Zorgvuldig lees ik de brief door. Ik moet aan iemand denken en dan krijg ik de identiteit te zien van die persoon. Dit is best vet. Vooral omdat niemand het mag zeggen en ik er nu achter kan komen. Ik bedenk van wie ik het wil weten. Ik besluit om aan Fleur te denken.

Fleurs gezicht plopt op in mijn hoofd. Haar mooie blonde haren wapperen in de wind en haar lippen zijn felrood gekleurd. Ze glimlacht.

Opeens komt er een fel wit licht voor mijn ogen. Mijn hoofd doet pijn en barst bijna. Ik grijp naar mijn hoofd en zak op de grond. Ik zie Fleur weer. Ze huppelt vrolijk rond. Er is niks bijzonders te zien alleen Fleur. Nog een laatste flits gaat door mijn hoofd. Mijn hoofd klopt en voordat ik besef wat er zojuist gebeurd is, val ik flauw.

It's Not A Dream Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu